Archief voor de ‘God is ook maar een mens’ Categorie


niuewe marga

 
GIOMEM 6 
 
De vier zwarte jaren in Sirius levensloop, van 1965 tot 1969, krijgt hij nooit meer scherp op zijn netvlies. In die periode verkeert hij in twee volkomen gescheiden werelden, waarin hij twee door elkaar heen lopende crises meemaakt. Een geloofscrisis en een identiteitscrisis, zoals Marga Klompé die rond haar twintigste moet hebben doorgemaakt. Toen zij scheikunde in Utrecht studeerde en met haar kandidaats op zak tevens les ging geven aan de plaatselijke MMS.

Ook zij is opgevoed in een christelijk geloof dat verdedigd moest worden tegen de toenemende twijfel aan God en de daarmee gepaard gaande secularisatie van je diepste overtuigingen. Door de nieuwe inzichten die ze buiten het gezin opdeed sloeg de twijfel ook bij haar toe. De onbegrepen God die moet lijden voor de mensheid en het lijden van de mens aan onbegrip van de kant van die God botsten ook in haar ziel op elkaar. Zij leefde een aantal jaren buiten de kerk, zoals Sirius na zijn 14e in de kerk afwezig was. Marga kwam diepgelovig uit de crisis, van mystiek doordrenkt. Sirius kwam zonder kerk eruit en met een onstuitbare drang, als het niet anders kan, een eigen religie te ontwikkelen.

Vandaar dat hij op zijn 20e een nieuwjaarswens van haar krijgt, waarin zij haar foto heeft laten verwerken en hem met een mystiek aforisme een hart onder de riem wil steken. Iets is me dierbaarder dan een offer, schoner dan de hand die het ontvangt, staat dwars door slapende of geslachte lammeren of schapen of geiten heen geschreven. Tussen en half over de twee afwezige schapen in het midden van de kaart, heeft zij haar foto geplakt waarop zij zo’n 20 á 25 jaar was; schat Sirius. Ze lijkt sprekend op zijn moeder, toen ze 28 was en voor één dag in haar leven haar kapsel meer volume had gegeven.

In een krabbeltje op de achterkant laat ze weten nog altijd in zijn visie op de veranderingen in de samenleving geïnteresseerd te zijn, maar dat ze het geheel aan Sirius overlaat om op haar vraag in te gaan. De overeenkomst van haar wenskaart en de rouw om zijn vader, die in 1969 overleed en met de tekst Zie het Lam Gods in Delft begraven ligt, valt hem deste te rauwer op zijn maag, nu blijkt dat hij toch met haar gesproken heeft. De zo persoonlijk getinte boodschap doet hem in een verschrikkelijk huilen uitbarsten. Het treft hem dat zij zijn vasthouden aan iets dat ver boven hem reikt en tegelijk diep in hem rondwaart als een wees zonder huis, zo aanspreekt. Zou zij één van de heiligen zijn, die voor alle vormen van geloofsbeleving diep respect hebben en tegelijk hun geloof geheel voor zichzelf weten te houden.

De heilige Godsweters, die zich nooit als Godskenners zullen wagen aan een discussie over het geloof, zoeken geen ruimte om te getuigen of het geloof te verdedigen. Zij willen al hun tijd steken in een betere wereld. Sirius proeft onmiddelijk dat ze elkaar zoveel zouden kunnen vertellen over hoe het is om je ouders lief te hebben, hun geloof te respecteren, maar geen gehoor meer kunnen vinden voor het eigen lijden. Tegelijk is hij als de dood zo bang voor zo’n intiem gesprek, waarin hij de ander het liefst zichzelf met huid en haar aanbiedt.

Die avond fietst hij alleen naar Katwijk, waar zijn oom Wim dominee is en die, sinds oom Arend door de mand viel, op afstand voor zijn voogd speelt. Hij gaat met opzet naar zijn kerk, maar een andere bonder preekt er en hij houdt het er niet langer dan 5 minuten uit. Op de boulevard staart hij naar de Noordzee, waarover Marga na haar overlijden in 1986 uitgestrooid zal worden na een rouwbijeenkomst waar zij verboden heeft om over haar persoon te spreken. Iets is me dierbaarder dan een offer, schoner dan de hand die het ontvangt. Het bijgedragen hebben aan een land, een volk en een maatschappij was haar doel. Zoals een werkbij zich geheel op kan offeren, met huid en haar, voor het voortbestaan van de soort en daarbij niets met dat offeren zelf heeft, maar juist alles met het voortbestaan van de mensheid.

Dat Marga de mensheid van dienst is geweest, dat staat voor Sirius vaster dan de bron van haar en zijn geloof. Zij wist als eerste vrouwelijke minister in Nederland, de Algemene Bijstands Wet in te voeren in 1963, waar decennialang over gesteggeld was en die van levensbelang is voor de zwaksten in de samenleving zolang het systeem kapitalistisch in haar handel en wandel is. Het bijdragen aan de mensheid, een voor de samenleving gezonde afwijking van haar dominante cultuurpatroon om het exploiteren van mensen als belangrijkste bijdragen aan de maatschappij te stimuleren, ja, dat wil hij vanaf zijn 20e wel iedere dag. Met Marga’s kaart in zijn hand mijmert hij over het ontwerp van een overeenkomstig bankbiljet voor De Eindtijd van het kapitalisme.


keltische cirkel

GIOMEM 5

 
De DG haalt Sirius met de Eend van zijn vrouw op. Zowel de dienstauto als zijn eigen sportwagen waren niet beschikbaar. Thuis is de democratisering al uitgewoed, legt hij Sirius uit, het gezin gaat bij hem altijd voor en als hij dat niet waar kan maken dan volgen sancties als dit ongemak. Ja, haakt Sirius er gretig op in, het zijn onze relaties waar alle politiek begint. U gaat er ook vanuit dat het persoonlijke politiek is?, verstaat de DG, die deze slogan thuis opgepikt heeft, hem verkeerd. Absoluut niet, grijpt Sirius in, de democratie is voor mij geen religie, hoor, en de democratisering geen zendingsverhaal. Ik bedoel domweg dat je het van je vrienden moet hebben om een beetje behoorlijke samenleving met elkaar te vormen. Dat is wat ik ook mis in de democratisering.
 
Oh, meer flower power, bedoel je? Nee, Personal Systems Outbid Beliefs, probeert Sirius zijn kersverse levensbeschouwing uit op de man die als enige topambtenaar verantwoordelijk is voor het beleid op de belangrijkste gebieden van een gezonde samenleving: cultuur, vrije tijd en maatschappelijke aard van het beestje dat mens, volk of massa heet. Ik zie om me heen overal mensen die Het Systeem willen veranderen door te doen wat de gevestigde geloven of overtuigingen overstijgt en dat de ander als alternatief voor te houden. Zonder in dogma’s te vervallen of de organisatie tot doel te verheffen. Die verbeelding is natuurlijk niet nieuw, maar was tot nu toe nooit zo massaal en nog nooit zo gericht op openheid in contacten, relaties en huishoudens. Een omzetting van knoppen die een totale verandering in denken en doen teweegbrengt, die al achter de voordeuren gerealiseerd lijkt en slechts nog de straat, de stad en de staat moet veroveren.
 
Persoonlijke systemen die uit onze diepste overtuigingen een nieuwe werkelijkheid doen voortkomen, mompelt de DG, dat is puur religie lijkt mij. Ja, dat klopt, wil Sirius erop losgaan, de democratisering van de religie zouden we het kunnen noemen als we het wat oprekken en… Gaat u ons dat straks vertellen? onderbreekt de DG hem, Dat zal de minister niet echt prettig vinden. We zitten nog middenin de afbouw van de zuilen en u gaat een nieuwe strijd tussen kerk en staat propageren? Wacht even, als u dat meent dan moet ik u toch nog even het idee van "weerwerklunch" toelichten. Op dicteersnelheid hoort Sirius dat het ministerie pas vier jaar bestaat en wel heel breed is, maar dat is schone schijn als het om de macht gaat. Cultuur stelt eigenlijk niets voor. We gaan niet over de zienswijzen in de maatschappij bijvoorbeeld noch over de levensbeschouwingen en de verbeelding, hooguit over het aantal en de prijs van het publieke domein dat ermee gemoeid is.
 
