Vadernachten
Midden in de nacht schreeuwde Johannes het uit, hol en luid, galmend bijna, kerkhof, het kerkhof, ga naar …… De rest was onhoorbaar gemurmel tot het overging in snurken. Sirius schrok er erg van, ongerust dat de dood hem weg zou nemen, terwijl iedereen nog sliep. Wat moest hij dan doen? hij keek de kamer rond, waar zij met hun twee zussen samen sliepen. Ze ademden zwaar, dus sliepen vast gezond. Alleen, waar was de dood nu gebleven? Zou de dood, net als God, altijd bij iedereen aanwezig zijn? Nee, dan zou hij God zijn. Sirius legde zijn hoofd gerustgesteld weer op het kussen en wachtte op de ochtendzon. Een beginnend streepje dag in de hoek van het gordijn voor het bovenraam kondigde zijn makker al aan. Hij zakte weg in een diepe roes.
Tot plotseling uit de ouderlijke slaapkamer zijn vader schreeuwde dat hij de stilte in zijn ziel nu zat was. Dat het wat hem betrof de Laatste Dag was. Hij had het met zijn god nu wel gehad. De dood had kennelijk na het bezoek aan zijn broer, zijn vader beslopen. Misschien dat Johannes hem dat aanbevolen had, omdat hij dacht dat hij het kerkhof toch maar droomde. Niet echt een goed idee van hem, want wat moest moeder daar nu mee. Het was ook nog zondag, dus dat kwam helemaal niet goed uit voor een dominee. Maar toen Sirius uit zijn bed wilde komen, merkte hij tot zijn schrik dat hij zjjn ogen niet kon openen. Ik ben blind, paniekte het in zijn kop. De dood heeft me verblind vannacht.
Een dikke korst van die dood lag al over zijn ogen. Zou hij zo in een huis rondspoken? Smeert hij eerst alle ogen dicht en slaat dan toe? Het stond wel zo geschreven in het boek van alle boeken, dat een Engel des Doods hen kwam bezoeken die niet hun bloed aan de deurpost hadden gesmeerd, maar dit was wel totaal het tegenovergestelde of was hij besmeerd als uitverkorene?
De schreeuw werd gevolgd door een schrille lach. Ja, zie je wel dat jij het was, hoorde hij zijn vader gillen. Natuurlijk jij, wie anders kan een onbewaakte ziel zo kil verstillen. Terwijl hij voortraasde over zijn geloof en de almacht van Zijn Vader werkte Sirius met man en macht aan zijn gezichtsvermogen. De korst zat echter muurvast. Het deed zelfs pijn eraan te trekken. Voor het geval dat hij de anderen mocht wekken, sloop hij de kamer uit en vond op de tast de deurkruk van het ouderlijk slaapvertrek. Drukte hem naar beneden, maar werd met kruk en al de kamer in getrokken. Voelde zijn val gebroken door enorm geschrokken armen. Ach jochie, wat doe je nou, zei de man wiens geest zonet nog door de dood verkracht werd. De aanraking met een vliegend kind had hem weer zijn verstand gebracht voor deze nacht, maar ook het verdriet van zijn feitelijke geestesgesteldheid. Zijn dikke tranen zochten een weg en vielen op Sirius ogen. In nog geen minuut kwam het snot los, dat hij zelf erop moet hebben gesmeerd bij het neuriënd, rollebollend en snotterend misselijk worden om in slaap te komen
Kom, zei hij zachtjes, kom maar zo tussen ons in. Het is hier lekker warm. De ochtend wacht nog wel even. Zijn moeder draaide zich om. Sirius dacht dat ze van hen wakker was geworden en juichte: mamma, ik was blind en pappa heeft me weer ziende gemaakt. Ze snurkte dwars door zijn wonderbaarlijke genezing heen. Vader lachte om dat dwaze kind van hem en trok hem naar zich toe. Nu slapen jongen, anders ben je morgen nog moe. Zijn stem klonk zo lief, Sirius had hem wel kunnen bespringen. Maar hield het bij bovenop zijn dikke buik klimmen en keek van die bergtop op hem uit. Pappa, vroeg hij, bewaakt God alle mensen die slapen snachts, zodat hun spullen niet worden gestolen als ze een poosje met hun geest uit de tijd zijn? Vader moest er erg om lachen, waardoor Sirius hobbelend verder oreerde. Is God daarnaast ook de tuinman als de bloemen dorst hebben snachts of de buurman die onze heg wil snoeien?
Dat van die tuinman kon vader nog wel waarderen, maar de buurman was over de grens. Hij keek Sirius ernstig, bijna streng, in de ogen. De buurman moet de weg naar God zelf zoeken, kind. Zolang hij niet onze natuurlijke staat erkent, kunnen we niks voor hem betekenen. Het leek wel alsof hij zo alsnog met hem kon afrekenen, omdat hij de onze heg niet goed onderhouden vond en mijn vader daar kennelijk te vaak op aansprak, zocht Sirius naar een voor hem aannemelijke verklaring. Hij zou heel wat jaren later, daar het fijne pas van weten. Dat het ging om een zondige staat, waarin je met kennis van het kwaad als mens absoluut rechtschapen in een verder heidense wereld moest verkeren, wilde je echt God eren. Te ingewikkeld voor een kind, maar ook weer te kinderlijk voor een volwassene, en een bron van oneindig verdraaide zelfwaarderingen. Gelukkig dat hij daar nog niets van wist en zijn vader dat zo ook liever liet en misschien wel altijd zo had willen laten, sliep Sirius mooi nog even in zijn armen tot de ochtendvogels hen wakker loeiden.
