Archief voor de ‘Samenleving’ Categorie


Asiel 4 blog

De onderbuik van het eigen volk knielt niet. Moe van het feesten, dat ze de grootste in de peilingen zijn, pikt de pens het kussen van de sobere opvang in. Met de grenzen op slot dromen ze van Liesje die leerde Lotje lopen langs levenslange lindelanen.

Waarover alle toevluchtzoekers hun tong zullen breken, zo eenvoudig zou het volgens hun leiders gaan. We hoeven niks meer te doen, gillen ze van pret. Alle Liesjes zullen deze Lotjes laten staan. Stad en land worden verenigd in het schietgebed van één volk, één rijk, één leider. De onderbuik zoekt als het ware in zijn schoot een mand.

Van monoculturele naties hebben we niet zoveel voorbeelden in de buurt. Wel in het verleden met het nog altijd onsterfelijke Nazi-Duitsland, de bakermat van dat schietgebed. Wat op een drama is uitgelopen dat helaas toen, daarna en nu ook andere totalitaire staten op hun geweten hebben.

Oh, ja. In Turkije, destijds bondgenoot van N-D, is Erdogan weer flink bezig de geschiedenis te herhalen. De pers wordt gemuilkorfd , maar tot nu toe komt hij niet verder dan de mythe van één volk uit de kast halen om voor zijn volgers af te stoffen.

Exclusieve groepsidentiteiten zijn alleen houdbaar in verenigingsverband. Dat is een maatschappelijke wet. Als ze verder reiken dan het clubgebouw, dan verwateren ze of vervluchtigen in de publieke ruimten. Of ze vergiftigen de publieke en politieke sfeer. Wat wij nu meemaken.

Of ze verbinden zich met een pluriforme entiteit. Wat we in de jaren negentig van de vorige eeuw op het oog hadden. Toen de politiek afstand nam van ‘integratie met behoud van eigen identiteit’ voor het bevorderen van ‘culturele diversiteit’. Migranten hoorden zich daar zelf mee bezig te houden; de politiek met de achterstanden in onderwijs, arbeid en huisvesting.

Dat vinden ze nu nog, maar niet hardop en dat zou het drama weleens over ze kunnen afroepen.


Vliegenlegbatterij blog

In het kader van de ontwikkeling naar een prestatiemaatschappij heeft de natuur een nazomerse prijsvraag uitgeschreven. Tussen alle bomen in het bos slingeren planten cryptogrammen. Daarmee nodigen ze de bewoners uit nieuwigheden te duiden. De meest aansprekende uitleg wordt beloond met een zonvakantie bovenop het bladerdek. De boshemel, die op de afbeelding de spotlichten verzorgt.

De traditionele natuur heeft nog altijd voor iets nieuws geen goed woord over. Ziet iedere nieuwlichterij aan voor ‘fratsen’ of ‘kuren’. Laat onkruid wat uit zichzelf niet ophoudt te bestaan dat verstikken. De opkomende moderne staat van de natuur leeft er echter van, vooral van het verlangen dat de vernieuwing nooit ophoudt.

De toename van natuur, dat wil presteren in plaats van participeren, heeft zo te zien dat verlangen een ‘boost’ gegeven. Na de imitatie van het goede uit onze economie, moet de prijsvraag stimuleren het goede uit de cultuur van de menselijke samenleving ook in de natuur vorm te geven. Het vliegenvolk neemt dit voortouw over van de Supervlinder (zie eerder blog).

Het heeft zich massaal als kamervlieg uit de mensenwereld teruggetrokken en zich gestort op maanlichtkooigevechten in de vrije natuur. Een ‘freefight’ van vrije vliegen, ondanks de kooi. Tenminste, dat meent de specht uit de afbeelding op te kunnen maken. Vooralsnog spreekt de andere bewoners zijn idee van deze nieuwe werkelijkheid het meest aan. Hij heeft dat bereikt door in alle bomen gaatjes te pikken om de wind zijn liedje er doorheen te laten fluiten. Zodoende overstemt hij alle andere ‘vertogen’.

Het liedje spreekt van gouden kommen gesneden uit gladde eikeldoppen hangend aan maanlichtbundels. Hij steelt er de show mee en ze roepen hem uit tot de Stem van Het Bos. Voor de publieksjury bezingt hij vervolgens de spanning en sensatie van de strijd om de hegemonie tussen de sterke en de arme eendagsvliegen. Die jury bestaat uit de zwakke en de rijke exemplaren, die naar beide vliegenparen staren. Wachtend op het moment dat een van hen bezwijkt.

Hoe hard de uil ook moge krijsen dat het gouden eieren zijn, dat het gaat om wie er het eerste afvalt en dat het licht hen in gijzeling houdt. De gigantische fluit van de specht gaat er ver bovenuit. Tot een zwarte kraai net even harder krast dat ze kieren tot hun spieren knappen als knopen op te strak gedragen pakken als snaren in te hoog gespannen lieren Een rappe rap die hij tegen de specht in ‘hip hopt’.

Hij wordt in het binnenbosse theater de nieuwe prijswinnaar. Al vinden de struiken dat de echte winnaar het bladerdek is. Want, ritselen hun blaadjes, de bomen zijn zich veel sterker bewust geworden van hun moderne aard. Al bijten ze zich in hun eigen staart. Ze willen per se de hele wereld beschermen tegen het kwaad. Met het selectief doorlaten van het licht, maken ze kroonluchters, die de vliegen publiekelijk misbruiken.

Eeuwenlang waren de hoge bomen slechts omstanders, betogen ze. In hun schaduw speelde alles zich af. Maar nu hebben zij het door en staan op uit hun graf. Zij willen het presteren om in onze moderne staat van het bos duizenden bosjes te maken en tegelijk in dezelfde zwaai een groot overkapt stadion. Zoals de mensensteden van duizenden dorpjes een geheel hebben gemaakt, dat dagelijks cultureel uiteenspat in frisse, vrolijke, zoete, maar ook saaie, zure en gure buurtjes. De metropool collectief geen eigen gezicht gevend, waardoor het slechts een ‘skyline’ blijft voor lege ogen.

Met het bladerdek kunnen de bomen in een wip een kolossaal dak vormen en met minuscule gaatjes spotlichten op het sportspektakel zetten. Op een wenk van een knakkende tak douchen de struiken in een waterval van licht. Is het dak geheel en al waterdicht, dan kunnen de dagjesdieren en sommige planten de bomen in om te zonnebaden.

Door het werken met allerlei rasters bepalen ze iedere verandering van het klimaat. Tegelijk voorzien deze multinaturals in lichtshows, dauwtrappen op ijle hoogte, chillende wolken en eindeloze dakgoten, bodemloze schuilplaatsen, overdekte winkelcentra, stilteplekken, grafkelders, bloembedden, hangtuinen, maar ook zoeklichten naar wat het daglicht niet verdragen kan.

De struiken doen nog zo hun best om de jury voor de bomen te paaien. Ze ritselen harder dan een orkest met hun blaadjes, maar de zwarte kraai en de wind door de gaatjes van de specht blijven hun geluid verwaaien. Tot het bladerdek het licht uitdoet en het publiek schreeuwt om zijn bloed. Als de duisternis hen opeens beangstigt, horen de kruinen de hele massa in koor hen smeken het maanlicht niet meer te breken. Ze mogen de prijs voor zichzelf houden.

