
De Paulusgangers
Van een tweede sessie komt het de eerste dag niet. Na het eten is een stoel aangeschoven voor de bezoeker die men verwacht, en wordt de assisent weggeroepen voor een spoedje bij de GGD. Volgens de vrouw van de assistent gaat het om een evangelist uit Canada, een neef van haar man die daar tot het geloof is gekomen. En uw man? vraagt Sirius zich hardop af. Oh, die is onder de auto bekeerd, flapt zij eruit. Ja, hij was toen nog monteur en raakte tijdens zijn werk in gesprek met een klant die hem confronteerde met de vluchtigheid van het leven en de snelheid van de dood. Toen hij per ongeluk de knop raakte, waarmee de brug zakt, raakte mijn man in paniek. Een stuk hout, zo dik als het kruishout, blokkeerde de neergang. Hij had dat hout nooit eerder gezien en ook de klant wist er niets van. Sindsdien is hij in de Heer en heeft naast zijn middenstandsopleiding theologie en psychiatrie gestudeerd. Opeens kon hij studeren wat hij maar wilde. Dat vind ik het echte wonder en heeft bij mij het geloof doen groeien.
Sirius raakt met Sarah, zoals haar man haar sinds die gebeurtenis is gaan noemen, in een diep gesprek over geloof en samenleving. Zij kan ver met hem meegaan dat het grote verhaal niet waar hoeft te zijn, uitgebreid mag worden met mythen die het aantrekkelijker maken en magische voorstellingen van het leven dat het spannend maakt. Tot zij af moet haken als hij stelt dat de Bijbel niet langer volstaat als informatiedrager voor een godsdienst die bij de tijd is gebleven. Sirius idee om het in een film te vertalen, waarin God zich openbaart als een mens onder de mensen, zich vermaakt met alle lichtgelovigheid van zijn aanbidders en tijdens zijn laatste popconcert verdampt, botst op haar onwankelbaar vertrouwen in Paulus. De hyperactieve verspreider van het evangelie als een nieuw geloof, is voor haar in alles de toetssteen. Zelfs als Sirius haar voorhoudt dat zij Paulus vereerd en niet God, is ze niet van haar geloof af te brengen. Je kunt dat altijd beweren als de boodschapper geloofd wordt en zijn bron niet waargenomen kan worden. Dus zouden de joden Mozes vereren en de moslims Mohammed, wat zeg je daar dan mee? verweert zij zich tegen zijn reductie van haar overtuiging.
Dat dus God ook maar een mens is, dat we hem alleen zo kennen en dat we hooguit kennis hebben van zijn bestaan als Almachtige via oncontroleerbare getuigenissen en visioenen van historische figuren die zelf niet noteerden wat zij hadden beleefd. Maar dat is juist het geloof in de kern, maakt Sarah het grote verhaal voor hem klein genoeg om het te behappen, dat je voor waar aanneemt en doorleeft wat gezegd en gezien is. Mozes, Paulus en Mohammed zijn slechts media. Het woord, de kracht van wat het weergeeft en voor je betekent, moet het in je doen. Dat merk je het sterkst als de tekst poëzie is. Eigenlijk zou de hele Bijbel in poëzie moeten worden ‘hertaald’, spreekt ze de nieuwe vertalers na. Sirius kan daar wel mee instemmen en stelt voor om dat samen eens te proberen.
Die avond neemt Sarah Sirius als cliént over van de assistent. Haar man vindt het best. Hij twijfelde al vanaf het begin over zijn kansen snel tot de jongen door te dringen en schat die van zijn vrouw hoger in. Mede omdat hij zichzelf niet gemakkelijk de hete brij (het zondige leven van Sirius) ziet aansnijden en dat moet wel binnen een week geklaard zijn. Sirius vindt het prima als Sarah de overdracht de volgende dag voorstelt. Hij heeft zelf ook het gevoel dat hij met de assistent niet ver zal komen en dat Sarah hem langer kan volgen. Ze besluiten hun eerste sessie op een terras in de binnenstad van Utrecht te houden. Sarah trekt haar mooiste zomerjurk aan en koopt voor Sirius een getailleerde Italiaanse blouse die er veel bekijks door krijgt. Ze haakt daar meteen op in door op de man af te vragen wat het hem doet al die plakkerige blikken.
