Archief voor de ‘Integratie in Nederland’ Categorie


godmenslucht
 
 
het ego noch de groep is een solide autoriteit

Aan het einde van deze serie over de wijze waarop over integratie gesproken wordt in Nederland is de openbare ruimte het eigen huis geworden. Letterlijk, omdat de sociaal-emotionele drama’s tot achter de voordeur zich afspelen; symbolisch omdat de oplossing voor een succesvolle integratie ligt in de vaardigheid om je familierelaties met je werk en je vrienden te combineren.

Het hebben van goede relaties is beslissend. Isolement is een maatschappelijk probleem. Dit geldt voor ieder individu en iedere groep. Het deelnemen aan de maatschappij via arbeid is de belangrijkste schakel om een goed leven te hebben. Juist die schakel is het zwakst bij migranten, die onvoldoende zijn opgeleid, op legale arbeid zijn georiënteerd en worden toegeleid tot de juiste banen. Het leren kennen, ontwikkelen en benutten van ieders kwaliteiten is de zwakste schakel in de inspanningen van de overheid om een optimale participatie van de gehele bevolking te bevorderen.

Een eenzijdige en daardoor onvolledige en onjuiste beeldvorming van het gedrag en de achterliggende culturele opvattingen van migranten belemmeren de emancipatie van de minst weerbaren onder hen, versterken minderheidsvorming en vergroten het isolement. De notie dat de mens zelf door zijn gedrag cultuur (re)produceert is noch doorgedrongen tot de overheid noch tot de media en hoort men nauwelijks in het debat doorklinken. Migranten worden door hen louter gezien als gevangenen van hun culturele traditie en alleen dat zou hun integratie in de Nederlandse samenleving belemmeren.

Er is uitvoerig op de tekortkomingen van deze culturalistische denkwijze gewezen. Cultuur gaat over het gedrag en biedt er een meerdimensioneel kader voor slechts de wet- en regelgeving voor een goede moslim, christen of burger. Het eenzijdig hameren op aanpassing versterkt juist het etnisch bewustzijn en polariseert de maatschappelijke tegenstellingen. Conflicten tussen gematigden en radicalen bederven de discussies en gevoelens van vervreemding en uitstoting hollen de mensen zelf uit.

Het sleutelen aan de kloof tussen de culturen kunnen we beter stoppen. Het hele idee van een botsing tussen beschavingen houdt ons veel te veel bezig. De staat zou meer beleid moeten delegeren. De regie in het netwerk voor opvang en zorg in handen van een meer professionele lokale democratie geven. Dat geldt ook voor opvoeding, onderwijs en arbeid. Het opbouwen van goede buurt- en wijkrelaties, die zelf voor lokale rust en veiligheid zorgen en een gevoel van geborgenheid bij iedereen, zou de eerste prioriteit moeten zijn.

Het stikt van de ego’s, die het allemaal beter weten, en van groepen die met de ander alleen willen rivaliseren. De behoefte om gehoorzaamd te worden is nooit zo sterk geweest als in de postautoritaire samenleving, waarin we nu menen te verkeren. De onderlinge afhankelijkheid om een goed leven te lijden is even hard toegenomen en vraagt juist om meer zelfbeheersing van iedereen, meer vaardigheid om conflicten te hanteren dan te polariseren, meer ruimte voor uitwisseling van inhoudelijk verschillende invalshoeken. Het beschavingsproces zit verlegen om een autoriteit die boven alle partijen staat en zorgt voor een verbond en voor een collectieve betrokkenheid: een alliantie zoals de burgerrechtenbeweging en een waarborginstituut voor pluriformiteit tot in de nieren van de samenleving.

De negatieve beeldvorming over de islam moet hersteld worden en tegelijk moet er ook gewerkt worden aan het zelfbeeld van het Westen. Nog te weinig wordt erkend dat de westerse cultuur niet een absoluut andere noch betere beschaving is. Het is een menselijk product, dat in een context is ontwikkeld waarin andere beschavingen een grote rol speelden. De wortels van de westerse cultuur liggen niet alleen in de Griekse cultuur. Naast de Griekse invloeden zijn er Chinese, Perzische, Indische, Egyptische en uiteindelijk invloeden van de islamitische cultuur aanwijsbaar.

Er moet een eind komen aan de illusie dat de westerse cultuur een product is van het huidige Westen met als basis de Griekse cultuur. Het westen doet alsof zij de mens en de historie ontdekt heeft en dat de niet westerse wereld een bolwerk van obscurantisme is. Uit deze overtuiging ontstond in de negentiende eeuw een impliciete discriminatie ten opzichte van de rest van de wereld. De westerlingen hebben zichzelf als beschaving opgeblazen tot het centrum van de wereld en ziet de rest als onontwikkeld.

Het zelfbeeld van het Westen is dat zij de beschermer is van menselijke waarden en normen zoals vrijheid, rechtvaardigheid en tolerantie. Uit deze overtuiging komt de illusie voort dat Europa altijd gelijk heeft en de rest altijd ongelijk. Maar men vergeet dat de menselijke waarden en normen waarvan Europa de ontwerper beweert te zijn, alleen geldig zijn binnen de Europese grenzen. Wanneer het om andere landen gaat is Europa niet democratisch en maakt ze zich ook niet druk om de mensenrechten. Er is sprake van een hoge graad van culturele discriminatie, door het uitwisselen van inzichten en de onderlinge band in de ontwikkeling van denkbeelden niet te willen erkennen.

Die band is vooral het humanisme, dat als westerse filosofie niet zou zijn ontstaan zonder de ideeën van de Islam, waarin de mens centraal staat in deze wereld, de mens als opvolger van God op aarde. Allerlei historische bewegingen die opriepen tot democratie en vrijheid zijn schatplichtig aan de vertalingen van de Islamitische ideologie (politiek) die eist dat de Khalifa (leider) gekozen moet worden. Een Khalif is een vertegenwoordiger van mensen en niet van God en zijn regeren is een keuze van het
volk zelf en gebeurt niet in de naam van de Schepper.


prakhuis
 
acceptatie van veranderingen is voorwaarde voor iedere integratie
 
Het botsen van beschavingen vanwege een wederzijds statisch cultuurbegrip van de ander hoort in het minderhedenbeleid geanalyseerd te worden en tot een nieuwe visie te leiden. De keuze aanpassen of accepteren leidt slechts tot polarisatie van ideologiëen, die beiden voor behoud zijn van de culturele identiteit en cultuur essentialistisch opvatten en daardoor verdingelijken. Voor zo’n nieuwe kijk is een driedimensionaal model van integratie door de onderzoekers Godfried Engbersen en René Gabriëls ontwikkeld.

Zij stellen tegenover de volledige assimilatie dat integratie functioneel moet zijn en geslaagd is met de verwerving van een goede maatschappelijke positie door migranten. Deze functionele dimensie van integratie vullen zij aan met een morele: zich aan de geschreven en ongeschreven regels van het maatschappelijk verkeer houden. De eigen culturele identiteit kunnen ontwikkelen en uiten noemen zij de expressieve dimensie.

Het model geeft als het ware de voorwaarden aan voor een realistisch integratieperspectief. De verschillende dimensies van integratie kunnen elkaar begrenzen om niet met elkaar in conflict te komen. Het biedt de mogelijkheid om culturele uitingen, zoals eerwraak of vrouwenbesnijdenis die bij wet verboden zijn, bespreekbaar te maken zonder de gehele cultuur of identiteit te verwerpen. Want aan elk van de drie dimensies van integratie moety worden voldaan.

De argumentatie is helder. Als migranten massaal zijn uitgesloten van het arbeidsproces dreigt sociale desorganisatie. Houden ze zich niet aan de wet en de ongeschreven sociale regels, dan dreigt anomie of normloosheid. Krijgen ze geen gelegenheid hun eigen collectieve identiteit te ontwikkelen en te uiten, dan dreigt vervreemding en identiteitscrisis.

