Archief voor de ‘Gedichten’ Categorie


Op het hedendaagse sterfbed
ligt de mens op zijn buik te verlangen
naar een teug adem zonder pijn in de borst
terwijl de slangen in zijn kille nest zuurstof pompen
voor de eeuwige strijd om het voortbestaan
in de schemer van een purperrode avond.

Buiten regent de eenzaamheid langs de ruit
over de door de meeste mensen verlaten straten
kruipen zwerfkatten onder het afval uit van de horeca
pissen verdwaalde honden hun geur op luide avondklokken
vermenigvuldigen delende cellen hoofdpijnen in de kopjes
boordevol geschiedenis van een samenlevingsarm bestaan.

Zichzelf deppend onder een ‘quilt’ van gestikte mondkapjes
voor de vele persoonsvormen in zijn overbevolkte bovenkamer
maakt een leger bromvliegen van zijn gehoorgangen bulderbanen
aerosolen geladen met virusdeeltjes verstoppen zijn beide neusgaten
tot de president van de wereld uitroept dat het nu wel volbracht is
nu zijn stemmers ondersteboven gehangen wortel schieten
op de i-phone van zijn thuiswerkende zakenpartner
waar hij in een hologram post mortem voortleeft
kopstoten uitdelend als een zwarte specht
eeuwig happend naar de laatste adem.

Het eeuwige leven!

Geplaatst: 6 november 2020 in Gedichten
Tags:, ,

Kiezels eten kirt mijn kleine geest
met zijn darmen de tijd herdenkend
dat de onbeschaafde dood versierd werd
door de lijken vol te proppen met kleurige klei
tot uit alle lichaamsgaten bonte rivieren stroomden
alsof de aarde zelf in de doden was gaan wonen

om de skeletten heen werden tuinen aangelegd
met planten, mossen, grassen, bomen en struiken
op de vlakten tussen de versteende kleistromen
een menigte lichamen als een uitroepteken
dat de mens eindelijk opgenomen was
in het huis van alle oorsprongen

Het eeuwige leven

Geplaatst: 27 oktober 2020 in Gedichten
Tags:, , , ,

Dagelijks wandel ik uit 
 het dalletje waar ik woon 
 de dijk op naar de boulevard
 om telkens weer te bewonderen 
 hoe de zee nieuwe kustlijnen tekent
 in 't zand van 't strand en op het basalt
 van de dijkwering, op drooggevallen stroken 
 met haar Scheldemond markeert waar ik kan lopen
 over ribbels, schelpenpaden, zeewierruggen, lage hellingen
 langs kokmeeuwen, kwallen, kuilen, kragen, kromhout, kreken
 door regenbuien, zonnestralen en windvlagen gevormde schotsen 
 sporen volgend van hondenpoten, trekpaarden hoeven, zandkastelen
 dwars door verstuivingen, schuimvlokken, deltastromen, geul landschappen
 gewaterverfde schaduwen van de badgasten die genoten van de zonsondergang
 aangevreten repen plastic, achtergelaten door creaturen die niks geven om de natuur
 naar met algen, mossen en korstmossen beklede oude houten palen in de noeste branding
 waar in het drijfzand door zeeduivels bezeten hengelaars balanceren op de gladde dwarsbalken 
 die de eeuwig veranderende getijden omtoveren tot donkergroene monumenten vol kruisen en mollen 
 een notenschrift voor het windorgel van de vissersvrouw dat eindeloos het verlies van haar dierbaren berouwt. 

Mezelf zijn (5)

Wie ik ben wordt niet

door een waan bepaald

maar door mijzelf

op alle momenten

dat ik ben wie ik ben

omdat ik mezelf wel moet zijn

ik kan niet anders

dan mijn ik optuigen

met een zelfbeeld

als onderscheidingsteken

want wie wil er nu outcast zijn

per se niet thuishoren

tussen alle anderen

net als alle anderen

een spelbreker zijn (?)


Mezelf zijn (4)

De kunst verstaan

tegen de stroom in te roeien

voor een eigen plek tussen al die anderen.

De behoefte bevredigen

verbannen, verschopt en verworpen te worden

voor een eigen identiteit.

De geest rijp maken

met de illusie dat wijzelf bepalen wie we zijn

voor het rijk der vrijheid.


