Archief voor de ‘Boodschappers’ Categorie


Proefschrift A3

Toen de mens koper leerde bewerken was er nog geen schrift uitgevonden. Voor wie in een schepper gelooft, moet dat een flinke verrassing (geweest) zijn. Immers, uit zijn woorden vloeide alles voort. Dan is het toch onbestaanbaar dat hij op die uitvinding moest wachten tot de mens er behoefte aan kreeg. De mens moet dus al vroeg goddeloos zijn geweest.

Wie op het idee kwam, is niet meer vast te stellen. Wel dat het schrift al gebruikt werd voordat Abraham boodschappenjongen van drie religies tegelijk werd. Het was in ieder geval niet het woord van zijn god dat noopte de schrift uit te vinden. Archeologen hebben andere verklaringen bedacht.

Hun verhaal luidt dat pas op het einde van de kopertijd (ca. 3300 v. Chr.) er behoefte aan ontstond. Deze kwam voort uit een toenemende vraag naar boekhouding in de handel. Maar ook naar een onbetwijfelde vastlegging van de rechtspraak in de hiërarchische samenleving nam de vraag toe. En (natuurlijk) was een nette administratie van de belastingafdracht aan de gemeenschap een belangrijke bron.

Deze grote stap in het beschavingsproces is als het ware ontstaan door onenigheid of vergeetachtigheid, waar de handel, de rechtspraak en de belastingafdracht door bemoeilijkt werden. Men legde heel creatief in pictogrammen vast wat niet meer tegengesproken kon worden. Nu wil het geluk dat in Vlissingen zo’n pictogram gevonden is, waaruit we kunnen opmaken dat het vroegste schrift een proefschrift was van metaalbewerkers.

Volgens de lokale archeoloog wijst de zeer fijn getekende voorstelling op een beschaving die zich bewust was van de grootte van die stap en al meteen een religieuze waarde eraan toekende. Die interpretatie ontleent hij aan de altaarachtige opstelling van het boek. Hoe het ook zij, de eerste poging was niet meteen raak. Het koperdraad liet zich te gemakkelijk buigen en dat zou voor de geschetste behoefte geen soelaas bieden. De vrees was dat men ermee zou knoeien. Wat met de kennis van nu niet onterecht is gebleken.


Onbevrucht 2

 

Uit oorlellen gemaakte tongen

vatten De ontdekking van de hemel

samen in een sacraal ogend beeld

van gejongleerde dooiersprongen

..

vormen schepachtige ledematen

spelend met de natuur

een gevaarlijk spel

jegens de menselijke structuur

Onbevreesd voor de almacht van

wie de techniek beheerst zonder gelijken

ziet  zij ernaar uit met zulke sensuele handen

het leven zintuiglijk en motorisch te verrijken

….

Het reptielenbrein kan eindelijk smaken

waar slangen mee overleven en zich vermaken


Onbevrucht

Op de rand van de bakplaat poept ze onbeschaamd en zonder een spatje eiwit een prachtige, bijna goudgele, dooier. Zie het dier als vrucht, kakelt ze wanneer ik verbaasd naar haar bedoelingen vraag. Ruik je de gisteren geoogste mais en de heerlijke, ongemalen verteerde, granen?

Ooit waren jullie eters van alleen planten, dronken je verre voorouders elkaars melk. Dat deden ze voor het binnenkrijgen van vitaminen die in vlees voorkomen en gelukkig ook in eieren, onderwijst ze mij op het frikkige af. De enorme kip, die toevlucht heeft gezocht in mijn keuken vanwege de eetlust van mijn buren, leert me dat haar onbevruchte eieren van nature bestemd zijn voor menselijke consumptie. Waar zijn ze anders goed voor?, parafraseert ze een bekende koffiecupreclame.

Volgens haar is het echter verstandig om af en toe een stukje goed vlees te eten. Het liefst van een dier dat veel gras heeft gegeten. Drie eieren per dag kan ook, maar dan mis je variatie. Dat zou op den duur niet goed zijn voor je gezondheid dan wel je eetlust, besluit ze haar voedingsadvies.

We zouden ook elkaar kunnen opeten, opper ik als alternatief. Per dag vallen er tegenwoordig genoeg slachtoffers, die nu nutteloos onze mond voorbij gaan. Het scheelt bovendien een steeds duurder wordende begrafenis en alle kosten die erbij komen voor het opbaren tot en met het grafrecht.