Gedwongen aanpassing is overbodig, omdat mensen zich per definitie in meer of mindere mate aanpassen aan een nieuwe situatie en deze vaak ook benutten om dilemma’s in de eigen cultuur op te lossen. Het is contraproductief omdat het onbedoelde gevolgen kan hebben. Het werkt meestal averechts uit, zoals de assimilatiepolitiek van de Amerikaanse overheid laat zien.

De assimilatiepolitiek in de VS heeft tot een sterker in plaats van zwakker etnisch bewustzijn geleid en etnisch-getinte politieke bewegingen op de been geholpen. Zo’n Arabisch-Europese Liga van Abou Jajah, die migrantenjongeren oproept trots te zijn op hun eigen identiteit en culturele achtergrond, dragen dit gevaar ook in zich. De voortdurende roep om volledige aanpassing heeft ook nadelige psychologische gevolgen.

Het veroorzaakt dan wel verergert de spanningen binnen migrantengemeenschappen, tussen degenen die zich wel willen aanpassen én degenen die dat niet willen. De aanpassers worden als verraders gezien en uitgescholden voor ‘bounty’: zwart van buiten, wit van binnen. Juist de radicalen krijgen erdoor de overhand. Degenen die tot aanpassing bereid zijn, raken gemarginaliseerd. Het gevolg is dat men het tegendeel heeft bereikt van wat men wilde bereiken.

Een te sterke druk op migranten om zich aan te passen kan gevoelens van vervreemding, uitstoting en frustratie oproepen. Migranten verkeren als vreemdelingen altijd al in een zeer moeilijke positie. Enerzijds hebben ze door hier te komen al afstand genomen van hun oude samenleving, anderzijds voelen ze zich in hun nieuwe samenleving niet geaccepteerd en komen daardoor in strijd met de eigen keuze.

Het vreemde aan de discussie over monoculturele aanpassing, multiculturele acceptatie of driedimensionele integratie is dat in alle drie modellen migranten zich bovenal thuis dienen te voelen in hun nieuwe samenleving. Wie echter alleen geduld wordt voor zover hij of zij zich aanpast of juist zijn opvattingen en gedrag nooit verandert, voelt zich niet meteen en zeker niet op den duur geaccepteerd binnen of buiten de eigen kring. Dat geldt voor iedere minderheid, voor elk individu dat afwijkt van de groep en voor elke groep waar men bij wil horen of die voor haar leden een betere maatschappelijke positie wenst.

Dat mensen zich in een samenleving thuis moeten voelen is eigenlijk een zaak van gastvrijheid. Het berust als verlangen op een gedeelde ervaring alleen tussen alle anderen te kunnen verkeren. Het gaat om de inclusie, het gevoel er helemaal bij te horen, waar we allemaal behoefte aan hebben en wat ook gedeeld wordt met alle mensen op de wereld. En in feite gaat het om de universele vaardigheid van het combineren van drie levenssferen: familie, vrienden en werk.

Het 3-dimensionele model biedt ons als het ware een huis met het werk op de begane grond, de familie op de 1e verdieping en de vrienden op zolder, waar we als het ware per étage meer aan elkaar kunnen vertellen en tegelijk ons moreel en functioneel zelfstandiger en daardoor volwassen doet zijn. Wie leeft eigenlijk niet in deze drie dimensies en waarom zouden we dat dan niet hanteren als model voor en van ieders integratie? Immers, binnen iedere gemeenschap c.q. cultuur houden we met deze drie vormen van nabijheid of afstand rekening en zijn we allemaal vaardig geworden om ons zo optimaal mogelijk op de ander af te stemmen.


multifoot

Het averechts effect van assimilatie en van multiculturalisme
 
Als de overheid geen standpunt inneemt over het culturalisme, dan wordt de roep om assimilatie (volledige aanpassing) steeds luider. De minister (Nawijn) die beweerde dat ze “hun eigen cultuur en etnische identiteit moeten verliezen en zich moeten aanpassen aan de Nederlandse kernwaarden” is nog door geen regering gecorrigeerd. Zijn doel dat nieuwkomers zich “qua onderwijs, wonen en werken Nederlander voelen” is in het minderhedenbeleid geworden. Terwijl de WRR twee jaar eerder schreef dat “een streven naar assimilatie, in de zin van het volledig opgaan in de Nederlandse cultuur, niet wenselijk en ook niet nodig is”.

De roep om aanpassing èn het multiculturele ideaal van ‘integratie met behoud van eigen cultuur’ berusten beiden op een essentialistische en daardoor statische cultuuropvatting. Beiden hebben dezelfde gedachten al verschillen ze in de conclusies. Óf je behoudt je eigen cultuur en dan blijf je op afstand van de Nederlandse cultuur. Óf je neemt de Nederlandse of westerse opvattingen en gedragspatronen over, maar dan vervreemd je van de eigen cultuur.

In de realiteit zullen beide effecten weinig voorkomen en eerder het tegendeel. Het behoud van eigenheid is in Nederland vaak een pluspunt. Het vervreemden van de eigen cultuur is een gedeelde ervaring van emigranten èn immigranten bij terugkeer in eigen land. Zij merken pas hoe sterk culturen veranderen.

In de praktijk komt het zelden voor dat migranten zich helemaal niet aanpassen aan hun nieuwe omstandigheden en hun gewoonten en overtuigingen onverkort handhaven. Er vindt altijd aanpassing plaats. De roep om aanpassing is daarom overbodig en kan ook leiden tot een tegengestelde reactie. Dat men juist dan doet wat de ander verbiedt. De roep om acceptatie kan leiden tot onverschilligheid voor conflicten en spanningen binnen en tussen groepen. Omdat men aanpassing impliciet verbiedt en zo de cultuur tegen verandering van buitenaf beschermt.

Men mag ook niet verwachten dat migranten zich volledig aanpassen, alsof ze als een ‘onbeschreven blad’ naar Nederland zijn gekomen. Nieuwkomers nemen altijd bepaalde zaken over en wijzen andere zaken af. Er treedt altijd culturele vermenging op en er ontstaan uiteindelijk altijd veranderlijke, meerduidige, hybride cultuurvormen.

Door de polarisatie van assimilatie versus acceptatie is het onduidelijk wat er tegenwoordig onder integratie wordt verstaan. Dit averechtse effect van beide roepers om een culturalistisch standpunt verlamt het hedendaagse debat, omdat integratie geïdentificeerd wordt met aanpassing zondermeer.

De assimilisten willen dat migranten door verwerping van de eigen cultuur en etnische identiteit zich Nederlander voelen. De multiculturalisten willen dat de autochtone bevolking zich aanpast aan de situatie van zoveel mensen, zoveel cultuurverschillen door deze te accepteren en de ruimte te geven.

Beiden geven niet aan waar de dialoog over gevoerd moet worden om wrijvingen op te lossen die er wederzijds bestaan. Men kan niet tot dezelfde agenda komen als men aan elkaars cultuur wil sleutelen, wel als men de problemen concreet benoemd die participatie aan dezelfde maatschappij belemmeren.


droogculturen

Waar kan men bezwaren aantekenen?
 
Het integratievraagstuk wordt onoplosbaar met het volharden in een culturalistische denkwijze. Dat blijkt ook uit de reacties op mijn blog. De culturalisten ontkennen de Renaissance in de islamitische wereld. Deze was er niet, want dat is nu niet te merken…. Ook dat landen de Verlichting niet hebben meegemaakt, is een gotspe. In die periode waren die landen gekoloniseerd door de zogenaamde verlichte staten of anderszins in oorlog zoals Turkije met het Ottomaanse rijk.

In alle landen hebben burgers de ontwikkelingen gevolgd, maar de secularisering en democratisering werd hen onthouden door machthebbers, die door het vrije Westen op hun tronen werden gehouden. Juist door het voortduren van religieuze en economische rivaliteit zijn ontwikkelingen van de gehele bevolking voor het Westen voorbehouden gebleven. De inefficiënte en corrupte ontwikkelingspolitiek in de 20e eeuw zorgde lange tijd voor het voortbestaan van onderontwikkeling in de derde wereld.