Zo krijgen de bomen uit eigen doos het krediet, dat de struiken voor hen ritselden. Zich badend in het licht door de nieuwe spleten doen de kierende vliegen de zwarte kraai en de specht hun verlies al snel vergeten. Tot de morgenstond geniet het hele bos van het gevecht om de eer een nachtje de bovenste baas te zijn in het geslachtsverkeer. Wanneer de bomen op hun lauweren gaan rusten.

..

..

Rotterdam, woensdag 16 oktober 2013, de dag waarop ik na bezoek van mijn familie in de Bijbelbelt de Veluwe zelf ervaar als een en al moderniteit. Overal levenslustig groen, dat maar niet het hoofd voor een eeuwige herfst wil buigen.


Je weet maar nooit

Overal tikkende tijdbommen

Het kan zomaar misgaan

Op zoveel gebieden, in elk land

Alsof overal tikkende tijdbommen staan

Hier, geen mens op het strand

….

Altijd, je weet maar nooit of

Er één afgaat of bij hem in z’n kop, of

Dat een gek uit de lucht komt vallen

Omdat onze smoelen hem niet bevallen

….

Zo’n gek denkt misschien ook je weet maar nooit

Die gasten hebben zulke glazen smoelen

Of hij voelt zich gepakt en moet z’n woede koelen

Politiek wordt er immers maar wat aangeklooid

….

Kom, we gaan naar huis, ik gruw van dat stille

Het is hier echt niet pluis. Waarom gil je?

..

..

.

Vlissingen, maandag 14 oktober 2013, de dag waarop je je weer eens overtrokken realiseert dat je-weet-maar-nooit heerst op aarde, omdat het zelfs op het verlaten strand onrust baarde


Vrouw van Klei treedt op blog

De Europeaan komt al snel terug. Zo, heb je alles van je af kunnen schudden?, vraagt de spitsmuis hoopvol. Nee, mijnheer Spitsbergen, dat is maar voor de helft gelukt, zucht de Europeaan. Een vrouw uit Klei heeft me op het hart gedrukt dat alles goed komt. Ik hoef me niet schuldig te voelen, zolang ik maar zorg dat mijn spaargeld maatschappelijk verantwoord besteed kan worden.

Oh, je bedoelt de Vrouw Van Klei, corrigeert mijnheer Spitsbergen de olifant, de titel voor degene die het ei van Columbus kan uitbroeden. Dat denkt tegenwoordig Lagarde te zijn. Zij treedt steeds op met liedjes, die anderen al gezongen hebben. Alleen bij het coveren weet ze je even vaak op het verkeerde been te zetten. Je weet toch nog dat ze opriep om drastisch de overheidsuitgaven terug te dringen met ingrijpende bezuinigingen, toen dat al in de pennen van alle politici zat? Gisteren corrigeerde ze die politici met de waarschuwing dat men de groei van de economie moet stimuleren en het reduceren van de staatsschuld met dergelijke bezuinigingen een averechts effect kan hebben.

Wat stom van me. Natuurlijk weet ik dat nog als de dag van gisteren. In Brussel moest ik meteen aan de slag. Ik moest alle bezuinigings-verhalen uitblazen en alle hervormingsverhalen, die in groei investeren, opblazen tot de grootte van de zon. Hij heeft het er nog warm van. Mijnheer Spitsbergen kan het niet aanzien dat zijn kersverse broeder zoiets onbenulligs niet kan loslaten en zich zo snel staatsschuldig voelt.

Lieve mijnheer Eurofant, begint de spitsmuis met zijn troost. Ik heb vandaag gezien wat allemaal in u zit. U kunt een zon uw wil opleggen, fouten echt aantrekken, kritisch rationeel op uzelf blijven letten, meteen van gedachten veranderen als de ander betere ventileert en uzelf kleiner dan een muis als ik denken. Hou alsjeblieft op met U-wen, dat is storend voor onze relatie, grijpt mijnheer Eurofant in. Ik vind je feedback prettig, de aan mij gegeven naam zeer aangenaam, maar we zijn nu broeders en dan tutoyeren we elkaar als vanzelfsprekend, toch?!

Opeens horen beiden een lied over het zand galmen. De Vrouw van Klei staat midden in de woestijn een aria ten beste te geven over de schuldvraag, de boetedoening en de verzoening. Eurofant en Spitsbergen draaien zich naar haar om. Eurofant ziet de zon aan zijn slurf aan voor een microfoon en, inderdaad zijn vermogens zijn enorm. Het is een microfoon. Hij wil zijn broeder in kennis stellen van deze metamorfose (en dat hij denkt dat al die zonnen in Europa microfoons verbergen waarmee ze alle ‘vertogen’ op kunnen vangen om met die winden mee te waaien), maar Spitsbergen legt zijn vingertje op zijn mond. Stil Eurofant, ze zingt over broederschap.

Door de woestijn schalt Lagarde dat de hele wereld een participatiemaatschappij moet vormen: “Wij moeten elkaars hoeder worden, willen we onze vrijheid behouden en ook aan gelijke monniken, gelijke kappen toekomen. Niemand is schuldig en hoeft zich te schamen. Zolang we maar samen en het liefst veelvuldig werken aan onze tekorten. Zodat het goud in onze forten onaangeroerd blijft en men de staatsschulden broederlijk herschrijft. Iedere dag een nulletje eraf. Als huiswerk, niet als straf.

Spitsbergen heeft haar meteen door. Zeg, Eurofant, jij weet toch hoe ze met een gummetje boekhouden? Jazeker, schalt nu Eurofant, ik heb dat van de Hypotheker geleerd. Hoe groter de schuld wordt, hoe meer nulletjes je bij elkaar kan weggummen. Juist, vat Spitsbergen door Lagarde heenzingend het samen. Kies elkaar als broeder, op grond van wederzijdse schulden, vermaal het verschil tot goudpoeder voor de bouw van een kapitale villa en verkoop dat bouwplan als de wiedeweerga aan een pensioenfonds voor een zware hypotheek op het gat, ondergronds. Doe dit om de week. En je ziet van je schuld geen steek, maar een bult. Van de schaduwbank, vol geld met stank als dank. Dat groeit als schaliegas. Binnen een jaar is de hele wereld een geldplas.

Lagarde stopt onmiddellijk met haar aria. Ze buigt zich naar de twee dieren en vraagt: willen jullie alsjeblieft ophouden. Straks moeten de banken het spaargeld als pensioen gaan uitkeren, omdat de pensioenfondsen alleen nog maar hypotheken hebben uitstaan. Bovendien beluister ik, dat u al het zwarte geld in de grond wilt investeren om het er nooit meer uit te halen. Van de stank denkt u in al het gas te kunnen voorzien. Dit gaat het IMF te ver. Flits, ik wil u nooit meer terugzien. Dat hoeft ook niet, tetterde Eurofant uit de tijd verdwijnend. Alles is via deze microfoon (die werkt op de zon) allang over de hele wereld verspreid.

