Post Tagged ‘adolf hitler’


VAH Wagner blog

Muziek van Richard Wagner wordt bij voorkeur gedraaid bij beelden van nazi’s. Dit jaar is het 200 jaar geleden dat hij geboren is. In zijn jeugdjaren haatte hij zijn joodse collega’s, omdat hij maar niet aan de bak kwam en zij wel. Hij stierf in 1883. In 1889 werd Hitler geboren.

Nog altijd wordt Wagner als een overtuigd antisemiet afgeschilderd. Net als Céline had hij inderdaad openlijk een hekel aan ze, maar persoonlijk kon hij het goed met sommigen vinden. Het was de culturele elite in de negentiende eeuw niet vreemd om joden publiekelijk te haten. Vergelijkbaar met de homohaat in de voetbalwereld, waarin de culturele elite (waaronder Johan Derksen) die dubieuze afkeer delen. Samen met de Bekende Homo Gordon Heuckeroth presteren ze het zelfs voor altijd homoseksualiteit en voetbal als combinatie taboe te verklaren.

Het is natuurlijk allemaal kleingeestige onzin om je dik te maken over een jeugdzonde of een antipathie, maar in het geval van Richard Wagner wel erg hardnekkige onzin. De enige verwantschapslijn tussen Wagner en Hitler betreft zijn zoon Siegfried en diens vrouw Winifred. Met name Winifred hing aan Hitlers lippen. Voor haar was hij de redder van Duitsland. Ze noemde hem liefkozend Oom Wolf.

Toch blijft men de componist verwijten dat hij het nazisme zou steunen. Joachim Köhler schrijft in “Der Prophet und sein Vollstrecker” (1997) zelfs over Wagner’s Hitler. Oom Wolf’s verlangen naar vernietiging van alle joden schrijft hij zondermeer aan Richard Wagner toe. “Er mußte die Juden hassen, weil er den Mann liebte, der die Juden haßte. (…) Es galt nur noch, den Auftrug zu vollstrecken.”

Alsof Wagners opera’s het Derde Rijk voorkoken. Niets is minder waar. Er wordt incest in bedreven alsof het de normaalste zaak van de wereld is. Nou niet echt de kijk van de Oom Wolf, die een verbond met Paus Pius XII op zak had, op de gewenste zeden en gewoonten. Geen enkel personage in Wagners opera’s kan model staan voor een zuiver Arisch ras. Wie naar macht streeft, benadrukt Wagner overal in zijn werk, heeft gegarandeerd een beestachtig einde. Boodschappen waar Oom Wolf en ook de machtszuchtige Paus Pius XII, niet vrolijk van konden worden.

Hitler genoot misschien alleen van “Tristan und Isolde”. Omdat die opera geheel gespeend is van een politieke boodschap? Dat maakt het nog triester. Het koketteren met Wagner door Oom Wolf heeft de componist de kop gekost. Dat wil zeggen zijn gezicht voor altijd doen verliezen. Terwijl die oom weinig van zijn muziek moest hebben, zou je denken; gegeven zijn eigen machtszucht en vernietigingsdrang.

Het journaille, waaronder laatst Andries Knevel, blijft echter roeptoeteren dat Richard Wagner de hofcomponist van Hitler was. Daarmee in Wolfjes valkuil trappend en tevens blijkgevend van gebrek aan kennis wat een hofcomponist is. Mozart was dat en dat gaf hem de bewegingsvrijheid, die hem zo lief was. Als je dood die titel krijgt, dan heb je er niks aan.

Oom Wolf zelf beweert graag dat hij op zijn twaalfde betoverd zou zijn geraakt door de opera’s van Wagner. Hij eigent zich de componist met huid en haar toe. Dat blijkt nog duidelijker door zijn stelling dat men Wagner moet begrijpen, wil men het nationaalsocialistische Duitsland begrijpen.

De vraag is of hij Wagner zelf begreep. Of dat hij, als kind aan huis bij Winifred Wagner, alles slechts voorwendde. Dat zij hem Oom Wolf noemde en zo’n leuke man vond, doet vermoeden dat het een koosnaampje was. Dat haar zoons, Wolfgang en Wiener Wagner, daarom het contact geheel en al met hun moeder verbraken, geeft voeding aan het idee dat ze wat met elkaar hadden.

Richard Wagner heeft op de opera en de muziek in zijn geheel enorm veel invloed gehad. Desondanks wordt zijn werk niet zonder Oom Wolf geconsumeerd. In Israël wordt hij sinds 1938 nog altijd geboycot. De mythe dat Wagner hofcomponist van de leider van het Derde Rijk was, lijkt wel onuitroeibaar. Eigenlijk heeft Oom Wolf hem in al zijn voorgewende liefde onthoofd.

Door hem de hemel in te prijzen en als grondlegger van zijn gedachtegoed te benoemen, heeft hij zijn gezicht als masker gebruikt voor een Januskop. Als hij hem opzette, was hij het culturele gezicht van Europa. Zette hij hem af, dan bleek hij een gefrustreerde en neurotisch gecoiffeerde minkukel van de hoogste orde. De orde van de machthebbers om de macht zelf.

