Het verhaal is getekend
Gedachteloos op de rand van de tafel gekrast
Een ondoordringbare werkelijkheid
Om radeloos van te worden
Voor de ander wellicht plotseling
Een verwarrende openbaring
Nieuwe eenzaamheid
De schilder geeft haar schreeuw weer
Geen beltegoed meer!
Het was begin jaren zeventig. We woonden in de Kruisstraat, in een wevershuisje, in Leiden. Ik lag stoned te luisteren naar het laatste album van The Band. Hij draaide met zijn camera om me heen op zoek naar het juiste moment.
Nu, bijna vijftig jaar geleden, zie ik me op zijn foto mijn best doen hem niet op te merken. Zodat hij me ‘ongedwongen’ op zijn gevoelige plaat kon vastleggen. Dat moment herdenkend voel ik opnieuw de intimiteit van zijn nabijheid. Het kietelen van zijn blikken en word ik er weer van binnen zenuwachtig lacherig van.
Vraag ik me voor de zoveelste keer af wat of wie ik eigenlijk in zijn ogen was. Was zijn blik net als die van zoveel anderen de hel? De buik van Moloch, waarin ze flikkers als mij zo graag eeuwig willen laten branden? Zoals ze al hun liefjes offeren om te bewijzen dat zij niet zo zijn?
Of, sloeg hij met diezelfde blik de lakens opzij. Nodigde hij me uit bij hem in bed te kruipen en zie ik nu pas dat hij met zijn tong zijn lippen bevochtigde. Zoals ik dat met het tekenpapier had gedaan voor een vloeiend zelfportret.
Het zelf is gezien Door het oog van de ander Nog zonder mening
Omdat de feiten het nog niet toestonden. Althans niet direct en expliciet van zijn kant, want hij wilde er eerst kunstenaar mee worden. Deze foto van het jaar in zijn zelf bedachte en gemaakte doos stoppen. Met de titel Een-hol-kinderhoofd-in-de-leegte zo poëtisch mogelijk met de naald geschreven door zijn toenmalige vriendin op het deksel aangebracht.
Het zelf is op dat moment nog veraf van het beeld gespiegeld in zijn ogen. Nog onaangetast door de druk aan zijn visuele dwangbevel in zijn achterhoofd te voldoen, te zijn wie ik in zijn ogen was. Maar, ergens was het zelf al op zijn hoede dat hij (vele jaren later) zou ontkennen een homo te zijn. Voorzag het al dat hij zijn volgende vriendin als getuige naar het etentje bij hem thuis uit voorzorg had meegenomen. En klonk de coming-out ik-ben-geen-homo zo ongepast bij het afscheid aan de deur, dat diezelfde vriendin haar ogen nog nooit zo verbaasd had gesperd.
Het zijn altijd zulke lafaards die kunstenaars die, net als de Schepper, de regie eeuwig in eigen hand willen hebben. Zonder rits niet in jouw huid durven kruipen. En als je akkoord gaat met een rits dan is er altijd wel weer een onderhemd dat zo’n lafaard wil aanhouden. De hechting aan een zelf van vaste stof, daar moet wel een erg starre looking-glass-self aan ten grondslag liggen. Wat jammer dat hij zo was en niet zichzelf, zoals ik hem zag. Wat fijn dat het zijn foto niet bedierf en mij een zelf gaf die ik kan koesteren in zijn ogen.
Je bent zoveel meer dan je denkt
zegt iemand in een duister genootschap
tot en met de kruik waaruit men leven schenkt
zonder dat bestanddeel hebben zij aan hem geen boodschap
Geworpen in hun midden
is hij een waarheid zo groot als een koe
die voor haar gras nog geacht wordt te bidden
terwijl zij geen woord kan zeggen, zelfs geen ba of boe
Hij hoeft er niet bijna dood voor te zijn
om over zijn lijf en leden te dromen
alsof hij er is uitgetreden van de pijn
van dat meer nooit het fijne te weten te komen
Of hij nu uitwijkt, inwijkt of ter plekke opfleurt
er is geen gevolg, een mens gebeurt
Gevangen in het net van plaats en tijd
spint zij haar draden met oneindig geduld
een leefwijze om niet te moeten wachten
op een liefhebber voor haar schat
Als schaduw van de twijfel
wekt haar naaktheid onverhuld afschuw
ligt zij in het midden van alle gedrukte leugens te zonnen
heb je een paard nodig om te kunnen vluchten als je haar spreekt
Zij die de duivel doet blozen
de veiligste leugen is, de kreet van ieder
ouder dan de rotstekening
is het spel van een enkeling
Zij verdwijnt als ze te dicht benaderd wordt
groeit omdat men haar groot maakt
wordt tevergeefs in graven meegenomen
in de broze armen van dichters getroost
Onveranderlijk is zij dood en mag je hopen
dat zij in de kist van een schilder begraven is
Alles hangt met alles samen tot je niet meer kunt bewegen van de pijn.
Houdt je adem je gevangen in een lijf.
Een geheel dat niet langer meer maar minder is dan de som der delen.
In een totaal verkleefd vezelrijk hangt je leven ondersteboven aan een zijden draadje.
Zit het hooggespannen op een vuistdik vinkentouw.
Ze heeft niets met een zelf gekozen levenseinde.
Het absolute zijn fascineert haar.
Dat kan haar nooit lang genoeg duren.
Het liefst tussen mensen zonder doodsangst.
Die het bestaan als kauwgom in de mond nemen.
Verwante zielen, al dunt het klupje ieder jaar weer een beetje verder uit.
Ze is wel bang voor een eenzame dood.
Van alle angsten lijkt haar die het meest gerechtvaardigd.
Aan de andere kant: met zo’n stille dood haalt haar onopgemerkt leven wel de krant.
Ik schreef elders over
de aantasting van je bestaan
door de dood van de ander
nu vraag ik me af
..
hoeveel zwarte gaten
zijn er al geslagen
in het glazuur van het leven
dat je niet meer met hen kunt delen
;;;
of is er sprake van één zwart gat
dat groeit bij ieder opgeslokt levenslicht
wat het als een verse dooier
slurpend consumeert
,,,,
soms denk ik
al dat leven dat is geleden
daarmee deel ik een verleden
en roep de namen op in het gat
Uit oorlellen gemaakte tongen
vatten De ontdekking van de hemel
samen in een sacraal ogend beeld
van gejongleerde dooiersprongen
..
vormen schepachtige ledematen
spelend met de natuur
een gevaarlijk spel
jegens de menselijke structuur
…
Onbevreesd voor de almacht van
wie de techniek beheerst zonder gelijken
ziet zij ernaar uit met zulke sensuele handen
het leven zintuiglijk en motorisch te verrijken
….
Het reptielenbrein kan eindelijk smaken
waar slangen mee overleven en zich vermaken