Hij ratelt snel door. We houden musea draaiende, bibliotheken, bioscopen, uitgeverijen, stadions, zwembaden, zorginstellingen, sociale dienstverlening, club- en buurthuizen, oranjeverenigingen, kunstenaarshuishoudens, omroepen, de pers, natuurorganisaties enz. enz. en hebben daarmee veel vastgoed in beheer en een veel werkgelegenheid in een economisch anders onbestaanbare sector. Al deze onrendabele bedrijvigheden hebben wij in één ministerie ondergebracht om kerk en staat gescheiden te houden en de macht te centraliseren over wat in de samenleving kan verpauperen, zodat we met één bezem alles kunnen schoonvegen als De Democratie het wil. Het weerwerk, waar we om verlegen zitten, is vooral hoe we dit goedkoper kunnen doen, want we voorzien allang dat we met één begroting voor alles dat een echte Staat van nature wantrouwt een gemakkelijke prooi zijn voor bezuinigingen.
 
Dan ben ik uw man, verzekert Sirius de wat benauwde DG, ik zie ook niets in een staat die in dialoog gaat met de kerk, de wereld en de wetenschap. De staat is het medium en niet de boodschap. Die persoonlijke systemen draaien om het bewustzijn, om dat zelf de baas te worden. Misschien dat ik daar dan mee moet beginnen bij jullie lunch. Ja, voegt de DG er snel aan toe, want ze staan al voor de entree van het departement, geef helder aan dat de mensen persoonlijk verantwoordelijk zijn voor maatschappelijke veranderingen en wij slechts de boel op kunnen ruimen.
Eenmaal in de top van het ministerie wordt Sirius even op de gang gezet. De DG moet eerst nog de lunchgangers zijn komst aankondigen. Hij hoort hem de minister en haar directe onderdanen zeggen dat er zo een inleiding gegeven wordt over de mens als as van de samenleving en de staat als garagehouder. Klompé hoort hij nog geeuwen, dat ze in ieder geval geen zin heeft in een variant op de mechanisering van ons wereldbeeld. Ze wil een heldere analyse en een breed toepasbare oplossing voor de huidige culturele revolte waar nu nog alleen haar collega Onderwijs en Wetenschappen mee geconfronteerd wordt, en het liefst een oplossing die de verantwoordelijkheid geheel bij hem legt. Dat zie ik zeker gebeuren, is de DG haar meteen van dienst.
 
Sirius bladert zijn liedboek door als de DG hem op komt halen. Hou het kort, begin met die driehoek en zorg voor een vliegwiel, vat de DG ministers wens samen. Sirius zucht en besluit het liedboek niet te gebruiken. Als hij binnenkomt zit een man of tien samen met één vrouw een broodje kaasje naar binnen te schrokken. De DG geeft hem meteen het woord. Mevrouw de minister en uw hoge heren, mij is gevraagd om mijn idee te geven van de huidige tijd. Die luidt dat we het wiel opnieuw kunnen uitvinden om de samenleving om de as van de zo grootst mogelijke harmonieuze massa onder de bevolking weer soepel te laten draaien. Zoals u in de jaren vijftig leek te lukken.
 
Ik kan dat toelichten met het wiel van een diep kolkgat achter uw dijken van repressief gedoogbeleid, waarin het kalf verdrinkt als we niets met de vernieuwingsdrang van velen doen. Daartegenover plaats ik een optimistisch scenario dat u het wiel wilt dat de vooruitgang in het hef-, maal-, vervoers-, krijgs- en manufactuurwezen zo revolutionair bevorderde. Ik hanteer beide wielen als een metafoor voor wat ons als samenleving vooruit kan brengen en tegelijk meer diepgang kan geven als we het eerst de grond in boren door fors weerwerk om de geesten te slijpen, zou ik bijna zeggen.
 
De DG lacht luid en een tikje ongeduldig. Sirius besluit snel het technischer te formuleren. Het wiel, dat de cirkel vormt om minstens 3 spaken (wil het niet in elkaar zakken tijdens het gebruik), is de oervorm van de beschaving. De spaken vormen ieder een aparte wil van mens, volk of massa. Spaak 1, iedere levensovertuiging, godsdienst of het kerkgenootschap, bundelt de wil in iets te geloven dat niet direct waarneembaar is. Spaak 2, iedere wetenschap, bundelt de wil alles te weten door de waarneming zelf. Spaak 3, iedere wereld, bundelt de wil altijd te zorgen voor plezier en het liefst leedvermaak. Het zijn de systeemfuncties. Als vaten horen ze zo te communiceren dat overal de waterspiegel gelijk is en daarmee hun lengte en breedte. Ongelijke omvang zorgt voor een ongelijkzijdige driehoek die de beschaving doet hobbelen met een krom wiel, dat ons van het ene dieptepunt naar het andere brengt om bij twee te korte spaken geheel vast te lopen.
 
De taak van de levensbeschouwers is zich met de wetenschap en de gebruikers van de wereld te verstaan over een zinvol verband. Een massaal gedeeld ideaal, zodat het ons verenigd als maatschappij en idealiter het lijden, waar we nooit aan kun
nen ontkomen, dragelijk maakt. Van de wetenschappers worden de benodigde inzichten, kennis en vaardigheden verwacht om dat ideaal in alles en overal vorm te geven in interactie met de levensbeschouwers en gebruikers. Van de gebruikers van de wereld, in de rol van zowel consumenten als producenten, wordt de houding van spelers verwacht met een groot gevoel voor humor en drama, en fair play.

 
De DG klapt en kijkt de tafel rond. Sirius is niet echt klaar met zijn verhaal, maar ziet dat hij al 20 minuten aan het woord is. De minister vraagt via de DG om een afronding en schuift hem een briefje toe. Sirius krijgt het onder ogen en leest hardop: wat moet de politiek hiermee? Hij aarzelt even en zegt: als ik dat mag beantwoorden, dan zou de politiek snel die dialoog moeten organiseren, men houdt nu nog meer van debatteren dan saboteren.
 
Een dialoog lijkt me onvoldoende beleid, begint de minister haar inbreng, we moeten de orde handhaven en dat lukt lastig met al die bezettingen, demonstraties, overtredingen en relletjes. Aan de andere kant vind ik uw visie op het wiel van de maatschappij wel boeiend, maar onder welke regels houdt het stand, vraag ik me af.
 
Een soepel en net niet te strak aangedraaide samenleving, begint Sirius een wijsgerig niet- en toch weer wel westers sociologische versie van zijn inleiding af te steken, laat een wiel zien dat de mens als as gemakkelijk kan laten ronddraaien. Om de simpele reden dat zijn wil om overstegen te worden, zijn wil om alles te weten en die om zo vrolijk te worden als hij geloven, bevatten en voelen kan, elkaar in evenwicht houden. Het is het wiel van de prettige persoonlijkheid en dat van de prettige relatie en daarmee van iedere prettige samenlevingsvorm. Als we in staat zijn op micro-niveau (van de solitair tot het communelid), op meso-niveau (van school tot stadion) en op macro-niveau (van kerkgenootschap tot wetenschap) de wielen zo ideaal te doen ontwikkelen, dan zijn we weer in harmonie met de natuur zoals de Kelten ons in de geschiedenis voorgingen. Door op de cirkel de bouw van de wereld te baseren, deze door te trekken in de bouw van de bovennatuur en in iedere wetenschap kunnen we zo diep herdenken dat ze voor deze tijd de magische oplossingen bieden waar nu zoveel vraag naar is.
 
Een roffel op de tafel met knoerend hard cheer, cheer, cheer om hem beleefd te doen stoppen, moedigt Sirius aan er een verhelderende gelijkenis aan toe te voegen. In een oeroud wiel achter de oudste zomerdijk staan een slimme boer, een landbouwkundige en een in alle culturen belang stellende socioloog te delibreren over de vruchtbaarheid van de grond. De boer legt uit waarom hij bepaalde en vooral bittere gewassen op het linkse warme stuk land verbouwt en meer zoete op het koele, rechtse stuk. De ingenieur protesteert, dit is echt onzin. Een wetenschappelijk gefundeerd onderscheid tussen bitter en zoet van een gewas bestaat evenmin als tussen warme en koude grond. Een onderscheid tussen linkse en rechtse hellingen… laat me niet lachen.
 