Ja, heel gek, legt hij uit, ik word er normaal verlegen door. Maar hier kennen ze me niet en tillen hun ogen mij een beetje op. Zo zo, plaagt Sarah hem, je wilt graag op handen gedragen worden? Nou, bekent hij haar, ik hou beslist van bewondering, verering en begeerd worden. Dat geef ik grif toe. Zou je filmster willen zijn, tast ze zijn behaagzucht af. Nee, dat nu ook weer niet, moet Sirius toegeven, ik wil er eigenlijk niets mee doen. Gewoon, laten gebeuren en van genieten. Ach, kijken kan nooit kwaad, toch?!, probeert ze zijn grenzen uit. Nee, hooguit irriteren, zegt hij gevat, om eraan toe te voegen dat de mens over het algemeen zich niet gemakkelijk laat bekijken en het zelf het liefst heimelijk en anoniem doet. Wij zouden dat eigenlijk moeten leren, hoe je het beste naar de ander kunt kijken en bekeken kunt worden.
Waarom? vraagt Sarah langs haar neus weg. Sirius gaat voor het antwoord rechtop zitten en begint met het kijken als ontmoeting. Als ik jou nu aankijk, zegt hij zacht, dan praten we met onze ogen, grazen onze gezichten ermee af en proeven de bewegingen en standen van de huid, lippen en ogen. We zouden zonder te praten zo toch een heel gesprek kunnen voeren. Soms denk ik dat we dan pas echt contact met elkaar hebben en zelfs een beetje sex. Sarah bloost ervan. Loop je niet wat te hard van stapel, jochie? Hoe oud ben je eigenlijk? 17, en rijp zat om je van dienst te zijn, flapt hij er blozend uit. Beiden lachen om zijn verspreking. Voor Sarah is het vooral leuk, omdat zij denkt dat Sirius gelukkig toch een gewone hollandse jongen is. Voor Sirius omdat hij denkt haar zijn gevoelens te tonen, die hij tegenover vrouwen het liefst verzwijgt.
Sarah wil nu het fijne ervan weten. Ze begint met dat ze natuurlijk ook voelt hoe intiem mensen elkaar kunnen aankijken en dat dat best plezierig is, maar toch niet zonder gevaar. Het goede van elkaar mooi vinden en naar elkaar verlangen, is kostbaar en kwetsbaar, zegt ze, Sirius nu wat verlegen aankijkend, maar het is vaak niet gepast als je er meer dan die emoties in legt. Als het geilen wordt, snijdt Sirius haar de bocht af. Pardon, schrikt Sarah van zijn straattaal, zo zou ik het niet willen noemen, maar goed, als het puur begeren wordt. En toch, schuift Sirius met de grens, is dat ook niet verkeerd. Als je het open laat en puur flirtend kijkt, zonder lichaamstaal die het sexuele benadrukt. Het blijft natuurlijk wel een intimiteit die de ander verkeerd kan verstaan, houdt Sarah hem de belangrijkste grens voor. Ja, maar ook te snel verkeerd kan interpreteren, houdt Sirius vast aan zijn kleine sexuele revolutie, en geheel in lijn met het gebod op de liefde.
Hoezo?, protesteert Sarah meteen, moeten liefhebben, dat lijkt me in tegenspraak met elkaar. Maar dat is toch de blijde boodschap, herinnert Sirius haar aan het Nieuwe Testament. Daar staat toch duidelijk dat God Liefde is, door ons moet worden lief gehad en dat wij elkaar moeten liefhebben. Ja, maar niet begeren of beminnen, probeert Sarah nog, maar Sirius galmt al: Gij zult (….) Mij alleen aanbidden en boven alles beminnen. Die liefde is louter symbolisch, beweert Sarah op grond van haar lezing. Alleen je geest kan naar God uitgaan. Oh, vertaalt Sirius het, theofilie is wel mogelijk maar geen theosexulaiteit. Ja, zo zou je het kunnen zeggen, bedenkt Sarah zich, net als homofilie als het ware.
Het is aangesneden, maar Sirius hapt niet meteen. Theofilie zou toch betekenen dat we wel verlangen naar het bezitten van God, maar dat we die begeerte geen gevolg geven omdat God dan een mens zou moeten zijn. In mijn idee zou het wel mogelijk zijn als we in een mens God menen te zien en dat zou zich voor kunnen doen als het om iemand gaat die je zo sterk bewondert dat hij of zij je geheel overweldigt. Of mag je dat niet denken of doen? En waar staat dat precies?