De essentialistische cultuuropvatting in het culturalisme maakt de aanhangers blind voor historische en politieke banden, betrokkenheid en kerfstokken. Alles kan men op de achterlijkheid van de ander afwentelen, zolang de constructie maar overeind blijft dat dit buiten de mens om gebeurt. In de culturele antropologie geldt een denken over cultuur als een eindige totaliteit, als verouderd en onhoudbaar. Het kan slechts tot stereotypen en vooroordelen leiden. Vier bezwaren kunnen we noemen, alleen bij wie kan men ze aantekenen?

Het eerste is de wijdverbreide neiging om culturen als vaststaande, afgebakende en homogene gehelen voor te stellen. Niet alleen wordt aan de diversiteit van iedere cultuur voorbijgegaan. Ook de kansen, die de diversiteit bevat voor een beter begrip, worden erdoor verminderd, voor coalities tegen uitwassen en voor verbeteringen. Door te spreken over ‘de’ Marokkaanse versus ‘de’ Nederlandse cultuur worden verschillen en tegenstellingen in eigen kring en in die van de ander genegeerd en worden overeenstemmingen tussen leden van beide ‘gemeenschappen’ bij voorbaat uitgesloten.

De reacties op mijn blog bevatten daar vele voorbeelden van: dat ze geweldadig zijn, dat ze thuis worden geslagen, dat ze liegen, dat ze stelen enz. Kindermishandeling, huiselijk geweld, zinloos geweld, relletjes enz. worden selectief eruit gelicht. Alleen bij allochtonen lijken ze zich voor culturalisten voor te doen. Wat sociaal-emotionele conflicten en gezagscrises zijn in gezinnen, die vaak geisoleerd zelf hun problemen moeten oplossen en daar opvoedingsondersteuning voor ontberen, worden als cultuurpatronen gezien. Men lijkt wel de adviezen van een orthodoxe christelijke dominee, om je kind te blijven slaan als het huilt, te verwarren met de nood in deze huishoudens, die niets met zijn soort opvoedingsadviezen te maken heeft en daar juist schreeuwend tekort aan heeft.

Het eerste bezwaar is dat het maken en benadrukken van verschillen willekeurig gebeurd, los van de werkelijke geschiedenis, van de feitelijke historische en politieke verhoudingen en ontwikkelingen. In werkelijkheid bestaat er juist een grote overeenkomst tussen alle culturen als het gaat om de vele werelden van verschil. Zoals die tussen een professor en een ongeschoolde arbeider, een zakenman en een zwerver, een politica en een huisvrouw, een stedeling en een dorpeling, een Noordeling en een Zuiderling, een diepgelovige en een vrijdenker, een strenge opvoeding en een vrije, hechte en ontwrichte gezinnen enz. enz.

Het tweede bezwaar is de neiging van culturalisten om cultuur te reïficeren. Een cultuur is niet meer dan een waarneembaar patroon in het menselijk handelen. We zijn echter geneigd om een cultuur als een vaststaand ding te zien, als een goed. De term ‘culturele bagage’ is daar het duidelijkste voorbeeld van: alsof culturele opvattingen, waarden en normen van mensen ‘dingen’ zijn, die in koffers passen en die je altijd met je meesleept.

Ook problemen worden zo behandeld. Zoals het zogenaamd gevangen zitten van migrantenjongeren ‘tussen de muren van twee culturen’ wordt gereïficeerd. Hun wereld is juist groter. Zij hebben deel aan meerdere culturele contexten, maar worden door geen enkele in hun gedrag bepaalt. Zij kiezen zelf. De contexten spelen wel een rol in hun gedrag en hun perceptie van de wereld. Het is echter iets heel anders om te denken dat deze culturen het gedrag van jongeren van buitenaf bepalen. Het idee van migrantenjongeren als ‘gevangenen van het cultuurverschil’ gaat uit van de gedachte van culturen als onbewegelijke dingen en niet van cultuur als het product van menselijk gedrag. We weten dat mensen met twee petten op ermee kunnen spelen, maar ze zijn er niet aan gebonden en kunnen ze ook allebei afzetten.

Hiermee komen we op een derde bezwaar. De neiging van culturalisten om cultuur te zien als de verklaring voor menselijk gedrag. Waarom denken wij opeens dat het gedrag van migranten wordt veroorzaakt door hun ‘cultuur’, terwijl we bij goed of slecht gedrag onszelf een klopje of een tik op de schouder geven of een psychologische, pedagogische of sociologische verklaring geven in algemene zin? Het autonome individu, zoals we zo graag onszelf zien, zou buiten ons niet bestaan? Een wereldvreemdere egologie kan men niet bedenken.

Cultuur beschouwen als een besturingsprogramma voor menselijk gedrag, is een ontkenning dat we eigen keuzes maken en een verwarring met indoctrinatie. Een ‘colllectieve programmering van de geest’, zoals Hofstede cultuur definieert, zit eerder besloten in het culturalisme zelf dan in een cultuur op zich. Culturen zijn geen droogkappen die eenmaal aangezet de mens innnerlijk en uiterlijk coifferen naar de gekozen etnische huid en haardracht.

Velen zien cultuur als een ‘dwingende macht’ waaraan mensen zich niet kunnen onttrekken. Negatieve ervaringen in gesloten gemeenschappen als sekten worden als leest gebruikt om een algemeen cultuurbegrip te schoeien. Mensen zijn geen marionetten van wie het gedrag van bovenaf door hun cultuur wordt gestuurd. Zelfs dictators weten dat en dagelijks zien we de rebellie tegen dwingende machten. Echter de culturalistische denkwijze zelf is blind voor individuen die als bewust handelende actoren, zich soms laten leiden door routine of gangbare ideeën, maar andere keren zich daartegen afzetten of van afwijken.

Het laatste bezwaar tegen het culturalisme volgt logisch uit het voorgaande: culturalisten hebben geen oog voor verandering en ontwikkeling. Zij menen nog als de eerste antropologen dat culturele continuïteit de natuurlijke situatie is en dat verandering hooguit optreedt door contact met andere culturen. Alsof al het menselijk gedrag slechts een afgeleide is van de cultuur en niets verandert. Zelfs in de meest traditionele gemeenschap is het de mens die als actief handelende actor voor handhaving of verandering van de culturele orde zorgt. In alle culturen zijn het juist degenen die buiten de platgetreden paden der traditie treden, die zorgen voor die orde; namelijk dat deze met de tijd meegaat, vrijer of minder vrij wordt.

In onze veelzijdige, complexe, multiculturele én snel veranderende samenleving is dit beeld van het individu als een willoze marionet van vaststaande culturen niet meer van deze tijd. We zien de beperkingen van de culturalistische denkwijze het duidelijkst als we ons afvragen hoe een diepgelovige, maatschappelijk betrokken Marokkaanse Nederlander in een bepaalde situatie zal handelen. Als een Marokkaan, als een Nederlander, als een in Nederland levende Marokkaan, als een diepgelovige of als een matschappelijk betrokken burger?

Niemand laat zich volledig leiden door welk referentiekader dan ook en sluit zich volledig af voor andere inzichten. Het idee dat een culturele kloof de voornaamste hindernis is voor de integratie van migranten in de Nederlandse samenleving berust op een verkeerd cultuurbegrip. Mensen zijn geen gevangene van hun cultuur, hun gedrag wordt niet van bovenaf gestuurd door bepaalde culturele normen en waarden. Het idee van een onoverbrugbare kloof tussen twee culturen, ‘de’ Nederlandse of westerse cultuur versus ‘de’ Islamitische, is gebaseerd op een gereïficeerde opvatting van cultuur.