De socioloog weet door zijn brede belangstelling dat het verschil tussen bittere en zoete soorten al sinds de domesticatie van de meeste gewassen bestaat. Het onderscheid tussen warme en koude gronden is zo oud als de Ayurvedische leer, en dat in linkse en rechtse gronden hangt samen met de zonnestand ten opzichte van de berghelling. Alleen kan hij die kennis noch aan de boer noch aan de landbouwkundige kwijt. De boer weet genoeg met kennis van linkse en rechtse gronden voor het verbouwen van gewassen. De ingenieur wil alleen weten waarom de gewassen er zo troosteloos bij staan. Terwijl de socioloog zo graag een mutidisciplinaire samenwerking wil, alleen wil niemand meewerken. De moraal: onze kennis van gronden neemt toe als het op verschillende gronden is gebaseerd en men daar belang in stelt. Een noodzaak voor kennis is er niet. Het gaat om vrijwillige belangstelling in elkaars idee. Ook overeenstemming tussen lokale en regionaal gegenereerde kennis en wetenschappelijk gefundeerde is niet noodzakelijk voor een toereikende oplossing, verklaring of inzicht.
 
Grote wetenschappers, die geen oog hebben voor de lokale waarnemer, zijn vaak beperkte kenners. Ze scheppen situaties waarin hun ideeën het duidelijkst bevestigd worden; doorgaans in laboratoria. De keuterboer, die in zijn eentje een stukje grond verbouwd, is een grote weter door zijn langdurige ervaring met wat er groeit en bloeit. Ontwikkeling, ook maatschappelijke ontwikkeling, is alleen echt mogelijk als de verstandhoudingen tussen de beperkte kenners en de grote weters optimaal zijn. Voor optimale verstandhoudingen zijn juist religies ontstaan: als geloof in elkaar, in de grootheid van de ouders, van de voorouders, van de voorvaderen, van de zon enz. om te zorgen dat we tot in onze ziel (ons wezen) met elkaar verbonden zijn en zo dat we alle conflicten kunnen oplossen. Ook die tussen de gebruikers van de wereld, de getuigen van een betere wereld en de geleerden over beide werelden.
 
Sirius merkt wat onrust en vraagt zo retorisch mogelijk: zou de staat niet kunnen volstaan met alleen het bij elkaar brengen van gebruikers, getuigen en geleerden om de huidige onvrede het hoofd te bieden? Is dat niet de democratie die op ieder gebied ons weer één kan maken in alle verscheidenheid die ons kenmerkt? Zouden daar niet simpelweg de gebouwen voor al het welzijns- en kerkewerk voor open gesteld kunnen worden? Er zijn toch genoeg getuigen die gehoord willen worden, geleerden die hun kennis kwijt willen en gebruikers die hun mening willen laten horen? Een gedrongen stageaire in een hoekje van de ovale ruimte noteert in de kantlijn "institutionalisering van het welzijnswerk". Een neo-calvinistische oplossing voor de tsunami aan particulier initiatief in de jaren zeventig om het roer om te gooien in het welzijns-, gezondheids-, onderwijs-, cultuur- en wetenschapsbeleid die deze socioloog het burgemeesterschap van Rotterdam, zijn onderzoeksveld destijds, zou opleveren.
 
Als de DG hem bedankt voor het "lange, bonte en boeiende weerwerk" buigt de minister nog even naar een adiviseur, die Sirius een tweede briefje in de hand drukt. Kunt u uw verhaal uitwerken in een concreet voorstel voor een symposium, waar uw dialoog zou kunnen starten? Als hij wakker wordt na een bijna comateuze slaap, waarin hij droomde over het liedboek dat hij bijna af zou hebben, is er niemand om zijn visioen te delen. Hoeveel van deze dromen worden dagelijks verspilt, vraagt hij zich af, terwijl een handvol militaire dromen ooit genoeg was voor een godsdienst, die het gehele Westen in de greep had en nog grotendeels heeft en één droom voor een doorbraak in de burgerrechtenstrijd.


cultuurdier

GIOMEM 4
 

Sirius heeft het liedboek bijna af als hij gebeld wordt door het ministerie van Cultuur Recreatie en Maatschappelijk werk. Eén van zijn contacten in de Haagse nichtenscene heeft de minister geïnformeerd over het werk van een jonge schrijver aan een verzoening tussen kerk, wereld en wetenschap, dat de gronden van de kennis van culturen afgraast om alle bloemen weer te doen groeien. Het is de tijd dat Mao’s culturele revolutie een inspiratiebron voor het studentenverzet in verwording is. De genesis van een poldervariant op de communistische terreur in het verre China beangstigt Den Haag zeer. Coûte que coûte wil men dit voor zijn.
 
De directeur-generaal aan de andere kant van de lijn nodigt Sirius uit voor een lezing, terwijl zij lunchen. Ieder kwartaal houdt de top van het ministerie in Rijswijk een “weerwerklunch” met de minister en de ministerpresident over een beleidsthema, waarbij een “kritiese” spreker als gast de voorzet geeft. Wij hebben vernomen dat u een alternatieve kritiese studie heeft gedaan naar de dialoog tussen kerk, wereld en wetenschap, en zijn reuze benieuwd naar uw dito-uitleg.
 
Overvallen door de plotselinge belangstelling van de staat in zijn nog beginnend oeuvre stottert Sirius dat hij nog maar een paar aantekeningen heeft gemaakt en die net in een prikkelend lied aan het verwerken is. De DG is meteen enthousiast. Ja, precies, prikkelend, ja, dat is wat we zoeken. Kunt u a.s. woensdag om 12:30 uur? Wij komen u natuurlijk ophalen.
 
Sirius aarzelt. Wilt u echt het prikkelende verhaal met uw minister en zelfs de premier erbij aanhoren? Het is bijna pornografisch hoor? De DG buldert van het lachen, u bent me er één. Pornografie is natuurlijk wel het duidelijkste voorbeeld van wat onverzoenbaar is gebleken tussen kerk, wereld en wetenschap, maar of het helpt om een pornografisch verhaal af te steken…? Hmmm, u bent toch geen provo? Sirius moet op zijn beurt nu erg lachen, want zijn gymleraar had hem daar nog zo over aan de tand gevoeld en was door het lint gegaan toen hij al proestend van man’s hoogrode hoofd-van-kwaadheid hem had uitgelegd dat Provo juist het concurrerend wasmiddel van Psob was. Eh, nee, ik ben een echte Psob.
 
Na wat heen en weer praten en proesten besluit de DG dat hij hem persoonlijk komt ophalen en zo de lezing vooraf nog met hem kan doornemen. Kunt u mij in een kort memootje een ‘outline’ van uw inleiding vandaag nog toesturen? Dat is goed, zegt Sirius hem een eerste schets toe en gaat meteen aan de slag. Zijn oorspronkelijke lied over Het geborgen kind kan hij ervoor herschrijven. Het verhaalt over de elf Windekind, die F. van Eeden bedacht in de 19e eeuw om zijn Johannes te verkleinen zodat hij de taal van de planten en dieren verstond.

 
Alles moet kleiner
Alles moet plat
Pas dan wordt het fijner
Pas dan zijn we wat!
 
Dit refrein kan hij zo laten staan, maar aan de meeste coupletten zal hij nog flink moeten sleutelen. Zijn Windekind is een petomaan, die het scheten laten tot liedkunst heeft verheven. En de gouden sleutel is in zijn lied een muzieksleutel met een contrabas als lip, die hij door vals te zingen voor zijn gehoor verbergt. De mens is bij hem eerder onnozel dan boosaardig en kabouter Wistik heeft een moderne naam Weetjewel en is een luie mier, die gras rookt.
 
Wij zoeken
niet naar boeken
wij hakken de hoofden
stuk van wie ons niet geloofden
verwachten wij geen geluk.
 
Weetjewel beweert dat het bewustzijn van de mensen veel te benauwd geworden is, terwijl juist hun hersenen zoveel ruimte bevatten, omdat ze de melodie missen waar het denken ooit mee begonnen is. Windekind heeft echter die melodie nog in zijn repertoire, maar is uit het zicht van Sirius verdwenen, die de rol van Johannes zelf speelt. Ook Sirius ontmoet een meisje, wiens vader over het notenschrift beschikt en hem verbiedt met haar om te gaan zolang hij religie omlaag haalt met petomane evangelisten.
 
Als Sirius een ouderling leert kennen, die wel een eind met hem mee wil gaan en niet meteen het bestaan van Weetjewel en Windekind ontkent, hoort hij van diens kweekmoeder hoe de wereld in elkaar steekt. De mensenwereld is volgens haar een kelder, waar men wat bedorven is bewaart tot er verse versies beschikbaar zijn. Haar filosofie is een verademing voor Sirius. Bij haar proeft hij wat hij bij zijn moeder prepuberaal proefde: een alles omzeilend optimisme dat je in staat stelt in zo’n kelder te overleven met een voortdurende verversing van je hoofd.
 
We zullen alles verversen
Draai maar door met die persen
De mensen willen het zo graag beleven
Geborgen zijn tijdens hun aardse leven.
 
