Voor de schending van de eerbaarheid mist de tekening een belangrijke waarde: de aanwezigheid van een kwetsbaar subject. De tekening van een zedendelict is juridisch dan ook onbestaanbaar, hoe hard de kunstenaar mag gillen dat hij die titel toch niet voor niets eraan gegeven heeft. Ook in hoger beroep zal hij zich moeten verzoenen met het feit dat hij zijn fictie niet die draai heeft kunnen geven. Boos slaat hij de deur dicht van de neprechtbank, die hem belemmert zijn taak in deze te vervullen. Ze hebben me de vrijheid van expressie ontnomen, jammert hij tegen de pers, mijn fictie uitgehold tot een lege dop.
U maakt het ons niet altijd makkelijk en dat hoeft ook niet 🙂
Wat denk je van de schrijver, die heeft het zich ook niet gemakkelijk gemaakt met dit stukje cryptische rechtsfilosofie 🙂
Mooi!
Fijn!
“Een tekening is feit noch fictie”. Wie tekent daar voor?
Een prutser. in dit geval een ‘neprechtbank’ of een ‘neptekenaar’. In hoger beroep zal dat pas duidelijk worden. Tenzij zijn advocaat ervoor tekent om dat zich erbij neer te leggen.
Wanneer ik het goed begrijp heeft u met de rechtsspraak van doen (?)
Geloof het of niet maar ik ook en ik kom er niet uit…..het recht zal zegevieren….
(boeh)
Idd strijd ik nog altijd voor mijn grote gelijk tegen hun bierkaai: de zeephelling van hun gladde regels (bah)