Ze schaamt zich ter plekke dood. Uit haar stof zal ze wel elders weer opduiken, troost Spitsbergen zijn broeder, die natuurlijk denkt dat het zijn schuld allemaal is. Je mag je best schuldig voelen, probeert de muis de olifant paradoxaal te helpen, als je maar je schuld steeds een beetje reduceert. Dat montert het oervriendelijke dier meteen op. Je hebt gelijk, man, blaast de olifant het verhaal uit, schuld hoeft geen naar gevoel te zijn. Zolang we het gevoel hebben dat het minder wordt.

Rotterdam, vrijdag 11 oktober 2013, de dag waarop de schuldvraag gevoelsmatig de broederschap versterkt, daardoor steeds lichter wordt en uiteindelijk in het zwarte geld tot duurzaam gas aggregeert


VDe lerende natuur blog

De schimmelkaas heeft voor de muizen besloten dat hij beter op kan stappen. Ze hadden de kat met een muizenval onschadelijk gemaakt, toen het tot hen doordrong dat daarmee de hele politiek gevangen was gezet. Tenminste die van de staat van het huis dat ze gekraakt hadden. Dat inzicht was besmettelijk. Immers een gegijzelde politiek betekent dat de verbeelding van de straat aan de macht is. De schimmelkaas had dat niet meteen door. Tot hij nattigheid voelde. Het was zijn eigen water. Dat kon het niet mis hebben. Dus weg wezen, het rapaille komt eraan.

Net als een president van een centrale bank meent hij serieus dat alleen zijn onderbuik kennis kan hebben van wat er op springen staat. Je hoort hem prevelen dat er iets aan het geboren worden is. Meteen heeft hij de smaak van het denken te pakken. In mijn geval zal het een wedergeboorte zijn, neemt hij zich voor. Als muis, neemt hij aan. Maar hij twijfelt of het niet onbenullig is dat je dat naar buiten brengt.

Als je eenmaal gaat twijfelen, dan is het hek van de dam. Dat had Descartes al heel wat hersenpijn bezorgd. Hij wil niet zijn geschiedenis herhalen, want dan moet hij nog een lange weg gaan om zich los te maken van het idee dat je weliswaar bestaat maar nooit zonder twijfel. Al delibererend is de nepmuis in de woestijn terecht gekomen. Geheel in beslag genomen door zijn eigen gedachten botst hij bijna tegen een olifant.

Een olifant? Ja, hoort hij hem heel zacht zich voorstellen, ik ben een Europees exemplaar. Mijn bestaan ontleen ik aan een spreekwoord, dat men in het Westen dagelijks in de praktijk brengt en op dit moment een hit is in Brussel. Hu, piept de schimmelkaas, een spreekwoord? Alle woorden kun je toch spreken? Nee, glimlacht de Europeaan, een spreekwoord is een hele zin. Dus je hebt het over een spreekzin, zegt de nepmuis bijdehand. Eigenlijk wel, geeft de Europeaan toe, maar spreekzin is al door ons geregistreerd. Je drukt dan uit dat je zin hebt om te spreken of dat spreken zin heeft. Ieder parlement draait op en om dat woord.

My, my, moeilijk hoor, piept de stinkende kaas die bezig is een muis te worden, maar laten we onze tijd niet opmaken aan de logica van de taalunie en de zin waar de democratie zich op beroept. Inderdaad, bast de Europeaan opeens, taal is net als de eigen schaduw, je moet erover heen stappen om nog maatschappelijk te kunnen participeren. De berg schimmelkaas heeft ondertussen een muis gebaard. Leuk je te ontmoeten, wil de wedergeboren muis de Europeaan alsnog begroeten. Nou zo leuk is het niet hoor, tetterde hij, iedereen wil de zon uithangen op mijn continent. Terwijl het bloed van de politiek door de straten stroomt, zijn ze alleen maar bezig met een gunstig klimaat te scheppen voor de meest dwaze unies.

Ach, onderbreekt de wedergeborene hem, zou jij de zon een flink stuk kunnen laten zakken want ik smelt bijna weg. De Europeaan, die voor Brussel alle porseleinkasten heeft doorzocht om veilige spaarvarkens op het spoor te komen, tettert door terwijl hij met zijn slurf doet wat gewenst is. Ik heb net geleerd hoe je al je fouten goed kunt maken. Ja, ik zie het, je moet ze gewoon aantrekken, merkt de muis schrander op. Jij leert snel, verwondert de Europeaan zich over het ongedierte.

De hele natuur leert sneller dan de cultuur voor mogelijk houdt, politiseert de net uit zijn schimmelkast gekomen spitsmuis. Da’s waar, slijmt de Europeaan en voegt er meteen aan toe dat hij niets meer met de cultuur te maken wil hebben en weer een echt dier wil zijn. Zullen we dan samen de cultuur negeren, lispelt de plots verliefde spitsmuis. Oh, je neus is gegroeid, schrikt de Europeaan, lieg je? We zouden toch de cultuur negeren, merkt de wijsneus spits op. Ook da’s waar, zucht de Europeaan.

De snelheid van het natuurlijk leren is hij nog niet gewend. Ik ga eerst maar eens een ommetje maken om alles los te laten wat ik in Brussel in mijn zak moest steken. Da’s goed jongen, maar je komt terug, bezweert mijnheer Spitsbergen hem. Natuurlijk, ik heb je net je naam gegeven, toch?! Ja, knipoogde hij flirtend naar het bakbeest, en straks is dat allemaal voor mij, wees hij op het gigantische lichaam van het dier met het sterkste geheugen van de wereld.

Vlissingen, donderdag 10 oktober 2013, de dag waarop de natuur zich realiseert dat leren spontaan plaatsvindt zonder daar de cultuur voor aan te spreken


VKat en schimmelkaas blog

Buitenshuis en -haard is Supervlinder hard op weg de prestatiemaatschappij in de natuur te imiteren. Zo heeft hij ieder dier en iedere plant voorzien van een meter, die aangeeft hoeveel voedsel het dagelijks produceert, verwerkt en als afval opruimt. Wie onder een bepaalde grens presteert wordt de natuur uitgezet.

Het gevolg is dat binnenshuis een vluchtelingenvraagstuk ontstaat. Verbannen veldmuizen hebben zonder asielaanvraag zich illegaal gevestigd onder vloeren, achter het behang en ook gewoon op tafel doen ze alsof elke binnenwereld hun huis is. De vraag naar katten is enorm toegenomen. Terwijl het aanbod afneemt nu de natuur hun prestaties om nutteloze monden uit de weg te ruimen hoger waardeert dan de cultuur.

De muizen zijn echter niet voor één gat te vangen. Voor politici is dat onuitstaanbaar. Een dier dat steeds weer oplossingen bedenkt en niet betrapt kan worden op fouten. Geen enkel probleem gaan ze uit de weg. De zwarte kat is zo’n politicus. Zo eentje die zelf niets wil presteren en de ander behandelt als zijn personeel. Vandaar dat de natuur hem (in tegenstelling tot zijn anders gekleurde soortgenoten) niet meer trekt. Nu de vraag in de cultuur zo overspannen is en participatie ook van dieren opeens gewenst is, is hij binnenshuis alleenheerser en door de schaarste is bijna iedere woning voor hem een kosthuis.