Hij voegt er voor de lezing nog enkele regels aan toe, waarin hij het onkenbare van de cultuur als het probleem van de moderne tijd poneert.
 
Wie zwemt er in ons kennisnet?
Wie zorgt voor de cultuur als bed?
Wie geeft ons zonder reden een bestaan?
Is het de zon, de STER of toch de volle maan?
 
In de kantlijn noteert hij dat de kennis van de gronden nooit verward mag worden met de gronden van de kennis. Trots leest hij dat regeltje hardop voor. Dus toch een sleuteltje gevonden, glimlacht hij naar zichzelf. Hier zullen ze in Rijswijk nog vele lunches op kunnen kauwen. Reeds voldaan vouwt hij het memootje dubbel, adresseert het en brengt het direct naar de brievenbus.
 
Op de afgesproken woensdag in november 1969 wacht hij op de limousine van Marga Klompé bij het kraakpand, tevens postadres, van zijn eenmansstichting Aksum aan de Hooigracht in Leiden, waar hij tijdelijk onderdak gevonden heeft bij de voorzitter van de Leidse Studenten Werkgroep Homosexualiteit.


heilsoldaat

De ongelijkzijdige driehoek
 
De periode tussen de Ulo en de universiteit brengt Sirius in een tweestrijd door over kerk, wereld en wetenschap. Door Baäl te vereren in de relatie die hem alles schenkt wat zijn hartje begeert, komt hij in conflict met de consumptiemaatschappij, waar zijn afkeer tegenover toeneemt met de wil nooit auto te rijden, nooit meubilair te kopen, nooit mee te doen met de ratrace rond het laatste nieuwe hebbedingetjes. Wat hem dan weer doet botsen op zijn drang om alles te hebben dat de ander mist en daarin zijn authenticiteit te zoeken. Zoals de kunstromingen alles opnieuw willen vormgeven en dat als de hoogste vorm van kunst beschouwen, terwijl de natuur alle vormen al in zich draagt.
 
Grootgebracht in het proeven van de nieren van het geloof dat zich in zijn lichaam heeft genesteld, kleingehouden in het genieten van de wereld als één grote versierpartij en opgetild in het denken van de wetenschap die hem vrolijk maakt over zijn bestemming, zou hij zich het liefst in drieén delen. Een kennende ziel voor een godsbeeld van De Schoot waar je de ander weerloos kunt ontmoeten en elkaars evenbeeld kunt zijn. Voor die staat had hij de logeerkamer omgebouwd in een apenrots met een houten schoot om te slapen en zijn bezoek te ontvangen.
 
Een spelend lichaam dat zich openstelt voor alle geneugten der aarde, gekleed in weersbestendige lingerie en voorzien van een harnas voor de boze buitenwereld, die hem vooral in Leiden van pas komt als hij op straat de heterocode breekt. Met een boetserende geest, die beide staten van het zijn voorziet van de nodige modellen van en voor een goed leven, houdt hij het geheel als een meanderende levensvorm in stand. Gekleed in een toga van Aksum bereidt hij het college aan Lukas en Johannes voor, zijn eerste over Het Paradijs onder onze voeten.
 
De zelf bedachte Alternatieve Kritiese Studie & Uitleg Methode moet het gehele onderwijs terugbrengen tot de kleinste schaal: leraar of leermeester en leerling, die volledig gelijkwaardig in een dialoog problemen analyseren en oplossen. Hij had hem al beoefend met zijn moeder en met zijn vader en zou hem verfijnen met zijn broers met wie hij leerde discussiëren.
 
Onderwijs zoals Plato het zag en waarvoor studenten eind jaren zestig in opstand komen tegen de ongelijkwaardig gegroeide verhoudingen tussen de onderwijsinstelling en de leerling, de kerk en de gelovigen, de ouder en het kind, die van dezelfde snit waren als die tussen een autoritair régime en een arme bevolking.
 
De weerzin tegen de regentenmentaliteit van bestuurders, schoolhoofden en opvoeders begon bij Sirius met zijn aversie tegen de autoritaire kanten van zijn huisvader, zijn klasseleraren en zijn voetbaltrainers. De blauwe pij, die hij draagt om zijn kennende ziel vrij spel tegeven, houdt hem in de kast met een geloof dat hij qua overtuigingen verzwijgt, maar in zijn daden de boventoon laat voeren. Zijn Baälisme gebruikt hij op de Ulo om de nar uit te hangen. Tijdens de pauzes houdt hij erediensten om de cijfers die dag zo hoog mogelijk te laten uitkomen.
 
Met brutale en raadselachtige teksten op de achterkant van schoolborden saboteert hij de machtsspelletjes van vooral de taaldocenten, die menen dat het stampwerk en het proefwerk zo militair mogelijk moeten worden gedaan. De lerares Engels is weken overstuur geweest toen zij het bord omdraaide en las: what misses Flirtstra says, does n’t matter, we enjoy all her hair en all het body for the time being so generous to us. Ze heeft sindsdien slobbertruien en tuinbroeken gedragen en buigt niet langer over je heen. De leraar Frans heeft eenzelfde periode mompelend doorgebracht in de ban van het aforisme ‘La raison c’est une autre chose, pourquoi on ne peut pas chanter la vérité.’
 
Het spotten met autoriteiten culmineert in een ludieke actie tijdens de gymnastiekles, waar hij als eerste leerling op aarde doet alsof hij gesponsord wordt door het merk PSOB. Zijn met schoolkrijt getekende logo van zijn godsbeeld op de achterkant van zijn extra strakke gymbroekje brengt zelfs de leraar aan het lachen, die vraagt waar hij dan precies reclame voor maakt. Voor een nieuw wasmiddel, mijnheer. Hoezo nieuw? vraagt de man nog. Omdat het als enige in zijn soort onze vuil getrapte zielen weer wit kan maken, na uw grill-and-drill-lessen, spot Sirius erop los. Dat pikt de man niet, die gelooft dat zijn superioriteit als leraar geen spot verdraagt. Na de voortijdige heenzending naar het kleedhok, moet hij blijven wachten tot mijnheer met alle lessen klaar is.
 
Zijn reprimande geeft hem prachtige heldere ogen, waar Sirius geen genoeg van kan krijgen. Iedere opmerking verstaat hij dan ook verkeerd, waardoor de tronie van de ex-marinier heen en weer beweegt tussen een ijzige generaal en een wanhopige korporaal. Als Sirius zijn hand op zijn knie legt om hem te kalmeren, laat hij zich bijna in zijn armen tuimelen. Nog wat wankel herstelt hij zich en recht zijn rug om Sirius de deur te wijzen. Deze is nog zo in de ban van zijn ogen dat hij hem al lopend in de aangewezen richting met zijn blik gegijzeld houdt en daardoor zijn ogen over zijn billen ziet dwalen.
 
Thuis gekomen geniet hij alleen op zijn omgetoverde logeerkamer van de vele gebeurtenissen die hem weer zo’n schone dag hebben bezorgd. In die stilte, want hij draait zelf nooit een plaatje en zoekt nooit naar een zender met favoriete muziek, komen de overpeinzingen vanzelf. Van huis uit spookt het in en rond zijn kennende ziel. Moet hij zich daar niet serieuzer mee bezighouden en zich toeleggen op het schrijven van een gebedenboek?
 
Al enige maanden ligt er een half lied op de bovenste kist van de apenrots, dat vraagt om te worden afgeschreven. Maar zodra hij er zijn hand naar uitsteekt, komt meteen de drang in hem op om te dansen en daarbij zijn gymleraar uit te dagen met de wildste heupbewegingen en de armen om zich heen gestrengeld alsof hij hem bevree. Wat hem weer op een denkspoor zet naar de reden om je over te geven aan het dollen met de werkelijkheid of dat juist te laten bij een enkele uitdaging om het af te maken met een onweerlegbare analyse van wat de mensheid te doen staat.
Vaak leidt deze gang door al zijn staten tot een nieuwe beeld of een nieuwe tekst.
 
Nu wordt dat een hoogbenige jongen in gymbroek met kontreclame die de hoogste kist een nieuwe versregel aanreikt. Zodat de cirkel die dag geheel rond is. De ziel heeft nieuwe regels om op te kauwen, het lichaam heeft de ogen van de gymleraar de kost gegeven en de geest heeft nieuwe inzichten vastgelegd. Het lied luidt nu:
 
Het kind dat een macht boven zich niet grijpen kan
zijn troon zorgvuldig kiest aan de voeten van
degene die hem ziet als één der zijnen
zal nimmer geestelijk verkwijnen
nu het ouderlijk gezag
bij alles mag
verschrompelt tot
een geheel verkalkt bot
brekend op zijn harde scheen
aan hem heeft de ezel geen steen
die balkt over de snelst mogelijk veranderende tijden
over het vuur van de liefde dat ons in alle opzichten kan bevrijden.
 
