–
–
Op dood spoor
–
Vlakbij New Life zocht de trein naar hem
Weer eens wat anders, dacht hij nog
Totdat het stootblok in zijn rug
De korte rit op een dood spoor bracht
–
Terwijl zijn ogen van hen weg draaiden
Schrobden boerinnen zingend het weiland
Spatten duizenden sterren in stukken uiteen
Voelde hij brullend hoe broos z’n botten waren
–
De schrik na de val ving voor even
Een fel stekende pijn in zijn heup op
Hij schreeuwde voor behoud van z’n leven
Waar helaas geen geluid meer uit voortkwam
–
Na een piepende rem en een vallende klok
Opende een lijkbleke conducteur de hemeldeur
–
–
–
Uit: Ongewilde buitelingen