het ego noch de groep is een solide autoriteit
Aan het einde van deze serie over de wijze waarop over integratie gesproken wordt in Nederland is de openbare ruimte het eigen huis geworden. Letterlijk, omdat de sociaal-emotionele drama’s tot achter de voordeur zich afspelen; symbolisch omdat de oplossing voor een succesvolle integratie ligt in de vaardigheid om je familierelaties met je werk en je vrienden te combineren.
Het hebben van goede relaties is beslissend. Isolement is een maatschappelijk probleem. Dit geldt voor ieder individu en iedere groep. Het deelnemen aan de maatschappij via arbeid is de belangrijkste schakel om een goed leven te hebben. Juist die schakel is het zwakst bij migranten, die onvoldoende zijn opgeleid, op legale arbeid zijn georiënteerd en worden toegeleid tot de juiste banen. Het leren kennen, ontwikkelen en benutten van ieders kwaliteiten is de zwakste schakel in de inspanningen van de overheid om een optimale participatie van de gehele bevolking te bevorderen.
Een eenzijdige en daardoor onvolledige en onjuiste beeldvorming van het gedrag en de achterliggende culturele opvattingen van migranten belemmeren de emancipatie van de minst weerbaren onder hen, versterken minderheidsvorming en vergroten het isolement. De notie dat de mens zelf door zijn gedrag cultuur (re)produceert is noch doorgedrongen tot de overheid noch tot de media en hoort men nauwelijks in het debat doorklinken. Migranten worden door hen louter gezien als gevangenen van hun culturele traditie en alleen dat zou hun integratie in de Nederlandse samenleving belemmeren.
Er is uitvoerig op de tekortkomingen van deze culturalistische denkwijze gewezen. Cultuur gaat over het gedrag en biedt er een meerdimensioneel kader voor slechts de wet- en regelgeving voor een goede moslim, christen of burger. Het eenzijdig hameren op aanpassing versterkt juist het etnisch bewustzijn en polariseert de maatschappelijke tegenstellingen. Conflicten tussen gematigden en radicalen bederven de discussies en gevoelens van vervreemding en uitstoting hollen de mensen zelf uit.
Het sleutelen aan de kloof tussen de culturen kunnen we beter stoppen. Het hele idee van een botsing tussen beschavingen houdt ons veel te veel bezig. De staat zou meer beleid moeten delegeren. De regie in het netwerk voor opvang en zorg in handen van een meer professionele lokale democratie geven. Dat geldt ook voor opvoeding, onderwijs en arbeid. Het opbouwen van goede buurt- en wijkrelaties, die zelf voor lokale rust en veiligheid zorgen en een gevoel van geborgenheid bij iedereen, zou de eerste prioriteit moeten zijn.
Het stikt van de ego’s, die het allemaal beter weten, en van groepen die met de ander alleen willen rivaliseren. De behoefte om gehoorzaamd te worden is nooit zo sterk geweest als in de postautoritaire samenleving, waarin we nu menen te verkeren. De onderlinge afhankelijkheid om een goed leven te lijden is even hard toegenomen en vraagt juist om meer zelfbeheersing van iedereen, meer vaardigheid om conflicten te hanteren dan te polariseren, meer ruimte voor uitwisseling van inhoudelijk verschillende invalshoeken. Het beschavingsproces zit verlegen om een autoriteit die boven alle partijen staat en zorgt voor een verbond en voor een collectieve betrokkenheid: een alliantie zoals de burgerrechtenbeweging en een waarborginstituut voor pluriformiteit tot in de nieren van de samenleving.
De negatieve beeldvorming over de islam moet hersteld worden en tegelijk moet er ook gewerkt worden aan het zelfbeeld van het Westen. Nog te weinig wordt erkend dat de westerse cultuur niet een absoluut andere noch betere beschaving is. Het is een menselijk product, dat in een context is ontwikkeld waarin andere beschavingen een grote rol speelden. De wortels van de westerse cultuur liggen niet alleen in de Griekse cultuur. Naast de Griekse invloeden zijn er Chinese, Perzische, Indische, Egyptische en uiteindelijk invloeden van de islamitische cultuur aanwijsbaar.
Er moet een eind komen aan de illusie dat de westerse cultuur een product is van het huidige Westen met als basis de Griekse cultuur. Het westen doet alsof zij de mens en de historie ontdekt heeft en dat de niet westerse wereld een bolwerk van obscurantisme is. Uit deze overtuiging ontstond in de negentiende eeuw een impliciete discriminatie ten opzichte van de rest van de wereld. De westerlingen hebben zichzelf als beschaving opgeblazen tot het centrum van de wereld en ziet de rest als onontwikkeld.
Het zelfbeeld van het Westen is dat zij de beschermer is van menselijke waarden en normen zoals vrijheid, rechtvaardigheid en tolerantie. Uit deze overtuiging komt de illusie voort dat Europa altijd gelijk heeft en de rest altijd ongelijk. Maar men vergeet dat de menselijke waarden en normen waarvan Europa de ontwerper beweert te zijn, alleen geldig zijn binnen de Europese grenzen. Wanneer het om andere landen gaat is Europa niet democratisch en maakt ze zich ook niet druk om de mensenrechten. Er is sprake van een hoge graad van culturele discriminatie, door het uitwisselen van inzichten en de onderlinge band in de ontwikkeling van denkbeelden niet te willen erkennen.
Die band is vooral het humanisme, dat als westerse filosofie niet zou zijn ontstaan zonder de ideeën van de Islam, waarin de mens centraal staat in deze wereld, de mens als opvolger van God op aarde. Allerlei historische bewegingen die opriepen tot democratie en vrijheid zijn schatplichtig aan de vertalingen van de Islamitische ideologie (politiek) die eist dat de Khalifa (leider) gekozen moet worden. Een Khalif is een vertegenwoordiger van mensen en niet van God en zijn regeren is een keuze van het
volk zelf en gebeurt niet in de naam van de Schepper.