De sok van het gedicht laat een ongelijkzijdige driehoek zien, waarin Sirius het Baäl-teken ontwaart. De rechtste hoek geeft de invloed van de wereld aan, waarop zijn leven in die tijd draait. Kennis van en aan die wereld, door het cultuurspel om de macht die er woedt, moet zijn kerk verwerken in een tempel voor iedere ziel die het weten in zich draagt als een ongeboren kind. Dat oord, waar iedereen zich geborgen weet, vormt de scherpste driehoek. De van zichzelf zwangere wetenschap vormt de hoek tussen beide winden in. Het geheel vormt een vaantje waarvan de beweging in een windstille kamer van Baäl afkomstig moet zijn.
 
Vanaf die dag dat hij een logo, een relatiegeschenk en een eerste tekst voor Psob, de Baäl van het Westen, heeft verzonnen is zijn zoektocht begonnen naar het vinden van de meest toereikende verhouding tot zichzelf, de anderen en de wereld. Op weg naar een zingevend groter geheel dan een autonome createur kan zijn met slechts verantwoordelijkheid voor het eigen handelen. Het tribunaal om zich te bevrijden van een verschrikkelijke opvoeding en door rechtspraak zich met zijn familie en goegemeente te verzoenen vindt hij overbodig geworden. Hij kan het zelf gemakkelijk alleen aan door het te verwerken in het dagelijks dikker wordend liedboek, onder de titels:
 
Het Windekind slaat zijn vleugels uit. Wat is lijden? Zonder God geen ander. De magie van het initiatief. Vernedering, wisselgeld voor geluk en zin. Authentiek egocentrisme. Ontplooiing met behoud van vouwen. De dood als verlossing. Het bestaan als verblijf. Het optimisme als redelijk alternatief. In iedere bange mens kwijnt een levenslustig dier. Rivaliteit in rechtvaardigheid. Vertrouwen als Het Ware Geloof. Vriendschap zonder pact. De Verliefde Rede. De Hofgemaakte Vrede.


hoer en zoon

Het pleit beslechten
 
Hij is woedend over het gemak waarmee hij uitgesloten wordt van de vrijheid anders te denken dan de ander. In de lege coupé schreeuwt hij het uit. Heer van alle heren, zoon van de Hemel, minnaar van de Godin, gij die alle levenspaden hebt aangelegd, waarom laat u de mensen elkaar zo misverstaan, terwijl u ze opgezadeld heeft met dezelfde gevoelens en de logos deze te scherpen tot eenzelfde doel elkaar lief te hebben? Moet altijd de één voor de ander buigen? Waarom gaat het niet om die liefde zelf, maar altijd om het recht op die liefde? Waarom laat u ons totaal in de war achter met een rechtsstrijd die niemand kan winnen? Waarom laat u het pleit beslechten met een gelijk over het ware geloof, dat niemand kan opeisen?

Zijn kwaadheid gaat over in zacht snikken. Zelfs nu ik alle gevoel voor de ander in me omkeer en me het liefst van deze wereld zou willen storten, is dat omdat ik zo naar hun schoten verlang. Zo graag in hun armen verkeer, me geheel aan Sarah zou willen overgeven. Haar willen laten voelen dat mijn liefde geen andere is dan die zij voor de enige ware houdt. Want dat houdt Sirius nog het meest bezig, dat hij zich geborgen wil voelen, dat hij met zijn geloof bij iedereen terecht kan en dat hij daarin dezelfde waarden inzet. Opnieuw steekt de woede op over de goden die er een potje van hebben gemaakt en de mensen met hun diepste behoeften één met elkaar te zijn op te hebben gescheept met een ongelijke strijd om deel van die éénheid te zijn. Jaloersheid, hel en verdoemenis zijn hen deel die geborgenheid zoeken vanuit de logos van de liefde zelf. De levenskracht van de mens als deel van de natuur om het onvoorwaardelijk de ander te geven en te ontvangen, wat vuriger kan zijn dan een paard en smeulender dan lavastenen.

Plots dringt tot hem door dat Sarah, evenals zijn familie en zijn vrienden, zich slechts verpakken in een geloof dat het pleit nog moet beslechten tussen de jaloerse god Jahweh en zijn bestemming als de God die louter Liefde is, die in de evangeliëen in het Nieuwe Testament wordt geopenbaard. In Jahweh, de god van het Oude Testament, zien we zowel de oude Mesopotamische hemelgod El als zijn zoon Baäl voor eeuwig samenvloeien. Met Baäl, die tevens minnaar is van de Godin waaruit hij is voortgebracht, heeft Jaweh een eeuwige strijd in zich te voeren met zichzelf. De profeten in het OT putten zich uit om Baäl als valse god en vijand af te schilderen. Waarmee zij tegelijkertijd El’s wraak op zijn incestueuze zoon voltrekken en Salomo dwarszitten, die tegen hun zin in de eerste tempel voor Jahweh bouwde en toestond dat daar ook andere goden werden vereerd. Bij de inwijding wordt Baäl zelfs zonder hem bij naam te noemen aangeroepen als regengod en god van de vruchtbaarheid.

Voor Sirius wordt zijn trouw aan Baäl nu pas helder. Hij weet uit de verboden boeken van zijn vader, dat in Baäl de man wordt verafgood. Hij is je enige meester, je echte eigenaar en je ware echtgenoot als je hem aanbidt. Die aanbidding van Baäl sprak hem vooral aan omdat het gepaard moet gaan met “wellustige praktijken van vruchtbaarheidscultussen”. Vanaf zijn 13e jaar offerde hij al zijn zaad op alle zon- en christelijke feestdagen ter ere van zijn Baäl, Psob. Op zijn 15e brengt hij dat offer samen met zijn schoolvriendje Tom, waar en wanneer ze daar zin in hadden. Dat men voor Baäl ook kinderen offerde, had hij met Tom opgevat als een gerucht op basis van een verkeerde waarneming. Jaweh, die El en Baäl in zich verenigde, had Abraham er wel om gevraagd, maar uiteindelijk zijn offer geweigerd. Dus kinderen offeren gold niet als geloofsvoorwaarde of geloofsdaad. Wel het eten van de offers die gebracht werden aan de doden en zichzelf snijden met een zwaard of mes of speer.

Zijn gedachten dwalen af naar de schooltijd, toen hij ontmaagd werd door de zoon van de plaatselijke uitgever van christelijke lectuur op het dak van de fabriek langs de Schie. De dag ervoor was hij voor het eerst van huis weggelopen. Hij kon in de schuur van Tom’s ouderlijk huis de nacht doorbrengen, maar moest de volgende dag vroeg weg zijn als Toms vader de fiets pakte om naar zijn werk te gaan.

Tom had hem moeten wekken, want anders zou hij gesnapt zijn. Hij had hem naar de oude fabriek gestuurd en beloofd hem wat boterhammen en melk te brengen. Sirius had er een washokje gevonden, waar hij zijn behoeften kon doen. Net klaar met afvegen, viel de deur in het slot en hoorde hij Tom grinniken dat hij het offer voor Psob kwam halen. Hij onderstreepte zijn opdracht met een mes dat hij langs het houten ribbels van de planken haalde en zo een ratelend dof geluid producerend. Sirius voelde zich geheel opgenomen in Tom’s fantasie en hijgde bijna dat hij alles aan hem zou geven wat hij begeerde.

Een luikje viel open en Tom stak zijn hoofd dwars door de wand. Zijn zonovergoten donkerblonde golvende haren maakten zijn gezicht knapper dan ooit en gaven hem het uiterlijk van de Viking, die in Sirius dromen hem vaak wenkte maar steeds verdween als hij zijn richting in rende. Luister, krulde Tom zijn lippen, doe precies wat ik zeg en je leven zal de wending krijgen waar je zo naar verlangt. Ja meester, ginnegapte Sirius, niet beseffend dat Tom dat letterlijk nam en zijn hoofd terugtrok om plaats te maken voor zijn uitgestoken hand met daarin zijn geslacht. Kniel, beveelde hij Sirius, die eerst aarzelde, maar zeker wist dat het nu anders was dan met die Slungel uit het zijlaantje. Tom had een behoorlijke stijve en duidelijk geen zin in een lang verhaal. Als je hem in je mond neemt, dan beloof ik dat je alles van me zult proeven dat ik voor je gespaard heb.