Dat doe je niet, protesteert de hen, zelfs als dier eten we de eigen soort zelden op. Fijntjes wijst zij op het onsterfelijk verleden van dat taboe. Al spring ik een gat in de lucht met kreten als ‘leef in het nu!’en ‘geniet van het moment!’ Zij houdt vol dat we dat helemaal niet kunnen. Niet zozeer vanwege een ethiek. Jullie brein kan niet zonder het verleden functioneren, spot ze met mijn nieuwlichterij.

Talrijke ervaringen zijn, volgens het erudiete dier, op een geheim plekje in ons hoofd opgeslagen. Zonder die database nemen we geen besluiten en kunnen we ook niet zien wat we denken te zien. Het dier als vrucht beschouwen is kennelijk deel van onze ervaring, stel ik peinzend over mijn eetlust vast De mens als eetbaar beschouwen niet. Of het is ons ooit slecht bekomen. Althans zo proef ik opeens in mijn gedachten.


hermesjong

Van de boodschappenjongens was Hermes de stoutste. De Griekse boodschapper van de goden verdween helaas met de komst van het christendom van het toneel, omdat hij zich niet liet voegen in het script van louter engelen aan Gods kant en louter kwade geesten aan de kant van Satan. De goddelijke schelm droeg immers beide zielen in de borst, waardoor goed en kwaad in hem samenkwamen. Terwijl de christenen net de geweldadige God uit het Oude Testament hadden gescheiden van de liefdadige God uit het Nieuwe Testament.

Hermes was als innerlijke gids van de menselijke ziel te zeer voor hen een plaaggeest, die uit zou zijn op misleiding in plaats van verlossing. Voor wie zonden als doornen in het vlees staken, was hij niet de boodschapper waar men blind op kon vertrouwen dat het allemaal wel goed zou komen met de mens. Het christendom wilde per se nare voorvallen uitsluiten. Haar handelsgeest zocht en vond dergelijke waarborgen; en wel in de hand Gods. Onverwachte gebeurtenissen kregen het teken dat er wat mee gezegd werd voor de goede verstaander, namelijk degene die blind in hem geloofden.

Een min of meer synchroon samenvallen van goede en kwade gebeurtenissen kan ook de christenmens echter niet uitbannen. De realiteit bestaat daarvoor te zeer uit toeval, waarin de oude Hermes de hand lijkt te hebben. Zinvol toeval, de literatuur kent veel van dergelijke verhalen. Ze hebben de taal verrijkt met spreekwoorden, die als waarheid de ziel vermaken. Van een gelukje bij een ongelukje tot als je het over de duivel hebt, trap je hem op zijn staart. Men voelt zich behoed door het geluk dat men toevalt, wetende van de hoogmoed voor de val.

Paranormaal lijkende voorvallen krijgen in steeds meer boeken een sacrale betekenis, die de wereld ten diepste bijeenhoudt. Springende waterleidingbuizen in een koopwoning worden door de aspirant koopster ervaren als teken dat het huwelijk met haar man ondraaglijk is geworden en dat ze daar bijtijds op geattendeerd wordt. Al is het verhaal nog zo gelaagd met twijfels over het waarheidsgehalte van de menselijke ervaring.

Synchroniciteit doet ons, door de gedateerdheid van ons brein, de werkelijkheid nu eenmaal gemakkelijk ervaren zoals de oude Grieken zich de zin van alle gebeurtenissen verbeeldden. Moderne mythen en magie spelen zich af in bibliotheken, wachtkamers en bushaltes, waar het je kan overkomen dat je je verdiept in een boek over de magie van het toeval, waarin Hermes als verborgen geest figureert, terwijl tegenover je de ander zich vermaakt met een satyre op de hedendaagse comeback van Hermes. Alsof de boodschapper tegelijk met een zinvol toeval wil aangeven dat je hem niet al te serieus daarin moet nemen. Zoals grote schrijvers als Reve de lezer kan aangrijnzen.

In Ein Gott der Frechheit laat Sven Nadolny Hermes als God van het Kruis en de Nacht, en die van de Dieven en van de Kooplui, weer eens de held spelen die hij ooit voor velen was. Hij beschrijft hoe Hermes 2000 jaar geleden door de kreupele Technologie-God Hephaestus aan een krater zou zijn vastgeketend, tot een aardbeving in het voorjaar van 1990 hem van zijn boeien bevrijdt en hij zich in de armen stort van Helga, die op kruisvaart is. Samen oplopend mijmert hij over de zin van de afgelopen 2000 jaar veranderingen, die de mensheid religieus geen snars wijzer hebben gemaakt.