Cultuur is geen vaststaand ding, maar iets dat door menselijk gedrag voortdurend wordt gereproduceerd. Hierbij is culturele divergentie even goed mogelijk als een geleidelijk proces waarbij verschillende bevolkingsgroepen in de Nederlandse samenleving naar elkaar toe groeien en uiteindelijk vermenging optreedt. Het culturalisme kan een botsing tussen beschavingen teweegbrengen, maar niet zonder dat men zijn opvattingen verhardt en als stenen gebruikt om elkaars hersenen in te slaan en de mond te snoeren. Voordat dit gaat gebeuren, zullen we moeten weten bij wie we bezwaar kunnen aantekenen. Als de overheid voor pluriformiteit in de media een wetgeving met waarborginstanties hanteert en daarmee voor dynamiek in het bestel kiest, dan zou die overheid ook voor handhaving van een dynamisch cultuurbegrip op basis van hetzelfde grondrecht kunnen zorgen.


ras en rel

Waarom wil men een onoverbrugbare kloof zien?
 
De cultuurkloofbouwers menen dat de geschiedenis van de eerste en de derde wereld het verschil maakt. Westerse burgers, stellen zij, hebben de Reformatie en de Verlichting meegemaakt. Niet-westerse zouden die gemist hebben. De Renaissance laten ze weg die juist eerder in de islamitische wereld dan in de westerse zich voordeed, in de periode dat Europa door de diepe, duistere Middeleeuwen kroop, was de islamitische wereld een stralend voorbeeld voor de rest van de mensheid. Commentaren op stukken van Aristoteles en andere filosofen getuigen van het meer ontwikkelde denken in die tijd bij gerenommeerde grootheden als Ibn Rushd (Averroës).

De kloofbouwers negeren dat en zien migranten uit derdewereldlanden als minder ontwikkeld dan zij. Dit verschil in ontwikkeling zou tevens de voornaamste oorzaak van integratieproblemen zijn. Die nog versterkt worden door het lage opleidingsniveau en de geringe beroepservaring van veel immigranten.

Deze visie horen we de laatste tijd steeds vaker. De Duitse socioloog Wimmer ziet in de beeldvorming bewust gecreëerde scheidslijnen tussen autochtonen en migranten. Niet de vermeende culturele onverenigbaarheid op zich behoeft volgens hem een verklaring, maar de waarneming van de onoverbrugbare culturele afstand tussen autochtonen en migranten. Hoe komt het dat we de kloof tussen culturen menen te zien? In wat voor situaties ontstaat er behoefte om afstand te nemen van ‘de ander’ en worden verschillen tussen culturen gecreëerd?

Misverstanden of conflicten treden op als mensen niet verstandig over visieverschillen kunnen praten en elkaars meningen niet willen horen. Vaak lopen de interpretatiekaders aan beide kanten zo uiteen, dat men niet tot een gemeenschappelijke definitie van de situatie kan komen en zo langs elkaar heen blijft praten. Een dialoog van misverstanden is het gevolg. Dit roept wederzijdse irritaties op. De discussies worden feller en emotioneler.

Nieuwkomers, die het beste van hun migratie wilden maken, moeten zich verweren. 30 jaar na aankomst was er opeens haast met het leren van nederlands, terwijl het educatie-aanbod al die jaren verwaarloosd was en het nieuwe snel in elkaar was geflanst. Zij voelen zich met de rug tegen de muur gezet en zetten zich af tegen wat zij ervaren als de culturele dominantie van ‘gevestigde’ Nederlanders. Het behoud van eigen cultuur is sterker geworden doordat ze zich door die dominantie bedreigd voelen. De ‘gevestigde’ Nederlanders zien juist in dat behoud een bedreiging voor de bestaande orde en bepleiten dat migranten zich aanpassen aan bestaande regels. Het gevolg is dat het integratievraagstuk steeds meer in culturele termen wordt besproken.

Migranten eisen ruimte voor hun eigen culturele identiteit, waar ze zich voorheen openlijk geen grote zorgen over maakten. Autochtone Nederlanders vrezen dat de Nederlandse culturele identiteit wordt bedreigd, die ze voor het eerst benoemen en onderscheiden. Beide partijen zien ‘de cultuur’ als een bestaande collectieve identiteit en vergeten daarbij dat culturen sociale constructies zijn. De wederzijdse irritaties en geconstrueerde tegenstellingen worden nog verscherpt door de vele grote en kleine affaires tussen het westen en de Islam die we de afgelopen jaren hebben gekend.

Overlast, delicten en georganiseerde criminaliteit grijpen als onveilige gebeurtenissen in elkaar, versterken de vooringenomenheid en het zwart-wit denken. De Europese media construeerden destijds al uit de Rushdie-affare (begin negentig) een tegenstelling tussen enerzijds ‘de Islam’, die de wereld aan de wil van Allah wil onderwerpen, en anderzijds ‘het westen’ waar men de vrijheid van meningsuiting zou respecteren. Het was alsof iedere Moslim moest kiezen: óf je bent voor de Islam óf je bent voor vrijheid van meningsuiting – en dus een foute Moslim. De terroristische aanslagen van 11 september 2001 verscherpten deze vermeende tegenstelling tussen ‘het westen’ en ‘de Islam’ alleen maar.

Kleine affaires die wij in Nederland beleefden, bijvoorbeeld de ophef over de uitspraken van de Rotterdamse imam El-Moumni over homo’s. Of recent het benoemen van familievetes in Culemborg als rassenrellen. Samen met de grote affaires stapelt het op tot een kloof die de wereld in tweeën dreigt te hakken en debatten in schreeuwparijen doet ontaarden. Terwijl de heethoofden het vaak over de aanpak van opvoeding, overlast en jeugdcriminaliteit op zich eens zijn, wordt door de visieverschillen op ontwikkeling en achterstand die basale gemeenschappelijkheid over het hoofd gezien.

Het onoverbrugbare wordt tot het uiterste volgehouden, omdat het toegeven dat men het verkeerd ziet gezichtsverlies zou betekenen. Het onderscheiden van wat cultuur is en wat eigen gedrag of subgroepgedrag is, is bij jongeren altijd moeilijk. Het eens worden wat het probleem is, kan daardoor lang duren. Door dicht bij het concrete geval te blijven, kan men veel kloven vermijden en tegelijk veel bruggen slaan. Ontdoet men conflicten van culturele verklaringen, dan blijken ze veel algemener van aard te zijn en gemakkelijker oplosbaar met afspraken over regels die voor iedereen gelden en met maatregelen die iedereen voorstaat. Door dezelfde ervaringen te delen, bijvoorbeeld dat je je verveling en frustraties in relschoppen uitleeft, wordt het ook toegeefbaar, strafbaar en verzoenbaar.

Iedere kloof is met communicatie overbrugbaar en wordt door miscommunicatie gemaakt en vergroot. Die ervaring delen alle mensen en kan de grondslag zijn om ons toe te leggen op bruggenbouwers, die over cultuurverschillen heen kunnen kijken.


ying e yang

De discussie over wat cultuur is, is nooit af
 
In de hedendaagse antropologie is het juiste cultuurbegrip nog altijd heftig omstreden, maar antropologen zijn het over één ding wel eens: cultuur is geen vaststaand ding, maar een analytische notie. Wat wij de ‘cultuur’ van een groep noemen, is een samenvatting of abstractie van hun opvattingen of gedrag.

De notie dat cultuur geen gedrag veroorzaakt en dus ook het gedrag van een groep niet kan voorspellen is niet wijd verbreid. De conclusie dat cultuur bestaat voor zover het door menselijk gedrag wordt gevormd, is opvallend afwezig in het hedendaagse minderhedendebat.

Uitgebroed in de achterkamertjes van politieke partijbureaus maken we de wederopstanding van het essentialistische en gereïficeerde cultuurbegrip uit de 19e eeuw op allerlei manieren mee en bij alle partijen.

Ook in de pogingen van de leiders van migrantengroepen om hun etnische achterban te mobiliseren. En in het oproepen van migranten om trots te zijn op hun eigen cultuur en culturele identiteit.