Het idee alleen al dat Tom zijn zaad voor hem had gespaard, maakte Sirius geheel ontvankelijk voor zijn boezemvriend. Daardoor had hij pas na een tijdje in de gaten dat het eerste vocht urine was. Gadverdamme had hij willen schreeuwen, maar Tom had zijn hoofd meteen tegen zich aan getrokken en spoot de laatste druppels diep in zijn keel om vrijwel direct daarna zijn zaad over zijn gezicht te spuiten. Sirius voelde zich half verkracht en half vereerd. Tom zorgde door zijn schaterende lach en zijn warme handen om zijn hoofd ervoor dat hij zich niet schuldig voelde en zelfs bevrijd. Voor het eerst had hij de ander echt geproefd. Hij zou hem het liefst willen kussen, maar dat kwam verdraaid tot slaan in hem op. Al stoeiend raakte Tom zijn billen aan en wilde met zijn hand onder zijn riem zijn hele kont betasten. Dat was voor Sirius de grens. Door Tom op die plek bij hem naar zich toe te trekken, moest hij Sirius wel loslaten en van zich afdrukken. Nalachend lagen ze op hun ruggen in de zon te genieten van hun tijdelijke geborgenheid in elkaars armen.

Zich dit zo helder herinnerend als een geweldig moment van gewijde en tegelijk bevrijde liefde staat Sirius in Den Haag aangekomen wat vervreemd in de bijna lege stationshal. Dat duurt niet lang. Een man met een lange leren jas stapt op hem af. Voor hoeveel? vraagt deze nors. Pardon, wil Sirius hem de kans geven zich helderder uit te laten. Maar de man trekt hem al de hal uit, naar een klaarstaande auto en houdt hem stevig genoeg beet om hem niet te laten ontsnappen. In de auto zit een meer spraakzame maat van hem, die hem verontschuldigt voor zijn wellicht botte wijze van uitnodigen, maar de politie loert op ons. Hij zegt het als vanzelfsprekend. Ons? hoort Sirius zich nog verweren tegen deze halve ontvoering, maar laat het verder daarbij en voegt zich naar wat zij met hem willen. Als je niet mee wilt dan laten we je gewoon met rust, hoor!? zegt de chauffeur, die zich naar hem omdraait en zich voorstelt met Jacob.

Sirius leert Jacob kennen als de eerste klant in zijn korte loopbaan van escortboy tot betaalde minnaar van een getrouwde rechter en vervolgens als zijn pooier die hem bijtijds weer op het spoor zet naar het maatschappelijker bestaan van werkstudent bij de Hoogovens. Zijn prostitutie verhult al die tijd dat hij niet zonder sex met mannen kan, hoe hard hij ook de meisjes mag neuken die partner zijn in de betaalde liefde van menig klant. Jacob heeft dat al snel door en ook dat Sirius veel meer talenten heeft dan escorteren, animeren en hoereren. Wanneer de rechter hem voor zijn fatsoen opsluit in een flatje in Scheveningen, haalt hij hem daar weg en voert hem uit de haagse nichtenscene, waar hij doodongelukkig dreigt te worden, naar een kamer in Leiden boven de groentezaak van één van zijn vele relaties, die zijn broer Petrus, na lang soebatten thuis, heeft losgepeuterd.

Het is op deze zolderverdieping dat definitief het pleit beslecht wordt en Sirius zijn geloof in één god reconstrueert tot het geloof in Die Ene Relatie, die hij aanvankelijk denkt te vinden in zijn omgang met de latere shinto-priester, de leidse student Nederlands, Polletje Poes, die hem in contact brengt met Het Blonde Boek, de latere schrijver BB, zijn oogappel.


paulus gang

De Paulusgangers
 
Van een tweede sessie komt het de eerste dag niet. Na het eten is een stoel aangeschoven voor de bezoeker die men verwacht, en wordt de assisent weggeroepen voor een spoedje bij de GGD. Volgens de vrouw van de assistent gaat het om een evangelist uit Canada, een neef van haar man die daar tot het geloof is gekomen. En uw man? vraagt Sirius zich hardop af. Oh, die is onder de auto bekeerd, flapt zij eruit. Ja, hij was toen nog monteur en raakte tijdens zijn werk in gesprek met een klant die hem confronteerde met de vluchtigheid van het leven en de snelheid van de dood. Toen hij per ongeluk de knop raakte, waarmee de brug zakt, raakte mijn man in paniek. Een stuk hout, zo dik als het kruishout, blokkeerde de neergang. Hij had dat hout nooit eerder gezien en ook de klant wist er niets van. Sindsdien is hij in de Heer en heeft naast zijn middenstandsopleiding theologie en psychiatrie gestudeerd. Opeens kon hij studeren wat hij maar wilde. Dat vind ik het echte wonder en heeft bij mij het geloof doen groeien.

Sirius raakt met Sarah, zoals haar man haar sinds die gebeurtenis is gaan noemen, in een diep gesprek over geloof en samenleving. Zij kan ver met hem meegaan dat het grote verhaal niet waar hoeft te zijn, uitgebreid mag worden met mythen die het aantrekkelijker maken en magische voorstellingen van het leven dat het spannend maakt. Tot zij af moet haken als hij stelt dat de Bijbel niet langer volstaat als informatiedrager voor een godsdienst die bij de tijd is gebleven. Sirius idee om het in een film te vertalen, waarin God zich openbaart als een mens onder de mensen, zich vermaakt met alle lichtgelovigheid van zijn aanbidders en tijdens zijn laatste popconcert verdampt, botst op haar onwankelbaar vertrouwen in Paulus. De hyperactieve verspreider van het evangelie als een nieuw geloof, is voor haar in alles de toetssteen. Zelfs als Sirius haar voorhoudt dat zij Paulus vereerd en niet God, is ze niet van haar geloof af te brengen. Je kunt dat altijd beweren als de boodschapper geloofd wordt en zijn bron niet waargenomen kan worden. Dus zouden de joden Mozes vereren en de moslims Mohammed, wat zeg je daar dan mee? verweert zij zich tegen zijn reductie van haar overtuiging.

Dat dus God ook maar een mens is, dat we hem alleen zo kennen en dat we hooguit kennis hebben van zijn bestaan als Almachtige via oncontroleerbare getuigenissen en visioenen van historische figuren die zelf niet noteerden wat zij hadden beleefd. Maar dat is juist het geloof in de kern, maakt Sarah het grote verhaal voor hem klein genoeg om het te behappen, dat je voor waar aanneemt en doorleeft wat gezegd en gezien is. Mozes, Paulus en Mohammed zijn slechts media. Het woord, de kracht van wat het weergeeft en voor je betekent, moet het in je doen. Dat merk je het sterkst als de tekst poëzie is. Eigenlijk zou de hele Bijbel in poëzie moeten worden ‘hertaald’, spreekt ze de nieuwe vertalers na. Sirius kan daar wel mee instemmen en stelt voor om dat samen eens te proberen.

Die avond neemt Sarah Sirius als cliént over van de assistent. Haar man vindt het best. Hij twijfelde al vanaf het begin over zijn kansen snel tot de jongen door te dringen en schat die van zijn vrouw hoger in. Mede omdat hij zichzelf niet gemakkelijk de hete brij (het zondige leven van Sirius) ziet aansnijden en dat moet wel binnen een week geklaard zijn. Sirius vindt het prima als Sarah de overdracht de volgende dag voorstelt. Hij heeft zelf ook het gevoel dat hij met de assistent niet ver zal komen en dat Sarah hem langer kan volgen. Ze besluiten hun eerste sessie op een terras in de binnenstad van Utrecht te houden. Sarah trekt haar mooiste zomerjurk aan en koopt voor Sirius een getailleerde Italiaanse blouse die er veel bekijks door krijgt. Ze haakt daar meteen op in door op de man af te vragen wat het hem doet al die plakkerige blikken.

Ja, heel gek, legt hij uit, ik word er normaal verlegen door. Maar hier kennen ze me niet en tillen hun ogen mij een beetje op. Zo zo, plaagt Sarah hem, je wilt graag op handen gedragen worden? Nou, bekent hij haar, ik hou beslist van bewondering, verering en begeerd worden. Dat geef ik grif toe. Zou je filmster willen zijn, tast ze zijn behaagzucht af. Nee, dat nu ook weer niet, moet Sirius toegeven, ik wil er eigenlijk niets mee doen. Gewoon, laten gebeuren en van genieten. Ach, kijken kan nooit kwaad, toch?!, probeert ze zijn grenzen uit. Nee, hooguit irriteren, zegt hij gevat, om eraan toe te voegen dat de mens over het algemeen zich niet gemakkelijk laat bekijken en het zelf het liefst heimelijk en anoniem doet. Wij zouden dat eigenlijk moeten leren, hoe je het beste naar de ander kunt kijken en bekeken kunt worden.