Vadernachten komen maar zelden in je leven voor, alleen als God even ophoudt met buurtwachten, was zijn eerste religieuze ervaring met het leven in de schaduw van de dood.
Mooi verhaal met prachtige zinnen
bijna word ik trots op de taal als mijn taal,
maar paco, we weten dat het altijd geleend of gestolen is
bewijs:
"De morgen loeit weer aan" schreef Tip Marugg
over de vogels die tegen de rots te pletter slaan door dat scherpe licht
terwijl hij er in zijn katerslaap erdoor verstoord werd
ik kan die nog identificeren en arresteren
de rest is een zelfverdenking waarvan ik het bewijs nog niet rond heb
Mooi Marius. Het leest heel goed. (als domineesdochter ook wel herkenbaar, wat betreft de fantasieen als kind) Hadden jullie bijbelse namen? (hoewel Sirius dat niet is) De vader van Michael Zeeman was ook dominee. Zijn kinderen hebben allemaal een naam van een engel.
@ flip
fijn dat te horen
dominees en kinderen
voeg je die samen
dan heb je een raar stel woordverslaafden
die het liefst (wat mij betreft) de bijbel zouden wille (her)schrijven
nee geen onmiddelijke Bijbelse namen hoor,
niet zoals ik ze geef, maar wel afleidingen ervan
de oorspronkelijke versie was met de echte namen,
maar twee broers van mij zijn dood en de derde (de oudste) leeft nog
eigenlijk uit respect geef ik ze de naam die ze geestelijk droegen
om zo ook controversiële zaken aan de orde te kunnen
brengen, zonder ze ermee te belasten
die zaken zitten in twee hoofdstukken
die ik overigens hier niet publiceer
Sirius heb ik gekozen voor mijzelf in het verhaal
ik ben een ijdeltuitje, die zo omslaat in pure verlegenheid met zichzelf
Sirius is de helderste ster in het sterrenbeeld De Grote Hond
en na de zon de helderste aan de hemel
maar heet niet voor niets de Hondster
vernoemd naar de heetste dagen van het jaar
waar ik totaal niet tegen kan en smelt als het ware…..
Dat is wel lief van Michael of zijn vader (?, want ik las eerst dat Michael zijn kinderen zo zou hebben genoemd en daarna dat hij één ervan zou zijn)
En heeft hij ook het lef gehad om het zonnetje in huis
Lucifer te noemen?
Dat zou ik helemaal fraai vinden.
Juist daar breekt het christendom zijn benen: een morgenster, die m.i. staat voor de zon, is Lucifer genoemd (lichtdrager) en stond in Jesaja oorspronkelijk voor een koning die zijn macht verloor.
Tegelijk was Ra in Egypte de zonnegod.
Wellicht wilde Jesaja daar korte metten mee maken, door vals over hem te getuigen.
De interpretatie dat dat de Satan opleverde, is een vertaling waar we nooit uitkomen.
Het kwaad dat zo menselijk is hebben de kerkvaders door de duivel zijn naam te geven op die wijze buiten het goddelijk systeem willen wegwerken als een vuiltje op ons blazoen.
Ik heb altijd beweerd dat Lucifer best uit het mandje mag zijn gevallen, maar net als iedereen er weer in mag klimmen.
Jesaja was ook meer een schoonschrijver dan een kenner van de allegorische verbeeldingen in zijn tijd en heeft het slechts (mijn 2e interpretatie) in dat vers over een koning die geveld ligt, terwijl hij overwinnaar is van alle volkeren.
Overwinnaar van alle volkeren, dat was nou net kenmerkend voor koningen die een goddelijke status claimden. Zoals de faraon die eenmaal dood Ra werd genoemd.
Het is ook het kenmerk van de wraakzuchtige God, die in het OT overheerst.
Het spannende van het Oude Testament is juist of je er beschreven ziet in allerlei bochten dat men met het polytheisme niet verder kwam om zijn bestemming te bereiken en daarom (vermoed ik via Amon) het monotheisme bedacht, overnam, per toeval of ingeving,
In die strijd tussen MONO en POLY gaat het m.i. om de eeuwige terugkeer van de strijd om de hegemonie tussen koningen die aan het einde elkaar naar de KROON steken.
Het is een logisch proces: erv is altijd iemand de beste en die wordt vervolgens wraakzuchtig als een ander meent hem toch pootje te kunnen haken. Kijk naar onze Sven Kramer, hij rijdt pas keihard en verbeten als iemand hem naar de kroon steekt en wat zien we een goddelijke tijd, een goiddelijk strijd, waar hij ver de anderen achter zich laat.
