De cirkel is een lastige figuur voor een gedicht. Het oppervlak past net niet in een rond gezicht. Het plaatje van Pieter lijkt volmaakt, maar er is flink gesmokkeld om het geheel rond te krijgen. Pi r in het kwadraat vult net niet alle regels. Zonder een derde dimensie steekt Pi er steeds uit met zijn knie. Als deel van een eindige kegel, klopt wel iedere regel. Dat geldt evenzeer voor de poëzie, waarin de cirkel wordt gezien als het platste vlak van een ronde hak, tak of zak.
Gezicht
De cirkel is rond
bol en plat
bevat
geen grond
als oppervlak
lijkt het een schijf,
een flinterdunne plak
getrokken met het stijve lijf
van de passer, die wijdbenig
op een leeg vel geplaatst
soepel en lenig
om zijn middel schaatst
een gezicht vanuit punt A vertrokken
wordt een loer gedraaid zonder brokken.
De cirkel is van oorsprong het symbool voor de eeuwige terugkeer in de natuur van geijkte patronen, waarbinnen we het veiligst wonen van alle mogelijke structuren. Zonder hoeken kan niemand zich voor je verstoppen en is het onmogelijk je te foppen met wat je niet ziet. Voor een bos de ideale figuur, waarmee je door de bomen het geheel blijft zien van haar bestaan.
Zoals in de Mantelingen
waar rillend het hele eikenbos
al haar zongedroogde bladeren los
gooit in levensgrote jaarringen
rond iedere stam vormt zich een grafiek
een krans voor de doden in de strijd natuur te zijn
voor ieder afgelopen jaar een rondgetrokken lijn
die de ziel achterlaat voor het publiek
de varens juichen de striptease toe
groeien op van het meerdere licht
hun bladeren worden nooit levensmoe
bewaren de lente in elk tijdsgewricht.
Nevels hullen het bos in een doorschijnende bloes
bezorgen de kale taken een weldadige roes
Uit: Zonder figuur is er geen natuur