Waarom? vraagt Sarah langs haar neus weg. Sirius gaat voor het antwoord rechtop zitten en begint met het kijken als ontmoeting. Als ik jou nu aankijk, zegt hij zacht, dan praten we met onze ogen, grazen onze gezichten ermee af en proeven de bewegingen en standen van de huid, lippen en ogen. We zouden zonder te praten zo toch een heel gesprek kunnen voeren. Soms denk ik dat we dan pas echt contact met elkaar hebben en zelfs een beetje sex. Sarah bloost ervan. Loop je niet wat te hard van stapel, jochie? Hoe oud ben je eigenlijk? 17, en rijp zat om je van dienst te zijn, flapt hij er blozend uit. Beiden lachen om zijn verspreking. Voor Sarah is het vooral leuk, omdat zij denkt dat Sirius gelukkig toch een gewone hollandse jongen is. Voor Sirius omdat hij denkt haar zijn gevoelens te tonen, die hij tegenover vrouwen het liefst verzwijgt.

Sarah wil nu het fijne ervan weten. Ze begint met dat ze natuurlijk ook voelt hoe intiem mensen elkaar kunnen aankijken en dat dat best plezierig is, maar toch niet zonder gevaar. Het goede van elkaar mooi vinden en naar elkaar verlangen, is kostbaar en kwetsbaar, zegt ze, Sirius nu wat verlegen aankijkend, maar het is vaak niet gepast als je er meer dan die emoties in legt. Als het geilen wordt, snijdt Sirius haar de bocht af. Pardon, schrikt Sarah van zijn straattaal, zo zou ik het niet willen noemen, maar goed, als het puur begeren wordt. En toch, schuift Sirius met de grens, is dat ook niet verkeerd. Als je het open laat en puur flirtend kijkt, zonder lichaamstaal die het sexuele benadrukt. Het blijft natuurlijk wel een intimiteit die de ander verkeerd kan verstaan, houdt Sarah hem de belangrijkste grens voor. Ja, maar ook te snel verkeerd kan interpreteren, houdt Sirius vast aan zijn kleine sexuele revolutie, en geheel in lijn met het gebod op de liefde.

Hoezo?, protesteert Sarah meteen, moeten liefhebben, dat lijkt me in tegenspraak met elkaar. Maar dat is toch de blijde boodschap, herinnert Sirius haar aan het Nieuwe Testament. Daar staat toch duidelijk dat God Liefde is, door ons moet worden lief gehad en dat wij elkaar moeten liefhebben. Ja, maar niet begeren of beminnen, probeert Sarah nog, maar Sirius galmt al: Gij zult (….) Mij alleen aanbidden en boven alles beminnen. Die liefde is louter symbolisch, beweert Sarah op grond van haar lezing. Alleen je geest kan naar God uitgaan. Oh, vertaalt Sirius het, theofilie is wel mogelijk maar geen theosexulaiteit. Ja, zo zou je het kunnen zeggen, bedenkt Sarah zich, net als homofilie als het ware.

Het is aangesneden, maar Sirius hapt niet meteen. Theofilie zou toch betekenen dat we wel verlangen naar het bezitten van God, maar dat we die begeerte geen gevolg geven omdat God dan een mens zou moeten zijn. In mijn idee zou het wel mogelijk zijn als we in een mens God menen te zien en dat zou zich voor kunnen doen als het om iemand gaat die je zo sterk bewondert dat hij of zij je geheel overweldigt. Of mag je dat niet denken of doen? En waar staat dat precies?

Pas op voor doordraven, Sirius, koelt Sarah zijn betoog, het staat nergens wat jij beweert en daarom zul je ook nergens terugvinden dat God als mens bestaat. Jawel, hij heeft van zichzelf gezegd dat hij de mens als zijn evenbeeld ziet en zijn enige uitspraak die direct aan een mens gedaan is, is: ik ben wie ik ben. Alleen een mens kan dat zeggen of een fabeldier, maar niets buiten die verzameling! Zullen we het voor ons gesprek houden op een heilig fabeldier? probeert Sarah met succes het gesprek weer in handen te krijgen.

Wat mij opvalt, is dat je niet ingaat op die stelling van mij over homofilie, geeft ze Sirius te denken. Ik zie niets verkeerds in homofilie, is zijn eerste response. David en Jonathan deelden dat met elkaar en over Jezus en Johannes bestaat het vermoeden dat ook zij van elkaar hielden als mannen. Het staat nergens letterlijk, brengt ze tegen zijn feiten in. Ik denk ook niet dat het om verlangen en begeerte gaat, eerder om genegenheid, vertederd zijn, je aangeraakt voelen door de schoonheid van de ander. Als je de Bijbel goed leest dat staat er eigenlijk dat voor de heterosexuele mens, die in sexuele zonden vervalt, doorgaans de gevolgen niet zo zwaar zijn en soms in ’t geheel niet merkbaar. Paulus woord van de doorn in ’t vlees gaat hiervoor op: “een engel des satans, die hem met de vuisten slaat” zo moet je dat zien.

Maar toch ook, zegt Sirius die evenzeer thuis is in het NT: “Mijn genade is u genoeg”. Dat betekent toch een erkenning van de homosexuele mens en niet louter van de homofiele. Christenen en zeker zielszorgers als uw man en uzelf horen gedreven te zijn door grote liefde en hartelijk meeevoelen. Dat kan niet als de begeerte zelf pervers wordt gevonden. Of is dat juist wel mogelijk en vooral typisch christelijk dat we puur instrumenteel de liefde zien. Dat we ons er nooit echt aan overgeven, omdat steeds sexuele zonden op de loer liggen.

Sarah voelt dat het gesprek de verkeerde kant op gaat en grijpt in met een kort college over zielszorg en waarheidsvinding. Zij begint met dat het goed is dat de zielszorger bij het bieden van steun aan deze mensen, de homofielen, altijd de mogelijkheid van een natuurlijk neiging of geaardheid afwijst. Het gevoel dat het aangeboren is, is gemanipuleerd door de wetenschap en het begin van de neurose zelf dat men aan de afwijking gevolg moet geven. Luister Sirius, de homosexuele mens mag niet, zelfs niet als het bestaan van een aangeboren homosexualiteit vastere vormen aannemen zou, gebukt gaan onder de enorme druk van het onafwendbare van een aangeboren afwijking, waaraan nooit iets te veranderen zou zijn. Zij citeert uit haar blote hoofd de colleges van Rümke.

Oh, pakt Sirius het meteen van haar over, de afwijker moeten we autoritair, dwz met al ons gezag, verzekeren dat de gehele notie van ’t aangeboren zijn van homosexualiteit ongegrond is. Het is ingebeeld. Het is zelfsuggestie. Het is nooit wetenschappelijk vastgesteld dat aangeboren homosexualiteit voorkomt. En als dat wel het geval zou zijn, dan nog kan het een aangeboren afwijking zijn zoals men vermoedt dat veel crimineel gedrag aangeboren is dan wel voortkomt uit hersenaandoeningen. Zolang het bestaan van homosexualiteit als een normale aanleg dubieus is, moeten we blijven wijzen op de juiste houding van de medemens zelf als zijn omgeving.

Sirius kijkt daarbij Sarah bijna woedend aan. Zij doet echter of haar neus bloedt. Het is inderdaad van het grootste belang hoe je zelf tegenover je homosexuele neiging staat en gezet wordt. Je moet allereerst gewezen worden op het feit, dat je als homofiel niet alleen (ervoor) staat. Dat als ’t er op aankomt dat je ziet dat men niet zo geisoleerd in het leven staat als men vaak denkt. Dat men wel altijd zijn sexuele driften moet beheersen en hieraan geen voldoening kan schenken. Daar tegenover kun je stellen dat de manlijke homosexueel het het moeilijkst met zijn neigingen heeft. Rümke geeft ons daarbij aan om als zielszorger hem dan te wijzen op de jonge vrouw met sterke sexuele drift. Haar uitleving, als zij de kans krijgt, zou volkomen aanvaardbaar zijn, maar daarom krijgt zij die kans niet, althans moeten we dat voorkomen. Heeft zij daarom minder strijd in haar leven te voeren tegen haar natuur? En hoeveel jonge vrouwen zijn er wel niet, die zo strijden moeten? Kunnen zij dit wel? En zou de homosexuele man dit niet kunnen?

