De tuin waarin Susanna een bad nam gaat tegenwoordig nooit op slot. Op overspel staat allang geen doodstraf meer en voor ongewenste intimiteiten kent iedere volgebouwde kom een uitspanning voor jong en oud. De zwijgende man in haar huis is geen banneling, maar een schrijver die zijn stof haalt uit zijn escapades in het groene woud aan de rand van het stadscentrum.
Susanna bedrijft tegenwoordig liefde zonder vrees, zoals sexuologen zich dat voorstelden in de jaren vijftig bij een goed huwelijk. Ze propageert echter iemand te leren liefhebben, je lustgevoelens de vrije loop te laten voordat je gaat trouwen en organiseert daar cruises voor naar exotische eilanden. Haar Jojakim werkt zijn avonturen om in psychologisch verantwoorde literatuur als zij moe thuis komt van het rondstrooien van haar blijde boodschap.
In zijn boeken prijst hij doorgaans de ongeremde verbeelding aan als prikkel om sexueel genot te verdiepen, waarbij hij de lezer meevoert naar lusthoven zoals oude schilders zich het paradijs voorstelden of de bedorvenheid van de mens die naar de hel gaat. Susanna verkoopt ze op haar educatieve reizen als warme broodjes tot zij zijn laatste manuscript in handen krijgt.
De titel stuit haar onmiddelijk tegen de borst. Zonder angst is er geen liefde. Op de eerste bladzijde struikelt ze over zinnen als “Zonder angst voor de dodelijke blik van de ander is ware liefde onmogelijk.” en “Koester de vrees voor wie je liefhebt.” Jojakim de Zwijger wil aanvankelijk niets uitleggen. Ze moet het eerst maar eens lezen, voordat ze van leer trekt.
Uit ergernis leest ze hardop wat haar tegenstaat. “Als het object van de liefde niet gevreesd wordt, dan is het verlangen snel uitgeblust. De ander mag nooit een gemakkelijke prooi worden, waarvan je al snel genoeg krijgt. Hij of zij moet je de stuipen op het lijf kunnen blijven jagen. Zoals jij dat bij hem of haar moet blijven doen. Angst is de prikkel die je nodig hebt om je te laten beseffen dat er iets van levensbelang op het spel staat.”
De zwanenzang van de antieke Susanna in bad heeft Jojakim als motto gebruikt voor zijn eerste hoofdstuk. Mij is van alle kanten bang. Hij bespreekt er de verliefdheid in en de angst de ander te verliezen. Waar de oude S. wanhopig de hemel om verlossing vraagt uit haar dilemma de doodstraf noch door kuisheid noch door overspel te kunnen ontlopen, leest de moderne naamdraagster dat “angst het pak is dat je aantrekt als je geheel en al verlangen bent. Het verzwijgt je opgewonden staat voor de ander, die gevoelens oproept waarvan de beschaving voorschrijft dat je deze de baas bent. Iedere blik van de ander is voldoende om te krimpen tot een wezel vervuld van twijfel of de ander je wel leuk genoeg vindt, die meer dan jij zelf ziet wat je tekortkomingen zijn.”
“Voorbij goed en kwaad brengt angst oneindige verdiepingen aan voor een wolkenkrabber van liefde”, schrijft haar zwijgzame echtgenoot. “Zelfs als alles goed tussen elkaar lijkt te zijn, is het gezonder te twijfelen of we de liefde wel verdienen dan er ons niet het hoofd over te breken noch de buik erdoor van streek te voelen. In het maatschappelijk leven is kiezen noodzakelijk voor het scheppen van orde en structuur. Maar thuis horen je gedachten en gevoelens in strijd met elkaar te verkeren en je juist voortdurend onzeker te maken. Onkwetsbaarheid is taboe voor een moderne relatie en elkaar kunnen kwetsen een teken dat je echt van elkaar houdt.”
Susanna schrikt als ze leest dat angst een goede leermeester is, “omdat het het belangrijkste gevoel in je naar boven haalt, namelijk dat je nooit zeker van je zaak kunt zijn. We moeten angst niet interpreteren als iets dat slecht is en er zeker niet voor vluchten. Laat je angst jou de baas zijn en je nietig maken tegenover hetgeen je vervult van verlangen”, leest ze een paar keer om het te begrijpen. Het staat immers volledig haaks op haar boodschap elkaar onbevreesd lief te hebben.
“Waarvoor je bang bent, is juist dat wat je wilt, wat je verlangt en wat je niet zonder verwarrende gevoelens van iemand kan vragen alsof je slechts een vuurtje wilt. Als je zeker van je zaak zou zijn, dan is dat vuur eigenlijk al gedoofd.” Susanna gelooft haar ogen niet. Heeft haar Jojakim haar altijd bedrogen met zijn onwankelbaar geloof in haar? Of heeft zij nooit gemerkt hoe hij door twijfels verscheurd wordt. Ze vraagt het hem op de man af.
Jojakim aarzelt. Wat kan hij haar daar nou meer over vertellen dan wat hij geschreven heeft. “Lees het eerst maar eens uit”, houdt hij de boot af. Maar Susanna wil het uit zijn mond horen. “Welke angst verbergt je zwijgen?” “Dezelfde als jouw spreken”, antwoordt hij ontwijkend. “Oh, leg mij dat eens uit”, zet ze hem voor het blok. “Ok”, geeft hij aan haar vasthoudendheid toe, “ik zwijg om de angst voor afwijzing te verbergen zoals jij spreekt om de angst voor afwijzing de kop in te drukken.” “Waarom zou je bang zijn voor mijn afwijzing, we zijn toch getrouwd?”, verbaast Susanne zich oprecht. “Omdat ik mijn angst verzwijg”, mompelt Jojakim bijna onverstaanbaar.
“Hoe bedoel je schat?” fleemt Susanna nu, “Bedoel je dat je bang bent dat waar je specifiek naar verlangt afgewezen wordt?” “Nee”, omzeilt hij haar zachte verhoor, “ik bedoel eerder dat ik bang ben dat die angst een zelfbevestigende voorspelling wordt.” “Oh, dus je hebt liever niet dat ik ernaar vraag, want dan hoef je het niet te vertellen en kan het ook niet uitkomen”, concludeert ze bijna geruststellend. “Dat zou ik maar niet doen, inderdaad”, lacht hij ondeugend en laat haar in grote onzekerheid achter op weg naar zijn uitgever.