—-

Rotterdam, vrijdag 27 september 2013, de dag waarop ik me als kunstenaar realiseer hoe sterk het lot van je werk (en dus je ziel) afhangt van wie je liefheeft; dat je beter net als macht geen roem kunt nastreven; dat je werkelijk niets in de hand hebt als schepper……. 🙂


groen

 
 
Sirius kan zich niet meer precies herinneren wanneer hij b. voor het eerst ontmoette. Het zou in 1966 kunnen geweest zijn, toen hij in het Haagse Bos de gehele natuur lief had en zich tussen de planten, struiken en bomen als vleesgeworden fantasie aan een ieder aanbood wiens voorkomen hem aantrok of vice versa tegen een schappelijke prijs. Zijn geweten speelde hem echter parten. Als bijna belijdend lidmaat van de Nederlands hervormde kerk op Gerformeerde Grondslag bevond hij zich in een lastig parket. Hij wilde het Verbond met God op zijn manier blijven voortzetten, maar kon zijn verlangen naar de hitte van mannen en vrouwen niet verloochenen dat voor die god nou net een grote gruwel was. De oplossing van hoereren stond echter geen betrouwbaar geheugen toe.
 
Of in 1967 toen hij tegen de buurjongen van b. aanliep, de zoon van de klokkenmaker, wiens zaak enkele panden verwijderd was van de slagerij waarboven b. zich op een kamer had genesteld. Zijn geheugen maakte er meteen een passende scene van. Sirius had de jongen al eerder naar zich zien kijken, maar sprak hem nu aan en zag in een flits b.’s jaloerse blik. Dezelfde blik die zijn vriend p. drie jaar later zou waarnemen toen b. vernam dat Sirius met f. uit U. naar bed was gegaan.
 
Beide keren zijn mogelijk, maar meer waarschijnlijk is dat hij samen met p. b. op straat tegenkwam, en b. p. aansprak over hoe het ging met zijn scriptie over Gerard Reve. Sirius was meteen verliefd op b. en liet hij er geen gras over groeien. B. nodigde hem uit op zijn kamer. Nog dezelfde dag zat hij in een Louis-XV-stoel tegenover b. op een krukje lacherig van het blowen in zijn studeer-, huis- en slaapvertrek om zich heen te kijken. Om te eten zag hij nergens een voorziening. B. at vermoedelijk niet thuis. Bijna alle wanden waren net als in de studeerkamer van zijn vader behangen met boeken. Alleen had b. de boeken neurotisch strak geordend. Boven de deur hing een portret van Adolf Hitler, de wereldkampioen smetvrees voor onze tijd, waarop hij volgens Sirius geheugen de ene keer een grijs uniform droeg, de andere een tiroler vakantietenue en soms een slordig colbertje. B. vond het portret ophangen op zich al ironie. Sirius meende dat A. voor dat effect een wat eigentijdser uiterlijk zou moeten aangemeten worden en schetste b. een langharige dictator met een querilla-petje op en in zijn ogen hakenkruizen. Hij schaterde en die prachtige lach trok hem bijna uit zijn zetel, maar hij werd furieus toen Sirius het portret wilde retoucheren.
 
Wanneer die ontmoeting precies plaatsvond, kon hij niet uit zijn geheugen noch zijn brievenarchief opdiepen. Het moet uiterlijk in 1969 zijn geweest. Het meest roerige jaar in zijn leven. In 1968 had hij met zijn familie gebroken. Voor de derde keer was hij weggelopen, maar nu kon hij bij p. onderduiken en zo eindelijk zijn dubbelleven aan de kant zetten. In 1969 deed hij volop mee aan de bezetting van de universiteit, stierf zijn vader, brak hij met zijn beste klant, had hij overwogen zijn eerste vriend (p.) te vermoorden en moest hij zijn propedeuse halen, anders was het afgelopen met studeren. In het archief trof hij alleen het eerste briefje van b., aan, waarin hij hem ironisch stimuleerde om zijn propjes te halen door ervoor te studeren.
 

propje

 

 
Sirius was in zijn herinnering vrij vaak op b.’s kamer geweest, al kwam hij minstens even vaak tevergeefs langs. Dan was b. niet in staat hem te ontvangen. Hij veinsde aan de deur dat hij bezoek niet kon verdragen. Later schreef hij in zijn boeken dat hij toen al zwaar aan opiaten verslaafd was. Sirius herinnert zich alleen dat hij uit zijn boekenkast een kistje haalde met daarin een flinke spuit, waarmee hij zich zou injecteren. Echter, toen Sirius een keer opium had gerookt, was hij niet van hem weg te slaan. Hij wilde alles weten over de effecten en keek nog meer naar hem op dan hij al deed. Waar b. een groen blaadje was wat betreft de drugs, was Sirius groen als het ging om openlijk voor je seksualiteit uit te komen.
 
Nu kijkt hij op die periode terug als de vleeswording van twee groene blaadjes, die ze voor elkaar waren en zouden blijven. Tussenwezens, die hun ware identiteit nooit geheel prijsgaven en in werelden verkeerden die de ander nooit zou kennen en mocht kennen, want het waren hun strontputten. Ze stoofden elkaar een kool met hun afweer, maar konden wellicht daardoor hun krachten bundelen om de hele samenleving om te turnen, die niets moest hebben van flikkerij en zeker niet van hun adoratie van jonge jongens. Sirius zag die knapenschoonheid in b. zelf. B. in Sirius smaak voor fantasieverhalen over minderjarige Werthers.

NB
 
Deze feuileton is nu verkrijgbaar in een album met meer afbeeldingen en duidelijker facsimile dan hier konden worden geupload bij:
 

http://dedrukkerij.mijnboekhandelaar.com/