Pas op voor doordraven, Sirius, koelt Sarah zijn betoog, het staat nergens wat jij beweert en daarom zul je ook nergens terugvinden dat God als mens bestaat. Jawel, hij heeft van zichzelf gezegd dat hij de mens als zijn evenbeeld ziet en zijn enige uitspraak die direct aan een mens gedaan is, is: ik ben wie ik ben. Alleen een mens kan dat zeggen of een fabeldier, maar niets buiten die verzameling! Zullen we het voor ons gesprek houden op een heilig fabeldier? probeert Sarah met succes het gesprek weer in handen te krijgen.
Wat mij opvalt, is dat je niet ingaat op die stelling van mij over homofilie, geeft ze Sirius te denken. Ik zie niets verkeerds in homofilie, is zijn eerste response. David en Jonathan deelden dat met elkaar en over Jezus en Johannes bestaat het vermoeden dat ook zij van elkaar hielden als mannen. Het staat nergens letterlijk, brengt ze tegen zijn feiten in. Ik denk ook niet dat het om verlangen en begeerte gaat, eerder om genegenheid, vertederd zijn, je aangeraakt voelen door de schoonheid van de ander. Als je de Bijbel goed leest dat staat er eigenlijk dat voor de heterosexuele mens, die in sexuele zonden vervalt, doorgaans de gevolgen niet zo zwaar zijn en soms in ’t geheel niet merkbaar. Paulus woord van de doorn in ’t vlees gaat hiervoor op: “een engel des satans, die hem met de vuisten slaat” zo moet je dat zien.
Maar toch ook, zegt Sirius die evenzeer thuis is in het NT: “Mijn genade is u genoeg”. Dat betekent toch een erkenning van de homosexuele mens en niet louter van de homofiele. Christenen en zeker zielszorgers als uw man en uzelf horen gedreven te zijn door grote liefde en hartelijk meeevoelen. Dat kan niet als de begeerte zelf pervers wordt gevonden. Of is dat juist wel mogelijk en vooral typisch christelijk dat we puur instrumenteel de liefde zien. Dat we ons er nooit echt aan overgeven, omdat steeds sexuele zonden op de loer liggen.
Sarah voelt dat het gesprek de verkeerde kant op gaat en grijpt in met een kort college over zielszorg en waarheidsvinding. Zij begint met dat het goed is dat de zielszorger bij het bieden van steun aan deze mensen, de homofielen, altijd de mogelijkheid van een natuurlijk neiging of geaardheid afwijst. Het gevoel dat het aangeboren is, is gemanipuleerd door de wetenschap en het begin van de neurose zelf dat men aan de afwijking gevolg moet geven. Luister Sirius, de homosexuele mens mag niet, zelfs niet als het bestaan van een aangeboren homosexualiteit vastere vormen aannemen zou, gebukt gaan onder de enorme druk van het onafwendbare van een aangeboren afwijking, waaraan nooit iets te veranderen zou zijn. Zij citeert uit haar blote hoofd de colleges van Rümke.
Oh, pakt Sirius het meteen van haar over, de afwijker moeten we autoritair, dwz met al ons gezag, verzekeren dat de gehele notie van ’t aangeboren zijn van homosexualiteit ongegrond is. Het is ingebeeld. Het is zelfsuggestie. Het is nooit wetenschappelijk vastgesteld dat aangeboren homosexualiteit voorkomt. En als dat wel het geval zou zijn, dan nog kan het een aangeboren afwijking zijn zoals men vermoedt dat veel crimineel gedrag aangeboren is dan wel voortkomt uit hersenaandoeningen. Zolang het bestaan van homosexualiteit als een normale aanleg dubieus is, moeten we blijven wijzen op de juiste houding van de medemens zelf als zijn omgeving.
Sirius kijkt daarbij Sarah bijna woedend aan. Zij doet echter of haar neus bloedt. Het is inderdaad van het grootste belang hoe je zelf tegenover je homosexuele neiging staat en gezet wordt. Je moet allereerst gewezen worden op het feit, dat je als homofiel niet alleen (ervoor) staat. Dat als ’t er op aankomt dat je ziet dat men niet zo geisoleerd in het leven staat als men vaak denkt. Dat men wel altijd zijn sexuele driften moet beheersen en hieraan geen voldoening kan schenken. Daar tegenover kun je stellen dat de manlijke homosexueel het het moeilijkst met zijn neigingen heeft. Rümke geeft ons daarbij aan om als zielszorger hem dan te wijzen op de jonge vrouw met sterke sexuele drift. Haar uitleving, als zij de kans krijgt, zou volkomen aanvaardbaar zijn, maar daarom krijgt zij die kans niet, althans moeten we dat voorkomen. Heeft zij daarom minder strijd in haar leven te voeren tegen haar natuur? En hoeveel jonge vrouwen zijn er wel niet, die zo strijden moeten? Kunnen zij dit wel? En zou de homosexuele man dit niet kunnen?