Van deze achterblijver wordt nu echter verwacht dat hij de tsunami van veldmuizen effectief weet te bestrijden. De onnozele hals denkt nog altijd dat hij gevreesd wordt om het kwaad dat in hem zit. Dat hij alleen maar om de hoek hoeft te kijken of onder een ladder door te lopen en er gebeuren ongelukken. Dat lijkt ook te kloppen als het om de bedreigde veldmuizen gaat. Maar deze illegale kostgangers zijn zeer vindingrijk.

Het exemplaar op de prent heeft zich geheel ingesmeerd met schimmelkaas. Tenminste dat denkt de kat. Al uren kijkt hij geobsedeerd naar een lokmuis van wel een heel erg stinkende kaassoort. De veldmuizen zelf doen zich achter zijn rug tegoed aan zijn eten en zijn blij dat ze voldoende kennis van het imiteren op hun vlucht uit de natuur hebben meegenomen.

Net als een normale politicus blijft de kat echter overtuigd van wat hij denkt waar te nemen en lang of zelfs ijdel wachten op voortgang is in de politiek de normaalste zaak. De veldmuizen vermaken zich kostelijk. Op het moment dat de kat een ons weegt, slaan ze toe.

Vlissingen, woensdag 9 oktober 2013, de dag waarop het asielvraagstuk door de prestatienatuur onoplosbaar wordt voor de participatiecultuur


VNatuur als imitatiecultuur blog

In de natuur is de participatiesamenleving al omgeslagen in een imitatiesamenleving

Het leek wel alsof hij verliefd was op het nieuwe maatschappijbeeld. Zelfs zo erg dat de vlinders in zijn buik zich vol overgave inzetten voor een echte participatiesamenleving. Op zoek naar zijn meeldraden kietelden de innerlijke padvinders hem bijna dood, zodat hij een aantal zijn buik uit moest zetten. De brutaalste stortte zich meteen op de honingpot van de buren om de bijen eens vakantie te kunnen geven.

Dat bekwam hem allerminst. Na hun insecticiden-behandeling ontpopte hij zich als een Supervlinder, die van de hele maatschappij genoeg had. Ok, hoorde hij zichzelf opeens hardop denken,  de participatie van vlinders stellen ze niet op prijs. Welnu, dan zal ik ze een koekje van eigen deeg geven.

Met een onhoorbare hoge frequentie riep hij zijn hele familie op om alle bloemen en planten van de buren met rupsen te bedekken.  Deze vraten in een mum van tijd de hele tuin kaal. Uit hun compost toverden de bouwvakkers in zijn familie een kunsttuin tevoorschijn, zoals menselijke goochelaars dat met kaarten kunnen uit het  niets.

Supervlinder had zelf van bloemblaadjes een frietkot ontworpen; bestaande uit een grote frituurpan gevuld met echt vet en een deksel. Over de pan legde hij een melkvelletje uit het kopje van de buurvrouw en etaleerde daarop zijn friet. Met zijn enorme tong likte hij een mooie glans op het  in stengeltjes gebakken meel, waaruit zijn friet was samengesteld.

De buurman kwam meteen op de geur van het vet af. Dat zijn tuin niet meer echt was, deerde hem totaal niet. De lucht uit het frietkot deste meer. Bijna kwijlend vroeg hij aan Supervlieg of het Raspatat was. Deze zag dat hij daar een voorkeur voor had en bevestigde het dan ook onmiddellijk. De man liet zich met open mond op de frituurpan vallen. De meelstengels vlogen om zijn oren. Met een bek druipend van het vet informeerde hij Supervlieg dat vooral de olie hem zeer smaakte.

Dat is dan de prettige kant van de zaak, antwoordde Supervlieg hem diplomatiek. De vervelende kant is, dat u mijn kot heeft verruineerd. Ach ik ben verzekerd, wimpelde de buurman zijn voorstel af om het in de minne te schikken. Maar ik ben bang dat u niet voor schade aan de natuur  verzekerd bent,  merkte Supervlinder terecht op. Dat klopt, zei buurman bijna onverschillig, maar wel tegen alle schade door de natuur.

Dan zult u mij toch eerst moeten betalen, hield Supervlieg hem voor, want een frietkot van bloemblaadjes enzo zal vast niet als natuur gewaardeerd worden.  Maar jij wel, blafte de buurman hem toe. Supervlieg kon echter veel harder blaffen en tetterde als een olifant dat mijnheer direct moest dokken. Zestien potten honing. Totaal overdonderd haalde hij ze uit de buurtvoorraadschuur, een initiatief van de wijkraad onder het motto “participeren is met z’n allen de pot verteren”.

Ha fijn, dankte Supervlinder hem hartelijk. Ik zal ze meteen naar de bijen brengen en de bloemen vertellen dat ze een sabbatical year kunnen opnemen. U heeft ons zeer geholpen. Wat dat betreft participeert u voortreffelijk in de natuur. Wilt u komend jaar niet op de boel passen? Want wij komen pas eind 2014 terug en bloemen zullen wel niet meer in deze buurt bloeien dit jaar.

Waarop moet ik dan passen?

Op de grond natuurlijk, riep Supervlinder hem toe al wegvliegend met de doos vol honingpotten aan een touwtje tussen zijn Superpoten. Buurman hoorde hem nog uitleggen dat ze die nodig hadden voor een imitatiesamenleving. De reden zou de participatiesamenleving zelf zijn. Aan de ene kant waren alle mensen alleen maar met de eigen samenleving bezig en lieten de natuur aan zijn lot over. Aan de andere kant had de natuur allang geleerd dat bij doodsbedreigingen je de ander moest imiteren.

Het bouwen, praten, frituren, opmaken en uitserveren van patatachtige stengels meel was Supervlinder zeer bevallen. De deal met de buurman nog meer. Nee, het stond nu vast. De natuur zou zorgen voor een maatschappij van wieg tot graf, want dat had ze altijd al gedaan voor de dieren, bloemen en planten. De cultuur zou hen uit dankbaarheid alles geven wat natuurvolkeren kunnen gebruiken om eens een tijdje een prestatiemaatschappij te zijn. Ze hoefden daarvoor slechts de geschiedenis  van de buren te herhalen. Die waren ooit begonnen als mijnwerkers. Na jarenlang horeca hadden ze een postkantoor aan huis.

Supervlinder zag het al voor zich. Bomen waar rook uit kwam, omdat ze kastanjes aan de tak poften. Sneeuwklokjes die echt luiden voor erediensten in de open lucht. Boterbloemen die langs stokbroden schuurden, gemaakt door paarden die alleen sojabonen en zo aten. Enzovoort, enzovoort. Hij was ervan overtuigd dat de natuur veel beter zou presteren dan de cultuur! Alleen al omdat de natuur geen geld kon drukken, zodat flora en fauna geen last hadden van een eigen kapitalisme noch van zijn naakt functioneren. Sowieso had de natuur niks met economie en met de naaktheid van welk systeem dan ook.

Vlissingen, maandag 7 oktober, de dag waarop het strand mij vertelde dat de natuur mijlen ver vooruit liep op de cultuur.


 

Het idee om iemand tot Paasei Van Het Jaar te benoemen sloeg meteen aan in de gemeente Kronkeldijken. Wie de bevolking verlost van maatschappelijk knellende vormen en gedachten krijgt de titel voor het leven. Een manshoog exemplaar met zijn of haar portret erop wordt op een voetstuk in het centrum van zijn woonplaats gezet. Met een lezing tijdens een koffiemaaltijd rond het gedenkteken wordt de benoeming gevierd.

