Om naar het leven na de winter over te gaan zijn zoveel verhalen bedacht, we zouden ons hoofd verliezen als we ons er echt in verdiepen. Nooit meer in staat zijn de goede keuzes te maken, terwijl dat juist nodig is om je hart te vinden voordat de winter je doodt. Maar gelukkig al vroeg beseften we dat die tijd niet naakt mocht blijven.
In aangrijpende beelden gehuld wisten we de koude duisternis te overleven, waarin we met de hele natuur voor korte duur ondergedompeld waren. Vrijwel elke beschaving heeft de noodzaak gevoeld een passende mythe en rituelen te bedenken die de zon, het vuur en het liefst het licht zelf in volle kracht op aarde doen terugkeren.
Daartoe zijn verschillende hemellichamen vereerd, is de zon een verloren zoon geworden, Saturnus als vuurgod tot zinnebeeld van de winterse dood gemaakt evenals Molech, Kronos, Nimrod en Vulcanus. Allen alleen vermurwbaar door kinderoffers, die zij als zonen verslinden zodra ze geboren zijn, want “door het goddelijke vuur zouden alle onreinheden voortgebracht door vorige generaties worden gereinigd.”
Het zuiverend vuur gaf het goddelijk licht door dat nu nog wereldwijd geweven wordt in de schaduw van de jaarlijkse dood van de winter. Het heeft voor eeuwig het goud gesmolten van de draden tussen de door menselijke offers bebloede ijsbloemen voor het net dat de lichtekooien verbindt, in wier schoten het meel als maagdelijk witte sneeuw het licht reflecterend dat voor de nieuwe dag geboren wordt.