Sinds deze roman duikt de Griekse boodschapper van God steeds vaker op als figuur in verhalen en filosofische verhandelingen. De god van de sprong, de snelle greep, de gelukkige vondst en de brutaliteit steekt zijn kop weer boven het water van de moderne tijd en zoekt naar ons als zijn dorstige publiek. Zijn alter ego is een witte tijger geworden, die als een vis in het water dolt met het vlees dat de eng slanke Hermes hem treiterend voorhoudt, terwijl hij zijn staf met de twee slangen in aanslag heeft, en hem tracht te lokken in zijn bevroren domein met het neuriën van een stokoud kinderliedje:

Poesje mauw, kom eens gauw,

ik heb ’n lekker stuk vlees voor jou!

En voor mij, een vork erbij.

O, wat heerlijk smullen wij!

(aflevering 4 van een steeds langer gerekt essay over het samenvallen van literatuur en religie)


boodschappergoden

Dat literatuur en religie in het begin van alle beschavingen samenvallen komt door de boodschappenjongens. Als hele of halve goden zijn ze over de tong gegaan, totdat hun verhaal opgetekend werd door veelal anonieme schrijvers op basis van losse teksten. Het epos van Gilgamesj is daar een schitterend voorbeeld van. Dit heldendicht berust op losse verhalen rond diverse figuren die in het begin van het 2e millennium v. Chr. aan elkaar door werden verteld en los van elkaar werden opgetekend, waarin over ‘Bilgames’ werd gesproken en zijn alter ego Enkidoe. Men vermoedt dat de schrijvers kopieën van teksten uit de periode van de laatste opleving van Sumer hebben gebruikt, ongeveer 2112 – 2000 v. Chr. Ook is de 2e helft van een ander epos “Bilgames, Enkidoe en de onderwereld” er enkele eeuwen later aan toegevoegd.

De verhalencyclus bestond in de 18e eeuw v. Chr. al als een samenhangend epos op 5 tot 8 kleitabletten en omvatte 2000 verzen met als titel “Sjoetoer eli sjarri” (hoog rijst hij op boven alle koningen). Rond 1200 v.Chr. volgde er een eindredactie en kreeg het de titel “Sja nagba inoeroe” (hij die alles gezien heeft). Het verhaal van de grote vloed zou pas tijdens deze laatste redactie aan het epos zijn toegevoegd. Er bestaan oudere verhalen over de vloed in het Sumerisch en oud-Babylonisch van circa 2800 v.Chr., twee eeuwen voor Gilgamesj, zoals in het Atrahasis- epos. Dit oeroud Babylonisch epos verhaalt net als de Bijbel over de zondvloed en begint met een vers over goden die het zware werk doen en hoe dat leidt tot de schepping van mensen voor het dragen van hun lasten.

Oer-werkgeverschap

 

Toen de Goden het werk deden

en in de plaats van de mensen

de lasten droegen, ontstonden wensen

als konden we maar arbeiders kneden

 

Aan de hogere goden, de Annunki

die de mindere, de Igigi, toen al

het werk lieten doen, stelde Enki,

de god van de onderaardse waterval,

 

voor om mensen in te zetten

en schiep met moedergodin Mami

het voetvolk bekend van hun latere petten

tot Enlil, de god van de aarde, de hardere herrie

 

niet langer verdroeg van het gepeupel

en een zondvloed stuurde volgens hun gereutel.

Het universum is in het vaak opnieuw geredigeerde verhaal verdeeld over de god Anum die de hemel bestiert, de god Enlil die de aarde regeert en Enki de god van het onderaardse water. De vrome arbeider Atrahasis zou een rieten ark hebben gebouwd, zodat hij, zijn familie en enkele dieren de zondvloed overleefden.

Wat geschreven staat, is veel later heilig verklaard. Toen men het schrift ging lezen op zoek naar informatie voor het leven voor en na de dood. Dat kan algemene wijsheden betreffen als ook instructies over hoe je leven moet, maar vooral de kennis aan wat waar is; waar je ziel door wordt aangesproken, de boodschappen van de goden. Deze werden ontvangen door half-mythische, half-historische figuren zoals Gilgamesj en pas eeuwen later vastgelegd.

De teksten gaven de mensen een voor hen uitgepuzzelde blik op het verleden, het heden en de toekomst. Het lezen deed de werkelijkheid opnieuw geboren worden, zoals dat bij een goed boek altijd het geval is. Al vrij vroeg in de beschaving van de wereld nam het boek je mee zoals muziek dat met je kan doen, waardoor de geest zo op drift kan raken dat we spreken van piekervaringen.