Sirius raakt een beetje opgewonden van Sarahs openhartigheid over het lustleven van jonge vrouwen dat gelijk zou zijn aan dat van homosexuelen. Maar Sarah ratelt onverstoorbaar door over de homosexueel, die erbij bepaald moet worden dat hij zijn neiging zelf bestrijdt, omdat zij niet aanvaardbaar is, tegennatuurlijk is. Zij is in strijd met de aanleg en bestemming van zijn op geslachtsleven betrekking hebbende organen, citeert ze nu de letterlijk gedrukt staande teksten. Zijn geslachtsapparaat wordt op tegennatuurlijke wijze gebruikt. De terminologie van apparaten en organen voor een gezond of ongezond geslachtsleven dragen aan Sirius opwinding bij. Hij kan dan ook niet zijn giechelen onderdrukken en proest het uiteindelijk uit dat Sarah nu echt moet ophouden want hij ziet om zich heen alleen maar stalen penissen opdoemen die als tankjes op zoek zijn naar een duel of duet.

Oh, schrikt Sarah van zijn verbeelding, dat is nu ook weer niet mijn bedoeling. Ik wilde eigenlijk alleen aangeven dat het op de organen zelf gericht zijn van het geslachtsleven van de homosexueel de liefde verlaagt tot een op zichzelf staande sexuele bevrediging. Bij zijn homosexuele handeling maakt hij gebruik van een ander mens, die daardoor ook in strijd gebracht wordt met diens gelachtelijke bestemming en dikwijls natuurlijke neiging. Evengoed kan een ander door zijn daad voor zijn leven van de natuurlijke sexuele weg worden afgeleid en doodongelukkig gemaakt worden. Het toegeven aan deze tegennatuurlijke neiging zal volgens haar leermeester een voortgaande verzwakking van zijn ethische gevoelens bewerkstelligen en de ontaarding vergroten.
Sirius heeft er genoeg van en gooit het over een andere boeg. Sarah, nergens staat dat God homosexualiteit in alle gevallen afwijst. Alleen die Paulus van jou probeert hem dat in de mond te leggen. God schiep volgens het chritselijk geloof de mens en al vroeg meldt de Bijbel dat hij een homosexuele aanleg kan hebben. Dat blijkt uit teksten waar mannen zich aan elkaar bekennen. Als je die teksten leest, dan blijkt dat op zich homosexuele handelingen niet worden afgekeurd, maar alleen in specifieke situaties; zoals het verkrachten van gasten of de gastheer of het verspillen van zaad om geen nageslacht te vormen.

Sarah is echter goed voorbereid op dergelijke redeneringen en stelt dat zelfs als de aanleg aanwezig is en als God die niet als zonde op zich benoemt dan blijft er het feit dat de lichaamsbouw in zijn totaliteit, naar de door God geschapen vorm der geslachtsorganen, toch de bedoeling heeft dat die bepaalde mens een man of vrouw is. Nou en? verbaast Sirius zich, een homosexueel verliest toch niet zijn geslacht? Nee, dat bedoel ik niet, zegt Sarah, je dient altijd de homosexuele medemens er op te wijzen dat God hem ook verantwoordelijk zal stellen voor zijn gedragingen tegenover andere mensen. Dus, valt Sirius over haar woorden, volgens jou moet je je geheel sexueel onthouden als homofiele medemens omdat het snel misbruik van anderen kan betekenen en we hem moeten voor zijn voordat hij anderen verleidt en het door zijn toedoen de medemens in het verderf stort. En zolang we niet zeker weten of God het onder elkaar wel goedkeurt, moeten we iedereen behoeden met zedelijk te verongelukken.

Ja, raast Sarah blind door. Er is nog een andere kant, die we moeten zien aan de kansen van de homosexuele medemens om een goed christen te zijn en te blijven. Namelijk dat ieder lijden in zich draagt, dat het ons loutert. Het lijkt goedkoop, maar het is echt een gouden omlijsting van alle lijden.

Er is niets dat de mens meer vormt als lijden aan zijn bestaan en de strijd ertegen. Je komt er veel dichter door bij God. Het leert je zo verlangend uitzien naar verlossing en genade, en ook het genadewoord van Christus voor het eigen hart te aanvaarden: “Mijn genade is u genoeg”, blijf je graag herhalen, zegt Sirius gemelijk, voor mij is dat woord echt onvoldoende. Bij geen enkel gebod wordt dit onmogelijke van de mens gevergd. Zelfs bij gij zult niet doden, worden altijd uitzonderingen gemaakt en in opdracht van God zelf moeten wij ons er soms juist niet aan houden.

Bijna wanhopig houdt Sarah Sirius tenslotte voor dat hij kennis mist aan de Christelijke Liefde, waarin dit offer van de homosexuele mens in de genade niet alleen een troostwoord, maar ook het krachtwoord vindt om zich in Hem geborgen te weten. Sirius moet er spontaan van kotsen en rent met de hand voor zijn mond naar de toiletten. Hij hoort de donderpreek van zijn vader toen hij uit het netwerk ter ore kwam dat zijn zoon zich met homosexuelen ophield die hun anders-zijn als vanzelfsprekend aanvaarden en voor correctie noch voor psychotherapie vatbaar zijn. Zij zullen niet genoeg hebben aan een strafrechter, waar ze pas mee in aanraking komen als zij minderjarigen in hun homosexuele handelingen betrekken. Zij zijn moreel afgestompt en vertonen doorgaans nog andere degeneratieve kenmerken in hun lichaamshoudingen en gedragingen.

Haal je handen uit je broek, jongen, en laat ik het niet zien dat je ook maar één voze blik op iemand werpt. Niet God maar het verderf slaat zonder genade toe. Voor je het weet ken je alleen nog perverse handelingen en ook je intellect raakt gestoord. Hij had dit allemaal maar over zich heen laten komen, toen hij op het matje was geroepen nadat hij zijn moeder had toevertrouwd dat hij meer op jongens viel dan op meisjes. Zij had nog zo spontaan geroepen dat hij altijd haar kind zou blijven en gedacht dat het haar nikls uitmaakte. Maar toen spon ze al het idee om vader de hete kastanjes uit het vuur te laten halen en die begon op zich veelbelovend.

Hij had Sirius al eerder verbaasd met een plotselinge humaniteit. Dat was toen hij ging opbiechten dat hij uit de geldkist stal. Zijn vader vond het feit dat hij zelf zijn vergrijp vertelde, voldoende om hem tegen zijn hart te drukken en alles te vergeven. Wat hem een tijd lang de weg naar zijn schoot bracht, die normaal gesloten was voor dagelijks verkeer. Maar homofilie lag anders, hoewel hij ook dat gesprek verrassend begon met dat hij zich erin verdiept had. Ja, jongen, ik heb me er eens in verplaatst en me afgevraagd wat je dan moet doen als je tachtig bent. Dan sta je helemaal alleen in het leven, geen vrouw die voor je kan zorgen en geen kinderen die dat kunnen.

Toen Sirius hem geruststelde dat hij dan misschien met een jongen samen zou wonen of met een vrouw getrouwd zou zijn, maar beiden hun minnaars hadden, brak de schijn van humaniteit. In zulke gevallen, blies zijn vader vanachter zijn bureau, maken we korte metten met je geaardheid en wordt je aan je geslachtsklieren geopereerd dan wel gecastreerd. Zover laat je het toch nooit komen, jongen. Jouw geest overwint toch het vlees? Zijn christelijkste gezicht had hij opgezet om een niet-nietveroordelende houding aan te nemen en daarin iedere homosexuele daad en neiging in liefde te smoren, zoals een goede vader zijn zoon tuchtigt en hij vroeger zo uitbundig deed.

Diezelfde avond nog vertrekt Sirius met de trein naar Den Haag, vast van plan om zich nu helemaal over te geven aan zijn doorgaans slechts sluimerende gevoelens om met zoveel mogelijk jongens te vrijen. Zijn homosexualiteit was al op zijn 13e wakker geschud door met name de kerkvoogd en in Leiden wacht zijn vriendje op hem, maar voor het eerst wil hij zich door iedereen laten pakken om er zeker van te zijn dat hij nooit de genade van een god zal ontvangen, noch als troost, noch als krachtvoer. Het zijn de Paulusgangers die hem op dit doornige pad hebben gebracht.