Dit jaar is de plaatselijke boekenschrijver het haasje. Zijn vlugschrift over de vloeibaarheid van lokale gender- en seksualiteitstructuren sprak vrijwel iedereen zo aan dat de verkiezing hem niet had kunnen ontgaan. Speciaal voor deze gelegenheid heeft hij zich verkleed als oude vrouw en spitst hij zijn lezing toe op de omgang met het onderscheid in mannelijkheid en vrouwelijkheid.

 

 

Hij begint met de verdinglijking van dat onderscheid en grijpt daarbij terug op het verre marxistische verleden van het ooit donkerrode dorp aan de ooit breed stromende rivier De Heel. Het onderscheid in mannelijkheid en vrouwelijkheid is ontstaan onder bepaalde historische omstandigheden, luidt zijn eerste stelling. “In de 19e eeuw kende onze kapitalistische maatschappij wel ‘manmoedigheid’, maar die sociale vondst legde exclusief de nadruk op het bezit van een stevig, star en stroef karakter om als mannen deel te nemen aan het productieproces en de reproductie van de arbeidersklasse.”

Het hedendaagse onderscheid in mannelijkheid en vrouwelijkheid betreft de gehele bevolking en zou volgens hem het meest zichtbaar zijn in het dagelijks gedrag en de dagelijkse kleding. Hij wijt dat aan het moderne kapitalisme met in haar kern de splijtende zucht naar opzichtige consumptie en een even opzichtig geuitte begeerte die die consumptie moet prikkelen. Het kapitalisme misvormt menselijke verhoudingen tot verhoudingen met en tussen dingen, luidt zijn laatste inleidende stelling.

Dan brandt hij los. “Ook onze seksualiteit is in het kapitalisme verdinglijkt en nu zitten we in onze gemeente met een rigide scheiding tussen homoseksualiteit en heteroseksualiteit. Zonder dat we het bijtijds in de gaten hadden zijn we ons seksueel verlangen gaan beschouwen als lust naar mensen van een specifieke sekse. De sekse is zodoende verworden tot een ding dat we ons kunnen toeeigenen door zelf een ding te worden met een strak, gespierd of broodmager lijf tot en met de juiste kleding, taal, geur, tandpasta, haardracht, manier van lopen enz.”

“We denken dat we hierin als handelende wezens opereren, maar we laten ons al snel als voorwerp behandelen om begeerd en door de ander onderworpen te worden aan zijn of haar lusten. Onder het mom van seksuele bevrijding en sexe-emancipatie laten we ons zo ver gaand objectiveren dat we bijna permanent denken dat we bovenal man of vrouw zijn, homo of hetero enz. In plaats van een grotere speelruimte voor andere gedachten, gevoelens en gedragspatronen heeft de voor consumptie geprepareerde kapitalistische hokjesgeest een vast assortiment vlees gemaakt van de vloeibare toestand, waarin  onze sekse-bepaling en seksualiteit verkeerde toen we van de nieuwe vrijheid proefden.”

 

 

“Wie en wat we zijn is geheel ingevlochten in een web van opvattingen en optredens die slechts leiden tot steeds meer sociale categorieën. We hangen in onze gemeenschap alleen nog sociaal samen als een geheel aan cocons, waarin we mooi zijn voor die ander die in de massa je opmerkt als zijn of haar verwante qua zogenaamde geaardheid of eigen identiteit. Laten we met deze Pasen onszelf verlossen van al die cocons door massaal als verrassingseieren ons aan de ander te vertonen. Hoe kan dat beter dan door te kiezen voor de rol van de oude vrouw, die haar jongenskop boven water heeft weten te houden tijdens de bevriezing van de massa als een ongeordende verzameling autonoom handelende wezens.”

Hij kijkt aan het slot van zijn lezing op als een grootmoeder die haar testament heeft voorgelezen en voegt zijn gehoor toe dat Kronkeldijken deze culturele eisprong als eerste gemeente in Nederland kan maken door de verdinglijking massaal het hoofd te bieden. Deftig sluit hij zijn verhaal af met de woorden dat we politiek, economisch en ideologisch tegelijk de vergrijzing ermee oplossen. “Door de uiterlijke veroudering zijn we bevrijd van het juk van de leeftijdscategorieën. Door de verstrekking van schoonheidsbehandelingen van overheidswege heeft iedereen evenredig toegang tot het ideale gezicht. Door de bevordering van diversiteit in onze sociale en seksuele contacten en relaties maken we alle gender- en seksualiteitstructuren vloeibaar als water.”

 

 

 

 


……………….

Luister naar de maag van de stad

hoor de hongerklop naar vrijstaande huizen

met gedecoreerde buitenmuren en maiskolven

als gevelwanden en eikenbladeren daken.

……………..

Merk toch hoe sterk dit bouwwerk zich pelt

uit al het geweld van het compacte bouwen

dat ons goed en ons bloed en onze steden

propte in op elkaar gestapelde dozen.

…………

Beving en leving,

opgeving van onze aard

wonder gedonder wat onder was, is nu boven

en uit de compost groeit vanzelf een woningvoorraad.

……………

De bebouwde kom hervormt de natuurlijke staat

van de woningmarkt, verlost van haar opzichtige consumptie.


De borrelende massa

Zonder heilig vuur

is de democratie een

uitgestoken tong

Met stijf geklopte

Haagse bluf breekt men nog slechts

de eigen botten

Kokend van woede

koelde het water zijn boos-

heid af op de kok


zielspiraal

 

Zie voor het begin de eerdere blogs.

 

Kijk nu eens goed in het poppetje van het geestesoog, mevrouw,” raadt de klant haar aan met de kaft naar haar toe gekeerd. “Ziet u daar niet een spiraal doorheen knallen van de geschiedenis van de aarde zelf? Het Holoceen (de aardperiode waarin de oudste menselijke beschavingen die we kennen zijn ontstaan, dat het bovenste uiteinde vormt van de spiraal) is maar een richeltje in het gesteente van de tijd. Dit monument voor de relatief late, maar ook snelle hegemonisering van de aarde door de mens na de ellenlange weg van de eerste mensachtigen naar de wetende mens, is een derwisj-dans van moeder aarde. Een strak gespannen veer van de leeftijd van het oppervlak waarin de grootste verhalen nog vastgeklemd zitten over de oorsprong en levensbronnen van alle voorzaten van mens en samenleving."

 

Hij vervolgt zijn betoog met een zoveelste kronkel, als de vrouw hem slechts kan aangapen. "Of zou het de ziel van moeder aarde zelf voorstellen, waarin alle levensbeginselen voorstoffelijk aanwezig zijn, en is het als zodanig in dat zwarte gat van ons geestelijk waarnemingsvermogen ingesnoerd. Moeten we ons een drager voorstellen die dat voor ons naar boven sjouwt? Leonardo da Vinci heeft trouwens zo’n drager ontworpen. Een apparaat met tandwielen, dat men nu voor een rekenmachine houdt. Leo meende dat de tijd ermee gekraakt kon worden. Vermoedelijk zag hij de tijd als een streng van vervulde levens en meende hij dat je die ‘zielen’ eruit kon persen. Zoals hij ook meende dat er ideale lichaamsmaten bestonden.”

