Sirius kan zich niet meer precies herinneren wanneer hij b. voor het eerst ontmoette. Het zou in 1966 kunnen geweest zijn, toen hij in het Haagse Bos de gehele natuur lief had en zich tussen de planten, struiken en bomen als vleesgeworden fantasie aan een ieder aanbood wiens voorkomen hem aantrok of vice versa tegen een schappelijke prijs. Zijn geweten speelde hem echter parten. Als bijna belijdend lidmaat van de Nederlands hervormde kerk op Gerformeerde Grondslag bevond hij zich in een lastig parket. Hij wilde het Verbond met God op zijn manier blijven voortzetten, maar kon zijn verlangen naar de hitte van mannen en vrouwen niet verloochenen dat voor die god nou net een grote gruwel was. De oplossing van hoereren stond echter geen betrouwbaar geheugen toe.
Of in 1967 toen hij tegen de buurjongen van b. aanliep, de zoon van de klokkenmaker, wiens zaak enkele panden verwijderd was van de slagerij waarboven b. zich op een kamer had genesteld. Zijn geheugen maakte er meteen een passende scene van. Sirius had de jongen al eerder naar zich zien kijken, maar sprak hem nu aan en zag in een flits b.’s jaloerse blik. Dezelfde blik die zijn vriend p. drie jaar later zou waarnemen toen b. vernam dat Sirius met f. uit U. naar bed was gegaan.
Beide keren zijn mogelijk, maar meer waarschijnlijk is dat hij samen met p. b. op straat tegenkwam, en b. p. aansprak over hoe het ging met zijn scriptie over Gerard Reve. Sirius was meteen verliefd op b. en liet hij er geen gras over groeien. B. nodigde hem uit op zijn kamer. Nog dezelfde dag zat hij in een Louis-XV-stoel tegenover b. op een krukje lacherig van het blowen in zijn studeer-, huis- en slaapvertrek om zich heen te kijken. Om te eten zag hij nergens een voorziening. B. at vermoedelijk niet thuis. Bijna alle wanden waren net als in de studeerkamer van zijn vader behangen met boeken. Alleen had b. de boeken neurotisch strak geordend. Boven de deur hing een portret van Adolf Hitler, de wereldkampioen smetvrees voor onze tijd, waarop hij volgens Sirius geheugen de ene keer een grijs uniform droeg, de andere een tiroler vakantietenue en soms een slordig colbertje. B. vond het portret ophangen op zich al ironie. Sirius meende dat A. voor dat effect een wat eigentijdser uiterlijk zou moeten aangemeten worden en schetste b. een langharige dictator met een querilla-petje op en in zijn ogen hakenkruizen. Hij schaterde en die prachtige lach trok hem bijna uit zijn zetel, maar hij werd furieus toen Sirius het portret wilde retoucheren.
Wanneer die ontmoeting precies plaatsvond, kon hij niet uit zijn geheugen noch zijn brievenarchief opdiepen. Het moet uiterlijk in 1969 zijn geweest. Het meest roerige jaar in zijn leven. In 1968 had hij met zijn familie gebroken. Voor de derde keer was hij weggelopen, maar nu kon hij bij p. onderduiken en zo eindelijk zijn dubbelleven aan de kant zetten. In 1969 deed hij volop mee aan de bezetting van de universiteit, stierf zijn vader, brak hij met zijn beste klant, had hij overwogen zijn eerste vriend (p.) te vermoorden en moest hij zijn propedeuse halen, anders was het afgelopen met studeren. In het archief trof hij alleen het eerste briefje van b., aan, waarin hij hem ironisch stimuleerde om zijn propjes te halen door ervoor te studeren.
Sirius was in zijn herinnering vrij vaak op b.’s kamer geweest, al kwam hij minstens even vaak tevergeefs langs. Dan was b. niet in staat hem te ontvangen. Hij veinsde aan de deur dat hij bezoek niet kon verdragen. Later schreef hij in zijn boeken dat hij toen al zwaar aan opiaten verslaafd was. Sirius herinnert zich alleen dat hij uit zijn boekenkast een kistje haalde met daarin een flinke spuit, waarmee hij zich zou injecteren. Echter, toen Sirius een keer opium had gerookt, was hij niet van hem weg te slaan. Hij wilde alles weten over de effecten en keek nog meer naar hem op dan hij al deed. Waar b. een groen blaadje was wat betreft de drugs, was Sirius groen als het ging om openlijk voor je seksualiteit uit te komen.
Nu kijkt hij op die periode terug als de vleeswording van twee groene blaadjes, die ze voor elkaar waren en zouden blijven. Tussenwezens, die hun ware identiteit nooit geheel prijsgaven en in werelden verkeerden die de ander nooit zou kennen en mocht kennen, want het waren hun strontputten. Ze stoofden elkaar een kool met hun afweer, maar konden wellicht daardoor hun krachten bundelen om de hele samenleving om te turnen, die niets moest hebben van flikkerij en zeker niet van hun adoratie van jonge jongens. Sirius zag die knapenschoonheid in b. zelf. B. in Sirius smaak voor fantasieverhalen over minderjarige Werthers.
NB
Deze feuileton is nu verkrijgbaar in een album met meer afbeeldingen en duidelijker facsimile dan hier konden worden geupload bij:
Mooie serie, Marius
Het wordt een interessant verhaal. Uitstekend geschreven bovendien! Ik ga het volgen en ben benieuwd.
Ga zo door! 🙂
Ik lees het graag.
@ paco
dank je zeer en
weer heb ik het onvolledig ingezonden
b. zal toch niet in cyberspace me posthuum kooltjes blijven stoven?
@ Wattman
ik neem je compliment graag in ontvangst
maar om me te volgen zul je twee keer langs moeten komen
het inzenden wordt buitenaards gefilterd
ik zal voortaan eerst kijken op er staat wat er moet staan
@ RobertK.
dank je voor de aanmoediging
ik hoop dat je voor de volledige tekst en natuurlijk de facsimile van zijn briefje nog hier terugkomt
zeer mooi
en je compliment ook, maria
Altijd recommandabele inzending Gr Rob
Erg mooi, Marius. Geboeid gelezen.
@ Rob
dat wil een blogger nou horen, dat je lang moge leven rob
@ Flip
dat doet mij goed,
hoe boeiender het wordt gelezen
hoe ongebondener ik erover kan schrijven / – ; {]
Leuk om zo’n briefje van Büch te bezitten.
Met de kennis van nu natuurlijk!
Mooie apotheose, inderdaad, goed dat je me even tipte!
Ik was ook maar even komen aanbeveeln
@ RobertK.
Ja, en wat zou het waard zijn….
met de kennis van nu niet zoveel denk ik
als de nog komende twee ‘souvenirs d’amour’
@Wattman
zonder dat slot was de quintessens onder water gebleven
ps
ik kan het niet laten voor je het plaatje een legendaatje te geven
de tussenwezentjes staan rechtop in een vleesetende plant
die bekend staat om zijn rioolgeur: de Cephalotus follicularis
Ook de vorige aflevering graag gelezen. Het fabuleren was niet alleen b zelf vreemd, vermoed ik, maar goede kost doet eten.
@ Rikus
zo lijkt het wel een receptie
ik jubileer niet hoor…
@ Zich
als schrijfplezioer leesplezier, verwerkt, dan is de cirkel rond
dat fabuleren is bij mij overdrijven en was bij b. aanvankelijk ook zo
daar konden we samen ook weleens plezier om hebben