Sirius raakt een beetje opgewonden van Sarahs openhartigheid over het lustleven van jonge vrouwen dat gelijk zou zijn aan dat van homosexuelen. Maar Sarah ratelt onverstoorbaar door over de homosexueel, die erbij bepaald moet worden dat hij zijn neiging zelf bestrijdt, omdat zij niet aanvaardbaar is, tegennatuurlijk is. Zij is in strijd met de aanleg en bestemming van zijn op geslachtsleven betrekking hebbende organen, citeert ze nu de letterlijk gedrukt staande teksten. Zijn geslachtsapparaat wordt op tegennatuurlijke wijze gebruikt. De terminologie van apparaten en organen voor een gezond of ongezond geslachtsleven dragen aan Sirius opwinding bij. Hij kan dan ook niet zijn giechelen onderdrukken en proest het uiteindelijk uit dat Sarah nu echt moet ophouden want hij ziet om zich heen alleen maar stalen penissen opdoemen die als tankjes op zoek zijn naar een duel of duet.
Oh, schrikt Sarah van zijn verbeelding, dat is nu ook weer niet mijn bedoeling. Ik wilde eigenlijk alleen aangeven dat het op de organen zelf gericht zijn van het geslachtsleven van de homosexueel de liefde verlaagt tot een op zichzelf staande sexuele bevrediging. Bij zijn homosexuele handeling maakt hij gebruik van een ander mens, die daardoor ook in strijd gebracht wordt met diens gelachtelijke bestemming en dikwijls natuurlijke neiging. Evengoed kan een ander door zijn daad voor zijn leven van de natuurlijke sexuele weg worden afgeleid en doodongelukkig gemaakt worden. Het toegeven aan deze tegennatuurlijke neiging zal volgens haar leermeester een voortgaande verzwakking van zijn ethische gevoelens bewerkstelligen en de ontaarding vergroten.
Sirius heeft er genoeg van en gooit het over een andere boeg. Sarah, nergens staat dat God homosexualiteit in alle gevallen afwijst. Alleen die Paulus van jou probeert hem dat in de mond te leggen. God schiep volgens het chritselijk geloof de mens en al vroeg meldt de Bijbel dat hij een homosexuele aanleg kan hebben. Dat blijkt uit teksten waar mannen zich aan elkaar bekennen. Als je die teksten leest, dan blijkt dat op zich homosexuele handelingen niet worden afgekeurd, maar alleen in specifieke situaties; zoals het verkrachten van gasten of de gastheer of het verspillen van zaad om geen nageslacht te vormen.
Sarah is echter goed voorbereid op dergelijke redeneringen en stelt dat zelfs als de aanleg aanwezig is en als God die niet als zonde op zich benoemt dan blijft er het feit dat de lichaamsbouw in zijn totaliteit, naar de door God geschapen vorm der geslachtsorganen, toch de bedoeling heeft dat die bepaalde mens een man of vrouw is. Nou en? verbaast Sirius zich, een homosexueel verliest toch niet zijn geslacht? Nee, dat bedoel ik niet, zegt Sarah, je dient altijd de homosexuele medemens er op te wijzen dat God hem ook verantwoordelijk zal stellen voor zijn gedragingen tegenover andere mensen. Dus, valt Sirius over haar woorden, volgens jou moet je je geheel sexueel onthouden als homofiele medemens omdat het snel misbruik van anderen kan betekenen en we hem moeten voor zijn voordat hij anderen verleidt en het door zijn toedoen de medemens in het verderf stort. En zolang we niet zeker weten of God het onder elkaar wel goedkeurt, moeten we iedereen behoeden met zedelijk te verongelukken.
Ja, raast Sarah blind door. Er is nog een andere kant, die we moeten zien aan de kansen van de homosexuele medemens om een goed christen te zijn en te blijven. Namelijk dat ieder lijden in zich draagt, dat het ons loutert. Het lijkt goedkoop, maar het is echt een gouden omlijsting van alle lijden.