In het mobilisatieproces van zowel de autochtone als de allochtone activisten of debaters worden bepaalde werkelijke of vermeende unieke culturele kenmerken van een groep benadrukt, aangepast en desnoods bewust gecreëerd. Zo geven veel moslimleiders graag een draai aan het concept van de Umma, als zou er een coherente moslimgemeenschap met een eigen cultuur en een gedeeld lot bestaan.

Terwijl moslims in uiteenlopende landen en culturen voorkomen van Bangla Desh, Pakistan en Indonesië tot aan de Arabische landen, Afrikaaanse en Zuid-Amerilaanse landen als Suriname; en deel uit maken van vrijwel alle bevolkingen op aarde.

Edward Saïd liet al begin 20e eeuw zien, dat het idee van de Moslims als een samenhangende gemeenschap met een eigen cultuur eigenlijk een westerse vinding is. Al sinds eeuwen wordt er vanuit het westen gezocht naar de verschillen tussen de eigen en de Islamitische wereld. In deze beweging van het oriëntalisme worden, aldus Saïd, de verschillen tussen beide werelden bewust uitvergroot. Het resultaat is het idee dat er een potdichte grens bestaat tussen ‘het westen’ en ‘de Islam’, tussen ‘wij’ en ‘zij’, tussen ‘modern’ en ‘traditioneel’ als tussen ying en yang.

Alleen met grove generalisaties, met culturele gemeenplaatsen en met het negeren van interne verschillen in beide werelden kan men dit volhouden. Zowel ‘wij’ kennen meer traditionele en ‘zij’ meer vooruitstrevende geesten dan zo worden onderkend. In allerlei sferen van wetenschap tot en met industrie worden al eeuwen onderlinge betrekkingen onderhouden, waarin men als internationale gemeenschap naar elkaar is toegegroeid.

De huidige politieke tegenstanders van de Islam en de fanatieke fundamentalisten binnen de Islam, die benadrukken dat de etnische en culturele kenmerken van in Allah gelovende migrantengroepen onverenigbaar zijn met ‘de’ westerse of Nederlandse cultuur, doen in feite beiden hetzelfde. Gelukkig vinden zij beiden tegenover zich steeds meer schrijvers, burgers, diplomaten, ambassadeurs op allerlei gebieden en wetenschappers die dat weerleggen met kennis van de feiten en de interpretatiekaders.


mandoek

Cultuur bepaalt geen gedrag, gedrag bepaalt de cultuur
 
Neem de karikatuur van Van der Zwan, die de kern van het integratieprobleem in het cultureel bepaalde huwelijksgedrag van migranten uit Moslimlanden zoekt, en zo van demografie demogagie maakt.

Niet van een deel, nee alle migranten zouden jong huwen, veel kinderen krijgen, enzovoort.

Niet uit verschillende landen, nee uit "Moslimlanden", alsof de nationaliteit opeens de religie is geworden en Nederland in dat denken een Christenland zou zijn.

De statistieken geven een heterogener en universeler beeld van migrantengemeen-schappen weer. Ze gooien niet alles op één hoop onder de noemer Moslimlanden en onderscheiden stedelijke, meer modern georiënteerde, huishoudens van rurale, meer traditioneel georiënteerde. Zoals we dat van statistieken over de eigen demografie gewend zijn.

Uit het onderzoek, dat beschikbaar is over opvattingen van jongeren en ouderen over huwelijk, kinderen enz., blijkt dat zeker niet minder migranten dan autochtonen bewust afstand nemen van hun traditionele achtergrond. Met name jongeren en in het algemeen de tweede generatie laveren behoedzaam tussen de traditionele herkomstcultuur en de nieuwe eisen en ideeën van de Nederlandse samenleving. Ook daarin verschillen allochtonen en autochtonen niet, die orthodoxe ouders hebben. Veel migranten zijn juist naar Nederland gekomen om aan de geslotenheid van hun ouderlijke cultuur te ontsnappen. De jeugd vliegt uit, heette het ooit in meisjesromans, en dat is ook zo’n universeel verschijnsel.

Men mist door de blindheid voor algemene cultuurpatronen dat migrantenjongeren veelal creatief met stijlen omgaan. Vanwege de publieke afkeuring van traditionele stijlkenmerken (bijvoorbeeld het hoofddoekje) gebruiken zij deze juist bewust om hun identiteit te stileren. Zij zijn trots op hun cultuur, zoals de Afro-Afrikanen met Black is beautiful het racisme het hoofd boden. Zij beschouwen het als hun mode.

Marokkaanse meisjes vertellen dat zij soms een hoofddoek dragen om hun anders-zijn te accentueren, zonder dat dit voor hen een diepgaande religieuze betekenis heeft. Ze willen weleens een statement maken. Zoals kleding voor vele dragers een statement kan zijn en tegelijk hun smaak enz. De universele omgang met etnische symbolen in kleding en gedrag wordt door de blaffers en bijters in het integratiedebat totaal gemist. Terwijl de westerse samenleving de behoefte aan een eigen identiteit alsmede het belang ervan voor het individu en zijn groep wel heeft begrepen, is dat van migranten opeens een cultuurkloof.

Het voor de hand liggende idee dat iedereen voor een duidelijke of vage of geen enkele etnische identiteit kiest, voorzover hij of zij er belang en behoefte aan heeft, komt maar niet onder de hoofddoek van de culturalisten. Het spijtigst daarvan is dat we niet opschieten met de cultuur of beschaving op zich.

Cultuur is volgens de huidige wetenschap het geheel van ervaringen, kennis, normen, waarden, betekenissen en symbolen dat leden van een groep met elkaar delen. Het is voor iedereen een probleem als de maatschappij niet wil zien hoe jij of je groep denkt of leeft of deel wil nemen aan de maatschappij. Die perceptie van de werkelijkheid bepaalt mede ons handelen. Cultuur is in feite niet meer dan een samenvatting of abstractie van al het gedrag van een bepaalde groep, van het meest typerende of pittoreske van het groepsgedrag tot het meest gewone of normale ervan.

Dat cultuur meer zou zijn en vooraf gaat aan het menselijk handelen, en ons gedrag bepaalt, is een klassiek sociologische en antropologische visie (van Comte en Durkheim tot Malinowski en Boas) uit de begintijd van deze wetenschappen. De daarin vervatte, achterhaalde en deterministische kijk op mens en maatschappij is helaas gemeengoed onder de debaters, brievenschrijvers en columnisten. De socioloog Bidney noemde deze redenering begin jaren ’50 al een ‘culturalistische dwaling’. Het is een drogreden, een denkfout, lichtte hij toe.

Cultuur is alles wat mensen doen vanuit met anderen gedeelde ideeën en percepties van de werkelijkheid. Cultuur bestaat slechts voor zover het door menselijk gedrag wordt gevormd. Het is een product. Het is de uitkomst van een proces. Het is geen ding dat losstaat van het menselijk gedrag. Het is geen realiteit op zich, laat staan dat het het menselijk gedrag van bovenaf kan bepalen.

Dat we geneigd zijn om de samenleving als een vaststaand ‘ding op zich’ te zien, heet in de sociologie reïficatie, verdingelijking. Alsof menselijke verschijnselen dingen zijn die losstaan van menselijk gedrag. De mens als maker van de wereld wordt, als het om de mens zelf gaat, begrepen als het product van iets. Het menselijk gedrag is in dergelijk denken een afgeleide van niet-menselijke producten.