 

Arme dwaas,” foetert ze, na een diepe zucht, op hem, “Zaligski heeft u aardig te pakken. Er is geen ziel waar een zetel is. God heeft ons een ziel als figuur gegeven om aan de eeuwigheid deel te kunnen nemen. De ruimte waar de tijd juist geen vat op heeft en omgekeerd. Zodat we elkaar daar zuiver geestelijk ontmoeten en geen lichaam meer de eenwording belemmeren noch bezoedelen kan.”

 

Voordat ze gaat huppelen, houdt hij haar voor dat de ziel als het innerlijk van de mens voor haar een lichtdicht ruimteschip mag zijn, die zelfs de tijd niet om zich heen verdraagt, maar voor een dichter is dat te banaal voor woorden. In een flits ziet hij de geologische tijd-spiraal het geestesoog geheel overschaduwen. Even overweegt hij haar die weg, die door onderzoek van het gesteente naar het huidige daglicht leidt en terug naar de duisternis van 4,5 miljard jaar geleden, niet als een springveer voor te houden, waar de ziel in ongekaarde staat tussen is geklemd.

 

Nee, peinst hij, ik moet er een map voor de ziel van moeder aarde van maken, die in de madonna van de Kelten nog herkenbaar is. Waardoor ze wellicht gaat zien dat de grote verhalen, waar zij zich aan vasthoudt, al eeuwen voor de eerste geschriften, rond gingen. Dat juist boeken als de Bijbel te groot van tegenspraak zijn om waar te zijn. Terwijl het echte verhaal over de aarde zelf nog vol met raadselen zit. Zoals de cyclus van de aarde zelf, de beschavingen en die van het leven van de mensen nog steeds niet ontraadseld is en vooral waar ze op elkaar ingrijpen. Waardoor iedere schepping en zeker de literaire een poging is om het verhaal verder te vertellen, te ontraadselen waar we naar raden, uit te vertellen omdat we op een goed einde wachten.

 

Zijn woede over haar hoon dat De Zetel van Zaligski niets voorstelt in vergelijking met haar Jezus in het glas-in-lood-evangelie moet hij echter voorrang geven, maar wel zo beleefd als van een klant in een boekhandel verwacht mag worden.

 

U heeft geen idee, mevrouw, wat zij zetel noemt, waarom en voor wie. Als ik het lees, dan versta ik dat je toeschouwer bent als het gaat om het waarnemen van de ziel. Je doet daar niet zelf aan mee. Je kijkt in je geest hoe deze het oplost. Als ontspiegeld glas een stem horen zonder adem is gelijk aan jezelf in dat glas zien, terwijl het geen licht kan terugkaatsen.”

 

Nu wil hij wel even getuigen. “Nog nooit heeft een raak gekozen beeld van woorden me zo opgetild als deze regels. Alsof een gesteente van miljarden jaren terug me dat communiceert wat al die tijd als adem erin opgesloten was. Gefossiliseerde werkelijkheid, waarin de aarde als plaats voorafgaand aan de mensheid, bewoond werd door micro-organismen, wordt opeens een transcendente ervaring van een realiteit waarin de ziel bestaat door bedrog. Het is de trompe-l’oeil van onszelf. Wat niet zichzelf voorstelt en bedrog wordt genoemd, laat het gedicht ervaren als een hogere werkelijkheid. De ziel van dit gedicht tilt je op een wolk en als je je dat afvraagt is er slechts dat ver verwijderde gezicht erop, dat ieder oordeelsvermogen te boven gaat.”

 

Zij herhaalt ‘ieder oordeelsvermogen te boven gaat’. “Maar, dat is God”, zegt ze.

 

Hopeloos verloren, denkt de klant, maar hij houdt dat wijselijk voor zich. Enige kritische zin kan men ook niet van een gelovige in 1 Appel, 1 God en 1 Werkelijkheid verwachten. Met een joviale “doe hem ook de groeten van mij” banjert hij zonder af te rekenen met de bundel van Zaligski onder zijn arm de winkel uit.

 

Onderweg leest de man:

 

Ik ben

 

Voor wie de gestalte

geen schaduw geeft

 

het gewicht

geen getal heeft

 

het geestesoog

geen wenk beleeft

 

als het woord

in mij een wij weeft

 

zonder het verlangen

van de massa te delen

 

waar het van leeft

 

Een mooi gebrek aan gemeenschapszin, grinnikt hij in zichzelf en koestert de superioriteit van het individu dat zich een vriendje denkt, waar alle anderen zich een hele kosmos voorstellen tegen het alleen zijn en daar een onderwerping aan verhalen als voorschriften van het leven voor over hebben. Tot hij zich realiseert dat hij nog moet betalen en keert op zijn schreden terug.

 

Ziet u wel”, zegt de verkoper, “u kunt vergeten te betalen, maar zonder ziel zou u geen geweten hebben om terug te gaan in uw verleden en alsnog af te rekenen.”

 

Zo’n vriendje, dat oog heeft voor mijn reputatie, is inderdaad handig en Ziel is een mooie naam voor die ander in me, die zich met alles en iedereen kan verbinden, en het is meteen een fraaie stoel voor mijn denkbeeldige band met de bewoner van mijn binnenwereld. Zou ziel misschien een verbastering zijn van Zitstel, een reeds bezeten meubel? Ik denk het wel. Het ga u goed.” Met een onafgemaakte gedachtekronkel laat hij de man even verwonderd tussen zijn boekenkasten achter als hij was toen hij binnenkwam met de vraag of hij een ziel voor hem had.


zieltoog

Vervolg van Zaligski’s zetel

In een immense vliegende hollander scheurt de vrouw van de boekhandelaar in iets meer dan een vloek en een zucht de winkel binnen. Het oude elleboog-stoom-voertuig is voorzien van een stoel van de firma Beenhakker en zorgt dat ze vlak voor de klant letterlijk opveert door het wederopstanding-mechaniek van de zetel zelf.

 

Mag ik even?”, vraagt ze beminnelijk en neemt de dichtbundel uit zijn handen. Als ze het boekje opent, ziet hij pas dat op de kaft een afbeelding van het geestesoog staat. Waarvan de pupil allerlei gezichten lijkt weer te geven, die samen een minuscuul middeleeuws universum vormen. Tenminste, die indruk maakt het op de klant.

 

 

Gefascineerd door de langgerekte gestalte rechts in het midden fantaseert hij een monnik die door een schilderij loopt, waarin taferelen zijn samengebracht die verschillende plaatsen en tijden verbeelden. Hij ziet de monnik afgebeeld als de ‘Gestalt’ van de middeleeuwen. Het geheel dat meer is dan de som van het totale weten van de middeleeuwse geest, onaangetast door het splijten van ziel, geest en lichaam en nog niet vervreemd van de natuur. In de bewegingen van de nachtelijke lucht verschijnt een hele film van de overgang van het mystieke geloven in een onbegrijpelijke God naar een door de ratio gedreven zoektocht naar de waarheid. Nog onbelemmerd door het bijziende egocentrisme van de moderne wetenschappen en de filosofische wendingen van de geest in ´De Verlichting´.