Wat smullen we daarvan. Sven moet oppassen, met svenergy bergint zxijn evangelie en straks is er een sekte enz.
@Marius
nee, niet Michael, maar zijn vader en moeder hebben hun kinderen engelennamen gegeven.
ja, Sirius is een mooie naam. had ik even bij wikipedia opgezocht. Ik geef mijn broers en zussen ook altijd een andere naam als ik over hen schrijf. Interessant wat je over Lucifer schrijft. Ik wist niet beter dan dat hij de duivel was.
De vraag op je schilderij is weer waanzinnig goed.
Ongelofelijk.
Echt geniaal.
Marius, ik raak helemaal ontroerd bij het lezen van deze episode.
@ flip
wat een prachtouders, maar jammer dat er niet eentje
naar Lucifer is vernoemd.
De hele strijd tussen orthodoxie en vrijdenken,
draait om de demonisering van Lucifer,
van Het Kwaad, voor mij.
Nog sterker geldt dat voor het doordenken van het belang
zich rekenschap te geven van de valkuil van ewn absoluut
onderscheid tussen goed en kwaad.
Het buiten de goede mens plaatsen van het kwaad,
is het graf geworden voor hele beschavingen, waarin
het kwaad speels bezworen werd of zelfs opgeroepen
om ervan te genieten.
@ Maria
De vraag is ook historisch juist. Mijn broer en ik waren voor elkaar
(en samen voor het gezin bleek later) telkens weer
een databank van uitspraken in familiekring gedaan.
We hoefden ze niet te noteren, omdat we ze tot mijn
vijftiende in bed doornamen en zo ons vermaakten
met een regime dat steeds orthodoxer werd.
(fundamentalistischer zeggen we nu)
De familie is het minst onderhouden museum,
waar wat je gedaan, gezegd en beleefd hebt
afhangt van het collectief, dat je ooit met elkaar
vormde, waardoor de biografie het moet doen
met flarden van de werkelijkheid (in elkaars geheugen)
die destijds vol zat met spanningen tussen de cultuur thuis,
die van de gemeenschap en die van de maatschappij.
Toen ik af moest studeren als sociaal psycholoog
is helaaas mijn onderzoeksvoorstel om het belang
van het opslaan ervan aan te tonen lacherig van tafel
geveegd. Dat belang had ik omschreven als de sleutel
tot het microbeschavingsproces in gezinsverband en als
verdediging van de familie tegen de antipsychiatrie die
zo simpel de dood aan dat instituut verklaarde.
(The death of the family, van David Cooper, die zo paradoxaal
als die psychiatrie was juist in een nog enger familieverband
hun heil zochten: The Villa, een commune met de patient als vader)
In onze hoofden houden we hooguit een paar kralen in tact.
Zonder ‘notulen’ raken dagelijks literatuurschatten verloren.
De genius is vooral het gezin dat elkaar altijd wat te vertellen heeft.
@ Lidy
Nu ik deze jeugdherinneringen opschrijf, geven de tranen me
de historie in ‘gevoelens’ terug en schrijven die emoties de tekst.
De lading van veel wat er zomaar staat, is niet te tillen:
Johannes was toen 8 jaar, door prenatale oorontstekingen
op een flinke achterstand gezet in een gezin dat over elkaar
heen tuimelde om het hoogste, het scherpste, het brutaalste,
het meest gedurfde, het grappigste en het bevindelijkste
gezegd te hebben. Naast de enorme berg taboes in een
orthodox christelijk leefverband was er een peilloos diep
dal in de omgang met elkaar. Johannes was in dat dal
het vaakst het haasje. De jongen is ongelooflijk gepest
met zijn achterlijkheid. Het kerkhof moet voor hem de
hemel zijn geweest. De eettafel de hel, want daar was
de arena voor het bekvechten als vader op pad was
om geloofsdaden te verrichten en de pijnbank van
de ouderlijke beschaving als hij thuis was en ieder
in het LATIJN de oren waste. Voor Jan (ltssertje) en
voor mij (mulootje) bestond daar de vernedering
niet deel te kunnen nemen en in vaders ogen
ook niet echt te bestaan. Jan liet zich nog ringeloren
met bijjles op vaders studeerkamer vanaf zijn elfde.
Hij redde het echter nooit aan tafel, waardoor hij zijn
eer wel moest verdedigen met geweld. Hij werd een
volleerd messenwerper…
Ik was al vroeg een Angry Young Man in gezinsverband.
Onhandelbaar, een superdriftkop, mijn bijnaam
was De Bom (wat destijds verwees naar de Atoombom)
en vader had geen greep op me. Die keren dat hij
me dwong om tafel en roos in het Latijn te verbuigen spuwde
ik de woorden uit in het platste dialect dat in me
opkwam. Mènzaai koste me een klap vol in
mijn gezicht en toch schijn ik het vol te hebben
gehouden tot hij het op bevel van mijn moeder
opgaf mij te beschaven in dode talen,.