De hedendaagse sociologen en antropologen wijzen deterministische visies op menselijk gedrag daarom af en hebben de mens als een zelfstandig handelende actor in ere hersteld. Anthony Giddens, die zich fel tegen het functionalisme verzette, (de in de sociologie dominante theoretische stroming die menselijk gedrag louter als een afgeleide van bestaande waarden en normen ziet) zei het scherp, "de mens is geen cultural dope."


sluierexplosief

De ander is de explosieve moslim
 
In de afgelopen tien jaar is allochtoon een synoniem geworden voor moslim. Vrijwel alle critici van immigratie en integratie hebben deze figuur op het oog om hun ongenoegen op bot te vieren. Bij het beschuldigen van moslims wordt gretig geput uit de aanklacht van Ayaan Hirsi Ali. Zij schreef vanaf eind jaren negentig dat de Nederlandse overheid onvoldoende de gebrekkige integratie van veel Turken en Marokkanen zag als het gevolg van de culturele achterstand van deze groepen, waarbij zij voornamelijk hun geloof op het oog had. Voor het gemak vergat ze de islamitische Surinamers, Molukkers, ex-Joegoslaven, Nederlanders enz. Zij generaliseerde vanuit haar Somalische achtergrond en putte ook uit het gekleurde gedachtengoed van haar toenmalige partijgenoot Arie van der Zwan.

Zo schetst zij in haar boeken een volstrekt hiërarchisch-autoritaire opvoeding. Een volkomen patriarchale familiestructuur zou de vrouw totaal onderschikken in een dienende functie. In het louter groepsgebonden denken zou schaamte, eer en de daaruit voortvloeiende sociale controle overal een centrale rol innemen. Alsof de cultuur niet meer beweegt, bevroren is. Alsof we het verslag lezen van een ontdekkingsreiziger die geschokt is van die andere, zo vreemde cultuur. Een totalitair, statisch en essentialistisch cultuurbegrip beheerst haar denken, omdat zij de Islam en de eigen cultuur van gelovigen als één verwerpelijk systeem aan de kaak wil stellen, die hen ook economisch in een achterstand zou houden.

Hoewel bij Surinamers, Antillianen, Kaapverdianen, Chinezen, Molukkers, ex-Joegoslaven én bij autochtone Nederlanders ook onderklassevorming voorkomt, signaleert zij in haar kruistocht bij hen geen gebrekkige sociaalculturele integratie. Terwijl onder deze bevolkingsgroepen ook vele moslims voorkomen. Zij wordt daarbij ook niet echt geholpen door haar mentoren.

Zoals de econoom Arie van der Zwan die het vraagstuk sociologisch neutraal denkt te analyseren. De kern van veel integratieproblemen is gelegen in het feit dat immigranten van niet-westerse origine, met name afkomstig uit Islamitische landen, een demografisch profiel vertonen dat functioneel is voor een andere soort samenleving dan de onze. Ze huwen namelijk op jonge leeftijd en hebben doorgaans grote gezinnen. (..) Dit demografisch profiel vormt een belangrijk obstakel voor hun sociale mobiliteit en integratie want kinderen die uit een groot gezin komen, treden zelf weer in het voetspoor van hun ouders. En voor sociale mobiliteit is een lange opleidingsperiode nu eenmaal een voorwaarde en die is strijdig met huwen op jonge leeftijd en het snel krijgen van kinderen.

Cultureel bepaalde gedragspatronen van minderheden ziet hij als oorzaak van achterstand maar ook van andere problemen. Van der Zwan grijpt zonder voorbehoud terug op de klassieke sociologische redenering dat groepen met weinig financiële middelen, vanwege de "verleidingen van de westerse consumptiemaatschappij", al snel andere routes zoeken om toch hun deel van de koek te krijgen. Met criminaliteit, zwart werken, enzovoort. als verwerpelijke gevolgen. Verdere immigratie is volgens Van der Zwan ongewenst, want dat leidt "..tot onbeheersbare gevolgen, tot overstretch die het karakter van de samenleving op het spel zet".

Korter door de bocht van de sociologie kan men niet. Het opvallend consumeren van groepen, waaronder jongeren, is een algemeen verschijnsel en ook het daarmee gepaard gaand zwart werken en criminele handelingen. Hij schrijft het echter exclusief toe aan minderheden. Vervolgens vindt hij dat wij er genoeg mee belast zijn, waardoor de gehele criminaliteit en al het zwart werken oplosbaar zou zijn met hun vertrek.

Fortuyn pleitte in Tegen de islamisering van de cultuur nog voor investeringen in de stedelijke achterstandswijken. Van der Zwan ziet daar niets in. Fortuyn analyseerde deze wijken in algemene zin als gebieden waar zich een groot deel van de maatschappelijke problematiek van ons land concentreert: werkloosheid, uitkeringsafhankelijkheid, onderwijsachterstand, verloedering van de openbare ruimte, kleine én grote criminaliteit, enzovoort.

Maar ook hij legt uiteindelijk samen met Van der Zwan en Hirsi Ali het hele vraagstuk bij het gedrag en de achterliggende culturele opvattingen van migranten – met name degenen afkomstig uit "Moslimlanden", neer. Terwijl zij geen enkel geografisch gebied kunnen aanwijzen waar deze mensen feitelijk de oorzaak zouden zijn van de daar geconcentreerde maatschappelijke problematiek. Gegoochel met vergrootglazen en blinde vlekken moeten zorgen dat de complexiteit van het vraagstuk hun opvattingen niet onderuit haalt.

Grof en daardoor versimpelend schetsen zij een tweedeling tussen het moderne westen en de premoderne belevingswereld van veel Moslimmigranten. Ze zien gemakshalve over het hoofd dat in eigen land zo’n miljoen autochtonen die zogenaamde premoderne trekken koesteren. De CU bestaat voor een groot deel uit traditioneel gelovende christenen maar een partij als de SGP is wellicht nog het meest vergelijkbaar met de karikatuur van de ouderwetse, achterlijke en autoritaire moslims. Zij streven (al dan niet actief) nog altijd een theocratie na, waarin God als autoriteit weer boven ons handelen wordt gesteld en zijn wet geldt. Iets wat exclusief aan orthodoxe c.q. fundamentalistisch gelovende en levende moslims wordt toegeschreven.

Dat een premoderne (voorheen traditioneel en ook weleens primitief genoemde) cultuur structureel problematisch is voor de maatschappij, waarin kerk en staat gescheiden zijn, is nooit één op één gebleken. Wel dat het niet automatisch leidt tot vrouwenonderdrukking, criminaliteit of fundamentalisme. Streng-religieuze Nederlanders vormen, naar de publieke opinie gemeten, geen bedreiging voor de Nederlandse samenleving. Dat gevoel is exclusief ontwikkeld in de houding tegenover moslims, door het eenzijdig belichten van het huidige terrorisme als een jihad dat de Moslimstaat als wereldorde zou willen invoeren.

Dat autochtone fundamentalisten niet zo gevreesd worden, heeft een gewenning nodig gehad tussen tijdgenoten en bestaat vanwege geen actieve meningsvorming over elkaar. We verzwijgen het min of meer en laten hier de zuilen in tact. En toch is hun harde kern groter dan die onder de migranten en zou Hirsi Ali’s ‘inwijding in de moderniteit’ hen evenzeer voorgeschoteld moeten worden als de moslimfundamentalisten; als men meent dat dat gewenst is: gedwongen moderniseren.

De louter culturele benadering van het integratievraagstuk is lang vol te houden omdat men het electoraat ermee naar de mond praat. Zeker nu een groot deel ervan zich steeds makkelijker kan losmaken van en binden aan politieke partijen of bewegingen kan men direct scoren met een anti-moslim standpunt. Het (ongehinderd door kennis en willekeurig) culturaliseren van maatschappelijke problemen leidt echter alleen tot meer problemen. Dat geldt voor alle ‘culturalisten’ in het integratiedebat, zowel de multiculturele pleitbezorgers als de inter-, bi- of monoculturele.

Iedereen die de cultuur ziet als een eenmaal bestaande toestand, die al het gedrag en geloof bepaalt, is bezig met een karikatuur. Dat men een statisch cultuurbegrip hanteert voor datgene wat mensen in beweging houden en steeds opnieuw intepreteren is op zich al hinderlijk voor de communicatie, de dialoog, de discuusie of het debat. Maar het heeft ook onbedoelde effecten, doordat het leidt tot een assimilatiedruk en ontkenning van gelijkwaardigheid, die iemand explosief kan maken die dat voorheen niet was.