 

Mezelf zijn (3)

 

Een lijfspreuk voor wie

de tijdgeest het voor

het zeggen heeft

 

Een spijkerbed voor

de anderen die zo graag

over zich heen laten lopen

 

Een slaappil en een wekker

voor wie er gedachteloos bij willen horen

mijzelf zijn en blijven

 


Mezelf zijn (2)

Als een klopgeest waart de slagzin in mijn hoofd rond

mezelf te moeten zijn en blijven

op ieder moment dat ik ademhaal borrelt dit hersenzuur op

maakt van mijn hoofd een bovenbuik

waarin bellen als boeren een mond zoeken

om aan de druk te ontsnappen

al tegensputterend.

Jezelf niet zijn daarmee doe je jezelf tekort

ben je een dief van de portemonnee van het ik

de leverancier van je persoonlijkheid

zo zeggen de psychologen in koor.

Hun gezang moet de twijfels overstemmen

van wie meent dat zo’n credo het blad voor de mond verdort

je mondkapje wegkaapt om je niet voor wat je uitlaat te hoeven schamen.


Mijzelf zijn

Een naam is mij al te groot,

maar zonder ben ik niet

wie ik zou kunnen zijn.

=

Voor wie mij kennen wil,

zodat ik kan wonen 

tussen al het leven om mij heen.

Mij is van alle kanten bang

voor een ik als een ding,

een jas zonder armsgaten.

—–

Vlissingen, 26 september 2020


Huidenhaarblog

Je bent zoveel meer dan je denkt
zegt iemand in een duister genootschap
tot en met de kruik waaruit men leven schenkt
zonder dat bestanddeel hebben zij aan hem geen boodschap

Geworpen in hun midden
is hij een waarheid zo groot als een koe
die voor haar gras nog geacht wordt te bidden
terwijl zij geen woord kan zeggen, zelfs geen ba of boe

Hij hoeft er niet bijna dood voor te zijn
om over zijn lijf en leden te dromen
alsof hij er is uitgetreden van de pijn
van dat meer nooit het fijne te weten te komen

Of hij nu uitwijkt, inwijkt of ter plekke opfleurt
er is geen gevolg, een mens gebeurt

 

 


 

Kauwgom

Van een zelf gekozen levenseinde
Moet ze helemaal niets hebben
Ze gaat voor het absolute
Tot de bodem van het zijn

Het liefst drinkt ze de kruik leeg
Tussen mensen zonder doodsangst
Die het bestaan als kauwgom in de mond nemen

Verwante zielen verenigd in een clubje
Dat als vanzelf steeds verder uitdunt
Een dorsvloer vol plaksels achterlatend

 

Stille dood

Leven kun je niet voltooien
Denkt ze al een tijdje
Het boeit je of niet

Maar als lijk gevonden worden
Languit in de vestibule
Het idee alleen al maakt haar doodsbang

Van alle angsten lijkt haar deze het meest gerechtvaardigd
Aan de andere kant haalt met zo’n stille dood
Haar onopgemerkt leven wel de krant

 

Vergeten takjes

Ze leest de gevlochten levenslijnen
In de palmen van haar handen
Alsof het spinnewebben zijn en
Wijsheden erin stranden

Pluk-de-dag, Gedenk-te-sterven
Na Adem-in-en-langer-uit
Neemt ze eindelijk het besluit
De poeder zou anders toch bederven

Aan de vergeten takjes van een inbreker tegen de voordeur
Bloeide de bloesem volop in een smetteloos witte kleur

 

 


panthe-bloost

Gevangen in het net van plaats en tijd
spint zij haar draden met oneindig geduld
een leefwijze om niet te moeten wachten
op een liefhebber voor haar schat

Als schaduw van de twijfel
wekt haar naaktheid onverhuld afschuw
ligt zij in het midden van alle gedrukte leugens te zonnen
heb je een paard nodig om te kunnen vluchten als je haar spreekt

Zij die de duivel doet blozen
de veiligste leugen is, de kreet van ieder
ouder dan de rotstekening
is het spel van een enkeling

Zij verdwijnt als ze te dicht benaderd wordt
groeit omdat men haar groot maakt
wordt tevergeefs in graven meegenomen
in de broze armen van dichters getroost

Onveranderlijk is zij dood en mag je hopen
dat zij in de kist van een schilder begraven is


magistraal-blog

De waarheid is veel te vroeg gestorven
door een stomme schelp om zeep gebracht
van een woedende branding op het strand
klonk thuis nog slechts een flauwe ruis