 

Als hij zich afvraagt wat die blauwe schedel precies voorstelt en of het een hoofd van een borstbeeld is van een keizer of paus, onderbreekt de wedergeboren christenziel zijn eigen gedachtegang. “Ach, u hebt net van Zaligski’s Zetel geproefd”, hoort hij haar bijna meewarig opmerken, “en nu bent u geraakt door haar zeggingskracht. Dat strekt u tot eer, al is het haar niet echt gelukt om dichtbij het lichaam te komen, waarin we met elkaar zijn en het Zelf verlaten is. Het is mij als geheel iets te boeddhistisch. De ziel is voor mij het voor waar aannemen dat de mens op eigen kracht het niet redt, dat er een veel beter leven na de dood wacht en dat de geest in die ziel je laat weten dat je gered wordt op de Laatste Dag, De Heilige Geest. Het leven is voor boeddhisten een kooi, maar voor mij is het een geschenk, dat als je het zonder morren aanvaardt een zetel bevat in Jezus. De onvolmaaktheid van de wereld is geen toeval, mijnheer. De overschatting van de mens zelf ligt daaraan ten grondslag. Ooit was alles samen in Zijn Lichaam en nu resteert daar nog slechts een ziel van, een verlangen naar heling van alles dat in scherven ligt.

 

Zolang het een verlangen blijft, ga ik een heel eind met u mee, mevrouw”, probeert de klant tussen haar getuigenis te komen. “Er is niks mis met die neiging om alles en iedereen lief te willen hebben, zodat er een eenheid kan ontstaan waarin we ons zielsgelukkig voelen. De ratio van een zelfstandig denkend mens kan ons dat evengoed aanbieden als die van het geloof in een God die alles al voor ons heeft uitgedacht. Zelfs ben ik geneigd om de logica van een drie-eenheid algemeen geldig te verklaren, waarin ons bewustzijn van een onderlinge band door middel van een superstitie bevestigd wordt. Als we daar tenminste het bedrog van willen doorzien als een schitterend tekort. Daardoor kwam ik ook deze winkel binnen. Namelijk met de hoop dat een ziel voorradig kon zijn, waarmee ik kan stoeien om van binnen te aanvaarden dat iedere rede waan is in het licht van ons verlangen naar de stilte in ons hoofd voor het puur genieten en louter geluk ervaren.”

 

Vindt u niet dat uw getuigenis van je zelf verlost worden de Zetel van Zaligski juist omlaag haalt,” verandert de klant zijn toon om daarna een mini-kruistocht te beginnen tegen het ‘ debunken’ van wat er aan kracht in ieder mens zelf aanwezig is om het helen binnen de eigen bovenkamer te houden. “Mevrouw, dat u een lus buiten u in uw leven nodig hebt, dat respecteer ik ten volle, en dat die lus bij u een schuilplaats in een oude profeet is, die u naar het einde der dagen meezeult, neem ik voor zoete koek. Maar de zetel, waar ik me zo-even in verdiepte, is van een hogere orde dan de angst voor het laatste oordeel het hoofd bieden met een mystieke eenwording. Het grijpt me aan wat ze schrijft. Alsof de ziel het vluchtigste is van alles wat een mens in zijn bestaan aan aanwezigheid kan ervaren van de grootste samenleving, het universum, terwijl het daar het continuüm, het grote verband, van zou zijn volgens de overlevering.”

 

Precies,” valt de winkeliersvrouw hem in de rede, “Het Verbond, daar gaat het om, dat kan de ziel weer herstellen.”

 

Dat bedoel ik niet,” legt hij haar wat kalmer uit, “zij schetst voor mij de beperking van ons bewustzijn van een hogere eenheid. De notie van een ziel kunnen we niet verder brengen dan de lege zetel waar de suggestie van een onstoffelijk wezen zich bevindt. Zoals we dat ook kunnen ervaren bij het bewustzijn deel uit te maken van een grotere eenheid dan de directe omgeving.”

 

Spontaan dicht hij:

 

Geheel gebroken

 

We waren broeders in een stam

onlosmakelijk verbonden

door het teken

van de bloedband

 

en nu in verre streken

voel ik me meer verwant

met de zielen van degenen

die mijn gedachten uitspreken

 

dan met mijn naasten in een gezin

dat een huishouding deelt als linking pin

op een schaal van steden, landen en werelddelen

die het lot van de ander nauwelijks wat kunnen schelen

 

omdat we de ziel niet herkennen in een aardkundig geheel

al spreken alle burgers met dezelfde stem als één keel.

 

Het is allemaal loze verbeelding van een hogere plaats dan waar de mens zich bevindt in het continuüm van de tijd en ruimte die hij met de ander deelt”, licht hij zijn poëzie toe en ziet opeens in het oog het uiteinde van een geologische tijd-spiraal ontstaan, waarin de monnik langs zijn weg bomen plant die het bos vormen waarvan de hele boekwinkel leeft.


zielnul


 

De man kijkt hem onderzoekend aan. “U mist een ziel?”, vraagt hij lichtelijk verwonderd, “heb ik dat goed verstaan?”.

 

Ik heb er geen, inderdaad, maar missen?, vraagt de klant, “ dan moet ik hem eerst kennen en dat is het probleem. Ik kan me er geen voorstelling van maken. Ik dacht altijd dat het een ander woord is voor mens of voor zijn suprême investering in een prachtwerk. Tot mijn buurvrouw me aansprak over een ziel als een onstoffelijk voertuig, orgaan of medium. Die notie mis ik.”

 

Ah, dat mist u!”, grijnst de winkelier, “u heeft geen idee wat het is en u dacht: laat ik eens bij die christelijke boekhandel op de hoek vragen naar zo’n ziel. Alsof wij een handel in geloofsartikelen zijn en van ieder concept een tastbaar object in huis hebben, waarvan u maar de naam hoeft te noemen en wij kunnen het u in alle merken leveren. Maar zo werkt het niet, vriend. Geloof verkopen we niet. Wel de tekens, de vingerwijzingen of liever de hints.”

 

De klant knikt beleefd en bladert wat in een dichtbundel getiteld Geen ziel te bekennen. “Die dichteres komt enigszins in de buurt van wat de grote godsdiensten onder de ziel verstaan, maar ik kan u geen garantie geven dat het algemeen geldig is”, waarschuwt hij hem, “Christenen, joden, hindoes en moslims zijn nogal verdeeld over de ziel zelf en de verhouding tot lichaam en geest.”

 

Al kletsend over de sterfelijkheid van ziel en lichaam, de onsterfelijkheid van de geest, de tijd en plaats die de mens is gegund om zijn ziel als het schoonste deel van zichzelf tot uitdrukking te laten komen, zoekt de verkoper in de bundel van een zekere Zaligski naar het meest treffende gedicht. “Kijk hier op pagina 15”:

 

Zetel

 

waar mijn ziel is,

reikt geen bloot oog

mij als vanzelfsprekend aan

 

zonder een waar te nemen lichaam

en ook geen stem,

al open ik ieder raam,

geen speld te horen,

geen spatje licht

 

te zien en toch spreekt

een onherkenbaar ver gezicht

mij aan, voordat ik het merk is het uitgewist,

 

als ontspiegeld glas bedroog

het mijn verrekte geest

met een stem zonder adem

 

 

Zo, dat is andere koek,” kijkt de klant verrast op, “iets wat je niet kunt zien, spreekt je aan als beeld, bedriegt je geestesoog met het horen van je naam verrekt daardoor je geest en op die grond leeft de ziel.”