Geluksmomenten, waarin je het gevoel hebt dat alles helder is, een geheel is en dat niets meer voor je bedekt is.

Vaak is zo’n heilige schrift van oorsprong poëzie, waardoor zowel de overdracht als de leeservaring dusdanig wordt versterkt dat de piekervaring langdurig wordt. Men is veranderd door het boek, bekeerd tot de boodschap, waar men geen genoeg van kan krijgen om deze steeds te herhalen, binnensmonds dan wel luidkeels. De piek zelf wordt als een hogere bewustzijnsstoestand ervaren, vanwege een extatische belevenis waarbij men zich een voelt met de wereld, in harmonie met de natuur en verbonden met een hogere werkelijkheid. De mystieke aard van deze ervaringen wordt vaak in het boek zelf verwoord door de hoofdfiguren, maar zijn nauwelijks door de aangeraakten in eigen woorden uit te drukken.

Hoewel de hedendaagse psychologie ze tot een natuurlijk verschijnsel herleidt, zijn het van oorsprong religieuze ervaringen. Men kan ze terugvoeren op de gevoelens van zelfverwerkelijking van uitzonderlijke profeten en zieners, die in alle bekende “hogere religies” de dienst uitmaken. Zij waren de eersten die euforisch waren over hun inzichten, intens geluk en welbevinden ervaarden bij wat ze meenden aan te raken of door aangeraakt te zijn. Emoties die gepaard gingen met de sensatie van een transcendente eenheid in de werkelijkheid, welke kennis aan een hogere waarheid teweegbracht zonder daar meteen een kopie van te kunnen geven. Niet de rede van een daadwerkelijk waargenomen ander Zijn vervulde hen, maar het gevoel de gehele wereld vanuit een totaal ander en veel ontzagwekkender perspectief te mogen zien dan ooit. Het zijn plotselinge ervaringen, zoals de (h)eureca, die verwekt worden door diepe meditatie of die zich door intense gevoelens van liefde manifesteren dan wel door de beleving van diepe aanrakingen door kunst of muziek of de overweldigende schoonheid van de naakte of juist de aangeklede natuur.

Voor dergelijke ervaringen kunnen taal en teken profaan zijn, zoals de eerste tekeningen die vrouwenfiguren en gestalten van dieren laten zien. Zonder dergelijke bekraste stenen, bomen en papier hadden we echter geen enkele code. Was het niet mogelijk te reconstrueren hoe we geworden zijn, toen ons DNA de trekken van een mens kreeg. Het DNA, de enige code buiten het boek dat de waarheid bevat, laat zich nog niet lezen als geschiedenis. Het zal net als ons brein een denkkader nodig hebben om als graal begrepen te worden, een interface om goden te verstaan.

Interface

 

Men zegt dat wij

slechts ons brein zijn

en dat de wereld ons pijn

doet via een chemische brei

 

in de grijze massa die het

innerlijk behang bedekt met

de kleurstellingen in het palet

zoals ’n diamantair ’n juweel zet.

 

De ambacht van de mens als soort

om van het leven iets te maken

gaf ons van binnen kaken

voor het kauwen op het woord

 

dat ons pas voedt als een Nabu het verklaart,

het hemels gezicht dat tussen mens en god staart.

*)

Nabu, die als de planeet Mercurius in het heelal vertegenwoordigd wordt, was een boodschappergod; een aartsengel avant la lettre. Hij bemiddelde zoals Hermes, de zoon van oppergod Zeus en de bergnimf Maia, tussen mens en god en bezorgde de boodschappen van de goden bij de mensen op aarde. In die hoedanigheid was hij tevens de god van het schrift.

Zijn naam klinkt in het Hebreeuwse woord ‘nabi’ door, wat zoveel betekent als ‘profeet’, ‘waarzegger’, ‘ziener’ en ook verwijst naar ‘boodschappergod’, die in alle godsdiensten voorkomt als degene waar god tegen heeft gesproken. Die titel keert ook terug bij de benoeming van de islamitische profeet met An-Nabi.

Naast de hierboven afgebeelde Nabu en Hermes staat Gilgamesj, die in zijn Babylonisch epos Enkidoe wanhopig vraagt wat de goden in zijn dromen aan boodschappen willen doorgeven. Allen kosmologisch aanwezig in dezelfde tijd, maar op een andere plaats op aarde al was deze dicht in elkaars buurt.

(wordt vervolgd)