Het was achteraf een bijna dood ervaring
eenmaal terug aan de rand van de brullende zee
braken de golven luid en duidelijk hoorbaar
in het slakkenhuis bij springvloed

Al is de waarheid aan plaats en tijd gebonden
wie haar wil spreken behoeft een paard om te vluchten
zeggen de Armenen, de waarheid is dakloos volgens de Denen
de grap is vaak het gat waardoor de waarheid fluit, zegt men in Japan

Voor een ode de branding geslacht en als een stokvis opgehangen getekend
Om niet aan de waarheid te sterven is er immers volgens Nietzsche kunst


Spookvlinder 4

 

Uiteengespat vragen doodshoofdvlinders zich af
wat de mens bezielt die op zomerse dagen
hen in een netje vangt en thuis ontzielt

Of dat dier bedwingbaar is dat hen met een speld zonder klagen
doorboord toevoegt aan zijn wand vol verzamelingen
en zo graag staart naar hun massapraalgraven

Tot op een dag zijn hebbedingen
spontaan ontploffen en hij op het glas
nog slechts de resten ziet van waar hij zo trots op was


Onbevrucht A3 zwart gat

 

Ik schreef elders over
de aantasting van je bestaan
door de dood van de ander
nu vraag ik me af
..
hoeveel zwarte gaten
zijn er al geslagen
in het glazuur van het leven
dat je niet meer met hen kunt delen
;;;
of is er sprake van één zwart gat
dat groeit bij ieder opgeslokt levenslicht
wat het als een verse dooier
slurpend consumeert
,,,,
soms denk ik
al dat leven dat is geleden
daarmee deel ik een verleden
en roep de namen op in het gat


									

Lieve Herfst

Geplaatst: 15 november 2015 in Gedichten
Tags:, , , ,

Flesh tweet 2 aabb

 

Strijk vandaag gerust wat langer

door de haren van het zo geheten zachte land.

Verhoor de bedes, maak ons niet banger

met nog meer koude kogelregen uit de losse hand.

..

Zet als het je belieft in lange uithalen

je lied neer en wis daarmee uit al het vuil

dat aan het leven kleeft waar ‘k me in verschuil

voor de lange messen van de halve wereld vol brutalen.

Blaas alsof het slechts om dode bladen gaat

de echo’s weg van hun automatische pistolen.

Wij willen geen speelbal zijn van het lot noch het chagrijn

een bijgedragen steen te zijn, begeleid door snikkende violen.

….

In weerwil van de afbraak van het leven dat heerst op aard

groeit uit wat ook jou het teerst is, Pegasus, het dichterspaard.

 


Waar was de mens nog meer

Fladderen als een vlinder
door de moestuin van zijn vader
al appels plukkend, bessen ritsend,
pruimen stelend en de knekels van het fruit
met zijn vrienden ronddragen in vaders klomp

Niets kon het spel bederven
tot zijn schoffel plots gods toorn
doorgaf in een keiharde lompe stomp
toen hij met zijn vriendjes geheel opging
in een christelijke begrafenis van het klokhuis

Ziedend over een pasje van zijn kind
die er zelf totaal geen fout in kon ontdekken
vernederde hij hem voor het oog van zijn wereld
en verwekte in een nacht tijd een levenslange angst

Vanaf die dag voelt hij de dierlijke jacht op de ander
vraagt hij zich af waar is de mens nog meer?


Indruisen

Alweer een weekje lukt het niet zonder pijn te tekenen. Toch wil ik een blog maken en heb snel iets in elkaar geflanst als illustratie van wat me al een tijdje bezig houdt. Dat de werkelijkheid, vaker dan we ervaren, indruist tegen waar we zo zeker van denken te zijn.

Het fenomeen dat je gewoonweg je ogen niet gelooft, is iedereen bekend. We zijn nu eenmaal overtuigd van ons kijkglas waarin alles is zoals we denken dat het is. Maar eigenlijk is dat zelden het geval.

Zoals een zeehond van ver af, eenmaal dichterbij, het opgezwollen lichaam kan zijn van een radeloze man die zich heeft verdronken. Terwijl jij nog dom ginnegapt, dat de waterpolitie nu ook al zeehonden in hechtenis neemt.

Opeens valt wat je zag in duigen. Je wordt geconfronteerd met een ontkende werkelijkheid. Dat doet de gewende werkelijkheid voor je en die kan als een wetboek op alle bladzijden overtreden worden.