Er is niets dat de mens meer vormt als lijden aan zijn bestaan en de strijd ertegen. Je komt er veel dichter door bij God. Het leert je zo verlangend uitzien naar verlossing en genade, en ook het genadewoord van Christus voor het eigen hart te aanvaarden: “Mijn genade is u genoeg”, blijf je graag herhalen, zegt Sirius gemelijk, voor mij is dat woord echt onvoldoende. Bij geen enkel gebod wordt dit onmogelijke van de mens gevergd. Zelfs bij gij zult niet doden, worden altijd uitzonderingen gemaakt en in opdracht van God zelf moeten wij ons er soms juist niet aan houden.
Bijna wanhopig houdt Sarah Sirius tenslotte voor dat hij kennis mist aan de Christelijke Liefde, waarin dit offer van de homosexuele mens in de genade niet alleen een troostwoord, maar ook het krachtwoord vindt om zich in Hem geborgen te weten. Sirius moet er spontaan van kotsen en rent met de hand voor zijn mond naar de toiletten. Hij hoort de donderpreek van zijn vader toen hij uit het netwerk ter ore kwam dat zijn zoon zich met homosexuelen ophield die hun anders-zijn als vanzelfsprekend aanvaarden en voor correctie noch voor psychotherapie vatbaar zijn. Zij zullen niet genoeg hebben aan een strafrechter, waar ze pas mee in aanraking komen als zij minderjarigen in hun homosexuele handelingen betrekken. Zij zijn moreel afgestompt en vertonen doorgaans nog andere degeneratieve kenmerken in hun lichaamshoudingen en gedragingen.
Haal je handen uit je broek, jongen, en laat ik het niet zien dat je ook maar één voze blik op iemand werpt. Niet God maar het verderf slaat zonder genade toe. Voor je het weet ken je alleen nog perverse handelingen en ook je intellect raakt gestoord. Hij had dit allemaal maar over zich heen laten komen, toen hij op het matje was geroepen nadat hij zijn moeder had toevertrouwd dat hij meer op jongens viel dan op meisjes. Zij had nog zo spontaan geroepen dat hij altijd haar kind zou blijven en gedacht dat het haar nikls uitmaakte. Maar toen spon ze al het idee om vader de hete kastanjes uit het vuur te laten halen en die begon op zich veelbelovend.
Hij had Sirius al eerder verbaasd met een plotselinge humaniteit. Dat was toen hij ging opbiechten dat hij uit de geldkist stal. Zijn vader vond het feit dat hij zelf zijn vergrijp vertelde, voldoende om hem tegen zijn hart te drukken en alles te vergeven. Wat hem een tijd lang de weg naar zijn schoot bracht, die normaal gesloten was voor dagelijks verkeer. Maar homofilie lag anders, hoewel hij ook dat gesprek verrassend begon met dat hij zich erin verdiept had. Ja, jongen, ik heb me er eens in verplaatst en me afgevraagd wat je dan moet doen als je tachtig bent. Dan sta je helemaal alleen in het leven, geen vrouw die voor je kan zorgen en geen kinderen die dat kunnen.
Toen Sirius hem geruststelde dat hij dan misschien met een jongen samen zou wonen of met een vrouw getrouwd zou zijn, maar beiden hun minnaars hadden, brak de schijn van humaniteit. In zulke gevallen, blies zijn vader vanachter zijn bureau, maken we korte metten met je geaardheid en wordt je aan je geslachtsklieren geopereerd dan wel gecastreerd. Zover laat je het toch nooit komen, jongen. Jouw geest overwint toch het vlees? Zijn christelijkste gezicht had hij opgezet om een niet-nietveroordelende houding aan te nemen en daarin iedere homosexuele daad en neiging in liefde te smoren, zoals een goede vader zijn zoon tuchtigt en hij vroeger zo uitbundig deed.
Diezelfde avond nog vertrekt Sirius met de trein naar Den Haag, vast van plan om zich nu helemaal over te geven aan zijn doorgaans slechts sluimerende gevoelens om met zoveel mogelijk jongens te vrijen. Zijn homosexualiteit was al op zijn 13e wakker geschud door met name de kerkvoogd en in Leiden wacht zijn vriendje op hem, maar voor het eerst wil hij zich door iedereen laten pakken om er zeker van te zijn dat hij nooit de genade van een god zal ontvangen, noch als troost, noch als krachtvoer. Het zijn de Paulusgangers die hem op dit doornige pad hebben gebracht.