Opgekropte frustraties vormen een groter gevaar dan de gevreesde premoderne opvattingen, omdat die reëel zijn! Hoeveel afkeuring en afkeer verdraagt iemand, die zijn best doet om een gewoon leven te lijden en daarbij steeds vaker bejegend wordt als een verdachte en met name een potentiële terrorist?


land mosk

Cultuurkloven worden gemaakt om de ander aan te klagen
 
De litanie luidt dat multiculturalisten geen oog hebben voor de gevolgen van hun ideologie. Wat eerst een vraagstuk van sociale cohesie werd genoemd, wordt nu door de cultuurklovenbouwers als "de bedreigde ‘culturele samenhang’ in Nederland" gezien. Een pluriforme wereldgodsdienst, de Islam, wordt als culturele splijtzwam aangewezen in het op pluriformiteit gevestigde Nederland. Zelfs de wrok van migrantenjongeren, de tweede generatie, tegen zowel de Nederlandse samenleving die hun ouders geen kansen gaf als tegen hun ouders die zich nooit hebben verzet, zou door het multiculturalisme teweeg zijn gebracht.

De toon is gezet, het probleem is van ons afgedraaid. Integratie is een cultureel gebrek van de migrant en de multiculti’s zijn door hun cultuurrelativisme daar schuldig aan. De door de aanklagers geconstrueerde kloof tussen een Nederlandse meerderheidscultuur en buitenlandse minderheidsculturen wordt dag in dag uit opgevoerd als verklaring voor wat er zoal mis gaat. De repetitie dat het één groot drama is, heeft de media vooringenomen gemaakt.

Het multiculturele drama, dat ooit opgevoerd werd toen men waarschuwde voor de opkomst van een etnische onderklasse als we de maatschappelijke participatie niet evenredig zou worden, wordt nu ten tonele gebracht als coulis voor maatschappelijke onrust en overlast. Volgens de cultuurklovenbouwers word overlast altijd veroorzaakt door etnische minderheden. Men goochelt met cijfers over criminaliteit, over misbruik van sociale voorzieningen, met antiwesterse sentimenten, met de hoofddoek als symbool van vrouwenonderdrukking, met het potenrammen als geloofsdaden enz.. Alsof hele gemeenschapen zich daarop toeleggen, dat als doel hebben of zelfs vanuit hun geloof moeten doen. Alle delicten zijn echter het werk van enkelingen gebleken en van bendes, die daarin niet onderdoen voor autochtone deviante subgroepen en individuen, vroeger en nu.

De sociaal-economische positie van allochtonen baart bijna niemand meer zorgen. Men is verblind door de vermeende botsing tussen culturen en ziet daarin de dreigende ondermijning van de sociale cohesie verklaard. Integratie, dat ooit als een sociaal-economisch probleem gezien werd en waar we net met de aanpak van de gebrekkige onderwijs- en arbeidsmarktpositie van minderheden begonnen waren, is door een mediaoffensief met een boom aan monologiserende columnisten tot Het Culturele Vraagstuk van alle tijden opgepompt.

Asociaal gedrag wordt exclusief toegeschreven aan migranten en krijgt het gezicht van de "Kutmarokkanen". Verschillen in cultuur en vooral religie verklaren opeens ieder conflict en ieder delict van hun kant. Van een achterstandsprobleem en een vraagstuk van sociale ongelijkheid, is het gereduceerd tot een kwestie van afwijkend gedrag, zoals we in de jaren vijftig en zestig de laag geklasseerde autochtonen maatschappelijke onaangepastheid verweten en ze in kampen heropvoedden.

Met een extreem rechts verdraaide beeldvorming wordt niet alleen een maatschappelijk probleem bij de geproblematiseerden zelf gelegd, ook komt opnieuw (zoals in de tijd van de verzuiling) de spanningsboog van de culturele diversiteit in de Nederlandse samenleving aan de orde. Nu geformuleerd als "waar de grens ligt van wat de Nederlandse samenleving nog tolereert van moslims", die geen boodschap aan Onze Rechtsstaat zouden hebben. De scheiding tussen staat en kerk ging nog gepaard met overleg, maar die tussen land en moskee wordt beslecht in colums, internetfora en in de verkiezingsstrijd.


lijf 3 hof

Dubieuze opvattingen over de Islam en levensruimten zetten de toon
 
In de praktijk van het minderheden- of integratiebeleid veranderden in de loop der tijd de slogans, maar de uitvoering daarvan op lokaal niveau werd niet doortastend aangepakt. Het georganiseerde overleg van de overheid met migrantenorganisaties bleef gekaderd in de Nederlandse traditie van geïnstitutionaliseerd multiculturalisme: de verzuilingsfiguur.

Hoewel de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) nadrukkelijk adviseerde van deze traditie af te stappen, werd ook hier van aangereikte kennis geen gebruik gemaakt. Integendeel de Chinese gemeenschap werd aan het circus van het georganiseerde minderhedenoverleg toegevoegd door het eerste kabinet Balkenende.
Het onderwijs in eigen taal en cultuur, ooit als middel ingezet om de terugkeer van migrantenkinderen naar het herkomstland te vergemakkelijken, bleef ongewijzigd voortbestaan, omdat kennis van de eigen taal ook het leren van Nederlands zou vergemakkelijken.

Alle intenties ten spijt om een achterstandsbeleid op algemene grondslag te voeren worden organisaties en activiteiten op etnische grondslag nog altijd gul door de overheid ondersteund. Menig evaluatie-onderzoek mag verzuchten dat de middelen anders moeten worden aangewend, er verandert niets substantieels waardoor positieverbetering en inburgering een wassen neus zijn.

Sinds de millenniumwisseling mag het debat in een stroomversnelling terecht zijn gekomen, de wijn is slechts zuurder geworden en alleen de zakken zijn van aard en omvang veranderd. Die werden massaal groter, groeiden tot een volksbeweging en emotie-politiek deed zijn intrede.

De sensationele opkomst en het even ongebruikelijke optreden van Pim Fortuyn in de Nederlandse politiek, deden de grondvesten van de democratie, de gevestigde partijen en het poldermodel wankelen. De parvenu politicus poetste het statische cultuurbegrip weer op met zijn stelling dat de Islam een achterlijke cultuur is en pompte het gevoel van onvoldoende levensruimte, dat Nederland vol is, verder op dan ooit

Tot dan toe werden beide noties verwerpelijk geacht door het zo beschaafd en tolerant bekend staande Nederland, omdat ze aanschurken tegen het nationaal-socialisme. Kiezersonderzoek laat echterv zien dat alleen deze kern van het minderhedenstandpunt van de Lijst Pim Fortuyn ‘het volk’ aantrok. Hoezeer Fortuyn probeerde zijn verwerping van de Islam met ‘een achterlopende cultuur’ te verzachten. Zijn opvattingen riekten naar de apartheidsideologie zoals Dr. Verwoerd die voor Zuid-Afrika bedacht had en bleven discriminerend.

De verharding van het minderhedenstandpunt was toen ook al in en rond de Partij van de Arbeid hoorbaar. Paul Scheffer, Arie van der Zwan en Ayaan Hirsi Ali kwamen met multiculturele drama’s op de proppen die ze alleen door volledige aanpassing van de moslims of uitstoting oplosbaar achtten.

Alle omzwaaiers definiëren opeens sociale problemen vanuit een bepaald normatief denkkader. Terwijl een volwassen democratie, die uitgaat van constitutionele pluriformiteit, hetzelfde maatschappelijke vraagstuk vanuit verschillende normatieve denkkaders op zeer uiteenlopende wijzen hoort te belichten.

Scheffer bekritiseert aanvankelijk terecht het gemakzuchtige van het multiculturalisme in Nederland, die integratie tezeer als een kwestie van tijd ziet. In zijn analyse negeert hij echter de discussies in landen als Canada, waar het multiculturalisme veel meer geïnstitutionaliseerd is, en daarmee de al enige decennia opgebouwde politicologie over deze invalshoek. Het multiculturalisme is in Nederland ook nooit zo openlijk beleden en actief omarmd als in Angelsaksische landen, waardoor het hier louter een welzijnsbegrip is gebleven.