Als dat op een wat grotere schaal gebeurt, dan raak je in paniek. Je schreeuwt bijna dat dat niet kan. Alsof de werkelijkheid niet bestaanbaar kan zijn, niet mogelijk is en dus niet waar kan zijn. Je knippert gelukkig vanzelf met je bedrogen ogen en ziet dat het wel degelijk is zoals het is. Dat je eigenlijk voor niets bang bent geweest.

Niet dat je voortaan altijd op je hoede bent voor zinsbegoocheling, maar toch.. Het onbevangen zijn is een gewaarschuwd mens geworden, filosofeer je wat voor je uit. Weer tot rust gekomen schrijf je er een gedicht over, dat het terugbrengt tot een alledaags verschijnsel. Al is de schrik er niet minder om. Het ontkennen van de realiteit is vaker amusant dan genant.

 

Indruisen

Bomen waaien woest door elkaar
slopen met hun kruinen de steigers
van de nieuwbouw tegenover de flat
waar wolken op onaffe gevels samenscholen

Een man fietst een auto dwars doormidden
rakelings langs het hek op je balkon
onder de steigers de halve huizen binnen
en verdwijnt plotseling geheel uit het zicht

Luid kletsende vrouwen laten onaangedaan
gillende kinderen over zich heen lopen
zwaaiend naar kennissen die aan hen
zonder op of omkijken voorbijgaan

Een motor rijdt met hoge snelheid recht op je af
verdwijnt bijtijds maar passeert in volle vaart je toch
verstijfd kijkend naar het spiegelende glas van de half open deur
waarin de werkelijkheid voortdurend van alle kanten overtreden wordt.

.

.

.


Ballade van Narayama

 

Voorgeschreven dood

Met een flinke voorraad huid
gerimpeld als oudjes, de tijd instappen
opgroeien tot we voldoende gezwollen zijn
voor een aansprekend, liefst praktisch levensdoel

Zoals een welwillende partner vinden
met wie we een nieuwe voorraad huid maken
voor een kind dat voorspoedig gezwollen tot volwassene
ons bijna dood, maar nu alleen mors, naar een knekelplaats sjouwt

Zo verliep ook het leven in de ballade van Narayama
de berg waar je naar de top werd gedragen, eenmaal zeventig jaar oud
op de warme klamme rug van je oudste zoon naar een voorgeschreven dood
hard zoals het leven was, niet harteloos, maar zo gewoon voor een nutteloze mond

Het huidig rimpelen en verschrompelen tot je klok stilstaat, heeft ook wel wat
maar ben je het leven zat, dan verlang je naar die tijd en plaats die in je dood voorzag

.

.

.


Door het nauw van de taal klein

*

Door het nauw

 *

Naar de oude natuur

een zaal van verlangen

 *

via een snikhete ‘highway’ de zee in

op het vlak van het aarden lichaam

 *

voor het eten; voor het vergeven en vergeten

een fossiele bomenrij boven het kerkhof

 *

trilharen bewaken de betonnen zeearm

waar het water op af komt en langs

 *

de ontplofte brug tussen hier en daar

door het nauw van de taal

*

*

*

Vlissingen, 18 september 2013


In het pak van mijn vader 2

.

De man oogt als een printeronvriendelijk bedrijfsgebouw

Vol organen die zorgen voor een stoffelijk leven in dienst van

Degene wiens spookachtige leden op mysterieuze wijze

Samenwerken in grijze cellen aan de vereniging

.

In mij jagen dagelijks dergelijke mieren me de stuipen op het lijf

Voel ik me een illegaal met de angst van je weet maar nooit

Of ze je huis van vlees zullen kraken en je leden zo schokken

Dat je al samenspannend door hen je eigen lichaam wordt uitgezet

 .

Maar met zo’n zwart pak van mijn vader aan durven ze dat niet meer

Verkeer ik weer in het lichaam van zijn heer en hou volgens dat recept

De duivel met zijn maatschappij en al buiten de deur, bekruipt me de waan

Dat hun dode god mij zal redden uit het nachtelijk leven in actiefilmformaat

 .

Was het mij maar op het lijf geschreven, roep ik volledig van de kaart,

Onbevreesd met al mijn leden te leven in uw tijd en op uw plaats.

.

.

.

Rotterdam, zondag 11 augustus 2013, de dag waarop ik mijn aandoeningen meer dan spuugzat ben