 

Volgt je op je stramme schreden in je verleden”, lijkt de verkoper te zeggen.

 

Pardon”, protesteert de klant beleefd, “wat bedoelt u daarmee?”

 

Ik had het tegen mijn vrouw”, verontschuldigt de man zich , “Volk, riep ik, of je met je stramme leden naar beneden zou willen komen. Zij is meer thuis in spiritualiteit dan ik, moet ik helaas toegeven. Ah, daar is ze al. Mijnheer hier wil het fijne van de ziel weten. Kun jij hem misschien helpen?”

 

Ze steekt haar hoofd om het hoekje en roept: “ik kom zo, hoor”. Even later komt ze naar hem toe. Zoals veel wedergeboren christenen heeft ze haar haar strak achterover gekamd en in een knotje achterop haar hoofd opgerold. Haar gezicht is zo maagdelijk wit en zo vriendelijk, dat ze hem daardoor een ogenblik geheel voor zich inneemt.

 

(wordt vervolgd)


stalmail

De querulant uit Zeeland stuurde mij de volgend stalkmail:


bijenkolonie

De verbeelding van het solitair zijn en het alert zijn door de figuur van een vrouw samen met een roofdier voor zich uit te laten kijken vraagt om toevoeging van de vlieg. De vlieg symboliseert de insektenwereld, die in de vorm van het bijenvolk al in de bijbel ons wordt voorgehouden als de modelsamenleving waar Gods zegen op zou rusten. Een ontmoeting van deze drie solitaire wezens die voor elkaar alert zijn, geeft de eenzaamheid in houdingen weer waarmee ons lichaam in haar naakte natuurlijke staat visueel communiceert wat in woorden vaak niet volledig verstaan kan worden.

Het zwijgend voor zich uit kijken getuigt zowel van een teruggeworpen zijn op zichzelf voor het voortbestaan als het afzonderen van zichzelf om paring en een verdere samenleving met de ander aan te gaan. Alledrie figuren staan op zich ook voor de individualisering van de samenleving, waarbij men zich in het eigen territorium terugtrekt om daar zijn goddelijke gang te kunnen gaan. Wat menig socioloog heeft doen verzuchten dat de samenleving uiteen dreigt te vallen in eenzelvige en eenkennige burgers, die geïsoleerd in stilte hun singledom willen consumeren. Echter observatie van hun ware natuur laat het tegendeel zien. Juist door alertheid voor de tijd en plaats van de onderlinge betrekkingen worden de juiste keuzen gemaakt. Weliswaar ten koste van het individu, maar deze zal er wel genetisch door voortbestaan als soort.

De ogenschijnlijk van de liefde voor de ander verlatenen, worden door vogelaars gezien als belangstellenden die uitkijken naar hun levensgezellen. Hun observaties laten zien dat het mannetje voornamelijk solitair in de boom om zich heen staat te kijken als hij eenmaal een territorium en mogelijk een nest voor de ander heeft. Een staand paartje gevormd door een alerte man en vrouw geeft ook aan dat zij mogelijk een nest delen. Staat men hoog op ziijn poten alert te wezen dan zullen er jongen in het blikveld zijn. De lichaamshoudingen worden universeel verstaan en laten een genetische verwantschap zien van mens tot bacterie. Het insect zou daarin weleens het dichtst bij de ander kunnen staan dan we ons gewoonlijk realiseren.

Achter het toonbeeld van georganiseerde samenwerking, grenzenloze ijver en belangenloze toewijding schuilt een harde maatschappelijke werkelijkheid waarin de mens zijn ellende kan herkennen om als individu opgemerkt te worden en zo lang mogelijk voort te bestaan. De onbaatzuchtige samenwerking om als soort te overleven is in de verdedigingsbereidheid van de werksterbij zelfs allegorisch te noemen. Omdat haar angel van weerhaakjes voorzien is, wordt hij bij het steken uit haar lichaam gerukt, waardoor ze na enkele ogenbikken zal leegbloeden en sterven. De losrukking vergroot echter de efficiëntie van de gehele samenleving. De achtergebleven angel met de gifblaas gaat door met het gif in de wonde te pompen en verspreidt ondertussen een alarm-feromoon, dat andere bijen op het spoor van de belager zal brengen. De werkster die zichzelf opoffert voor het welzijn van haar volk heeft er uiteindelijk zelf baat bij, veel meer dan de veteranen die onze beschaving verdedigen.

Het offer van haar leven, deze extreme vorm van onbaatzuchtigheid – altruïsme of zelfopoffering zo men wil – is zinvol omdat het bijdraagt tot de grotere veiligheid en de overlevingskansen van het volk, dat één grote familie is van haar. De werkster draagt via de darren en het zwermproces kopieën van haar genen over naar de volgende generaties, ook als zijzelf daarvoor het leven heeft moeten laten. De bijenkolonie laat ons niet alleen de paradox van zelfopoffering voor de soort zien. Het geeft ook haarscherp weer dat waar we samenwerken we ook met elkaar in conflict zijn en zo de instandhouding van de soort én van de individuele geaardheid op elkaar betrekken. Eén van deze bronnen van conflicten betreft de productie van mannelijke bijen. Omdat werksters niet kunnen paren, kunnen ze slechts onbevruchte eitjes afzetten. Door het speciale mechanisme van de geslachtsbepaling bij de vliesvleugeligen, zijn deze eitjes altijd mannelijk. De darren in een bijenkolonie kunnen potentieel zowel de zonen zijn van de koningin als die van de werksters, want zowel de koningin als de werksters kunnen onbevruchte mannelijke eitjes leggen.

Genetisch bevinden mens, dier en ongedierte zich in dezelfde politionele orde, als er vandaag de dag door een toenemende meerderheid onder de kiezers gewenst wordt. Cultureel gezien gaan we zelfs uit van dezelfde hogere waarderingen voor de zoon van de koningin, omdat hij zoveel beter is in het doorgeven van de waardevolste genen. Als gevolg daarvan is het voor de werksters genetisch voordeliger om elkaar zoveel mogelijk te beletten om darren te produceren. Indien een werkster een eitje afzet – een onbevrucht eitje, waaruit een dar voortkomt – dan zal dat eitje binnen de kortste tijd door andere werksters opgegeten worden.

De wederzijdse belemmering door de werksters om nakomelingen voort te brengen, zou men kunnen omschrijven als een politioneel gecontroleerde geboortebeperking van darren die afkomstig zijn van werksters. De werkbijen handhaven een onverbiddelijke nultolerantie t.a.v. de zonen van hun zusters. De natuur leeft ons op deze wijze een plantagecultuur voor, waar we ons sentimenteel diep met de eigen soort verbonden weten, ons politioneel voor laten bewaken om uiteindelijk de band zelf solitair, maar alert, te consumeren rechtop staande trots op onze individualiteit, hoe kort van levensduur deze ook moge zijn.


meeting edgar

Edgar Hopper’s insektenverzamelingen in bebouwde kommen delen de biotoop in en rond woningen, boerderijen, kantoren, werkplaatsen, fabrieken en horeca. De zogenaamde kamervlieg kan een volwassen mens met zijn zuigkracht zonder verlies van zijn basissnelheid binnen zijn verspreidingsgebied vervoeren.