Vanaf Fortuyn wordt het openbare debat gedomineerd door het oproepen van spoken met dubieuze opvattingen over de Islam, de nationale cultuur en levensruimte voor het eigen volk, maar ook door een half begrip van de eigen issues. Veel van de energie ging verloren door het op de spits drijven van zaken die in een dorp nog begrijpelijk zijn, maar in een stedelijke samenleving provinciaals aandoen. De stormloop tegen de hoofddoekjes is daar het dieptepunt van.


onderwijsgat

Het integratietaboe en de onderwijsachterstand

Integratie was tot het begin van de jaren tachtig uit den boze. Het zou de gewenste terugkeer belemmeren. De overheid ondersteunde slechts die activiteiten die de onderlinge verbondenheid van migranten moesten bevorderen en voor de kinderen onderwijs in eigen taal, zodat ze terug konden en zouden gaan. De terugkeermythe frustreerde iedere poging om te emanciperen en gelijkwaardig maatschappelijk te participeren van migranten.

In 1983 verscheen de eerste minderhedennota, na meer dan 30 jaar migratie als we het nulpunt leggen bij het begin van de jaren vijftig. Toen de repatriering uit Indonesië op gang kwam en de komst van de eerste arbeidsmigranten uit Spanje, Grikenland en Italië, die conform de verzuiling in eigen verenigingen werden opgevangen.

Nederland was op weg een multiculturele samenleving klonk het opeens enthousiast in de beleidsnota’s en ook in de pers. De diverse bevolkingsgroepen zouden samen moeten leven conform het nieuwe beleidsdoel ‘integratie met behoud van eigen cultuur’ door ‘wederzijdse aanpassingen’. Niemand vroeg om assimilatie! Behalve extreemrechtse groeperingen buiten het parlement.

Alleen wetenschappelijk onderzoekers wezen toen al op het achterhaalde cultuurbegrip dat uit die nota en dat beleid sprak. De mythe van een statische cultuur was geboren en is onaangetast het referentiekader gebleven van het allochtonenbeleid. Dat culturen de uitdrukking van ontwikkeling en verandering zijn omdat alles van de tijd afhangt, is zelfs nu nog niet geheel doorgedrongen in alle zogenaamde debatten over integratie. Men denkt zelfs over de Nederlandse cultuur louter essentialistisch, waardoor het een vaste stof lijkt , waarin alles en iedereen qua tegenspraak of verschil opgelost wordt in één identiteit of totaliteit: de Nederlander met zijn hogere beschaving en zijn meer seculaire leefwijze dan die van menig buitenlander, die religie even netjes scheidt van politiek als het afval en democratisch is in al zijn handelen.

Zowel de allochtonen als de autochtonen hadden en hebben grote moeite om zich een ander cultuurbegrip eigen te maken dan dat van "je bagage dat je over de hele wereld meesleept". Beiden voelden zich meer thuis in de Nederlandse verzuilingstraditie, dan in de culturele rebellie van de jaren zestig, als we uitgaan van hun notie van wat een cultuur is, hoe zij hun situatie beleven en het hoofd proberen te bieden. Pas in de jaren negentig kwam er een omslag door de economische crisis en het proces van industriële herstructurering. Toen werden veel migranten getroffen in hun arbeidersbestaan en kwam achterstandsbestrijding. Het integratiebeleid werd gericht op primair de verbetering van de onderwijs- en arbeidsmarktpositie van allochtonen, maar zonder daar voldoende instrumenten, middelen en know how voor beschikbaar te stellen en te hebben.

We zien wel een opvallende verharding in de houding jegens (integratie van) allochtonen. Behoud van eigen cultuur door wederzijdse aanpassing en groepsgewijze emancipatie verdween als doel. De nadruk werd gelegd op de plichten van migranten. De verplichte inburgering van nieuwkomers is sneller ingevoerd dan dat het als onderwijs doordacht kon worden. Zodat een effectief aanbod nog altijd ontbreekt, alsmede de middelen om te voorzien in lange trajecten voor mensen die langzaam leren of anderszins ‘empowerment’ behoeven.

Het gevolg van decennialang volharden in de terugkeermythe en het integratietaboe is een achterstand in onderwijsaanbod en een ontoereikende notie van wat nodig is om de onderwijs- en arbeidsmarktpositie daadwerkelijk en met sprongen te verbeteren. Het overheidsbeleid heeft een groot zwart gat in haar vlag, zodat zij haar idealen straks moet strijken.


islamnmie

Een veeg lijf vlucht voor de beschaving 1

Zes jaar geleden sprak een bijzonder hoogleraar Intercultureel Bestuur zijn oratie uit, waarvan zo’n beetje alles nog steeds actueel is. Hij verwees eerst naar Samuel P. Huntington The Clash of Civilizations, dat in de beginjaren negentig van de vorige eeuw uitkwam. Huntington voorspelde in zijn boek welke politieke conflicten in de wereld na de Koude Oorlog zich zouden voordoen. Die voorspelling kwam in de 21e eeuw meteen uit en dat de pers zich alleen nog daar warm voor lijkt te draaien, namelijk voor de botsing tussen de westerse beschaving en de wereld van de Islam, hoewel er zeven wereldbeschavingen onderscheiden worden die met elkaar in conflict kunnen komen, als men dat zou willen.

Een veeg lijf vlucht tegenwoordig voor de beschaving zou ik bijna willen zeggen en doe dat ook om een lekker bekkende titel te hebben voor mijn komende blogs. Deze gaan allemaal over die botsing, die gemaakt wordt, met opzet en zonder idee van de gevolgen. Een uitdijend paneel met onverenigbare cultuurtrekken wordt geschoven voor de ellende van de hardnekkige achterstand en achterstelling van sommige migrantengroepen in de Nederlandse samenleving. Vermeende kloven tussen autochtone en allochtone leefwijzen worden zo besproken door columnisten, politici en opiniestukkenschrijvers dat alleen assimilatie van migranten en minderheden voor de hand zou liggen.

De opvattingen en het gedrag van de migranten en minderheden zelf kent men niet. Men baseert zich op een enkele opvatting, gedraging en geval van extremisme, welke zich vaker buiten Nederland dan daarbinnen voordoet en welke eerder verwijst naar de psychische dan de culturele aard van het beestje.

Ik zal veel putten uit die oratie, die weilswaar alweer 6 jaar geleden uitgesproken is, maar nog even actueel is als toen.

Vandaag doe ik dat onder de vlag van het spookland Nederislamië en vat ik wat komt als volgt samen.

Van groot belang is dat bovenstaande analyse en kritiek, dat het een cultureel probleem is, goed gefileerd wordt, voordat er een alternatief geboden wordt. Naast eenzijdig is het culturaliseren van de maatschappelijke problemen van veel migranten achterhaald en zorgt het voor schrikbeelden, die voor echt worden gehouden, voor waar worden genomen. Men gaat uit van een achterhaald cultuurbegrip en een mythisch beeld van de eigen geschiedenis.

Zo is er de mythe van een land dat overspoeld wordt door migranten, terwijl het voor een rijk westers land een relatief laag aantal mensen met een buitenlandse nationaliteit als staatsburger kent.

Vervolgens stuiten we op de mythe van de terugkeer die we bij elkaar versterkt hebben: autochtonen en migranten, overheid en zelforganisaties, werkgevers en vakbonden enz.. Beide beelden worden als mythen in het debat totaal niet aan de kaak gesteld.

Tenslotte is er de mythe van een volkomen modern, vrij, vredelievend, open en beschaafd Nederland versus een ouderwets, onderdrukkend, oorlogszuchtig, achterbaks en achterlijk Islamië, die we al vanaf de jaren zeventig opbouwen en die nu als mythe geheel over het hoofd wordt gezien. Hoezeer de tv van de landen met islamitische meerderheden het tegendeel van ouderwets laat zien.