Post Tagged ‘droom’


Levensplant

De mythologie gaf ons de levensboom. Voor de ene cultuur was het een heilige boomstam ergens in het huidige Duitsland. Opgericht om alles, de hele wereld en zijn dak, te ondersteunen. Voor de andere cultuur was het een boom in het Bijbelse paradijs. Diens vruchten zouden je onsterfelijk maken.

Opgegroeid zonder kennis van de heilige boomstam fantaseerde ik dat een afgebroken takje in onze moestuin van die paradijselijke levensboom afkomstig was. Ik zette het in een bloempot op het dak van ons huis. De vruchten ervan zouden je een ander leven schenken, was mijn overtuiging. De bijbelse uitleg beviel me niet. Het voordeel daarvan zag ik niet. Integendeel, het leek mij een groot nadeel om eeuwig dezelfde te blijven.

Een nieuw leven zou van mij een andere persoon maken met bij voorkeur een knapper uiterlijk en met name een kleinere neus. Die verandering zou in mijn verbeelding gepaard gaan met een verandering van de wereld. Hoewel ik genoegen wilde nemen met alleen een ander milieu. En uiteindelijk besloot ik dat mijn verlangen al vervuld zou zijn als iedereen in mijn directe omgeving van de boom zou eten.

In een droom bloeiden uit het takje ontelbare hemelsblauwe bloemetjes tot een heuse wolk. De bloempot veranderde in een kruik, die de wolk aan haar steeltjes vasthield. Al snel kwam onder de bloemen een bleke en veel oudere kop van mijzelf tevoorschijn. Geconfronteerd met mijn toekomstige uiterlijk smeekte ik jankend om een ander gelaat. Ik wilde er zelfs mijn verlangen naar een andere persoonlijkheid voor opgeven.

Mijn tranen werden door de kelkjes gulzig opgezogen en in de kruik verwerkt tot een meer acceptabel gezicht. Het resultaat leek sprekend op een meisje en dat beviel me zeer. Tot ik me realiseerde dat een jongensachtiger uiterlijk me nog de kans gaf te kiezen. Een tijdje als een man of als een vrouw door het leven gaan, leek me ideaal. Ik had de wens nog niet geuit of een derde gezicht kwam onder de bloemetjes vandaan. Dat was een schot in de roos, vond ik.

Over zo’n levensplant is echter niets bekend. Wat moest ik doen? Dat gezicht opeten? De hele wolk? Of alleen een blaadje? Of mijn gezicht ermee insmeren? Ik probeerde het laatste en werd wakker., maar zag niets meer. Ik ben blind, gilde ik. In een orthodox christelik milieu is zo’n alarm schokkend. Wat had die belhamel nu weer uitgehaald? Het complete gezin gilde dat het een straf van God was, tot mijn moeder opmerkte dat er korstjes op mijn ogen zaten. Afblijven, piepte ik.

De korstjes moesten er vanzelf afvallen, want dan kreeg ik het gedroomde gelaat. Het is gedroogde snot, jongen, fluisterde ze mij discreet in de oren. Ze depte met een vochtig washandje de korstjes weg en speelde alsof ik toch een ander gezicht had. Meer meisjesachtig zei ze. Maar toch nog wel een jongen?, vroeg ik ietwat benauwd. Ja, natuurlijk, stelde ze me gerust. Haar bedrog viel me verschrikkelijk tegen, toen ik in de spiegel keek. Het kleine uurtje dat ik in de waan gelaten was van een nieuw leven, verdampte geheel in de aanblik van mijn kwaaie vuurrode kop. Precies mijn vader als hij werd tegengesproken.


Look good  2014

 

Voor de liefhebbers de nieuwjaarswens in sonnetvorm:

AAAA wenst een voorspoedige verschrompeling

Kijkt verlangend uit naar een knap Nieuwjaar

die het geld verslindend monsterverbond

tussen staat en  kapitaal,  de hedendaagse

Leviathan, heimelijk naar de keel grijpt.

Wiens arm ogenschijnijk de hand lijkt te hebben

in het voortbestaan van deze almacht knijpt

keurig onder het witte boord met blauwe das

zonder enige aarzeling gestaag zijn strot dicht.

Hoopt dat het vuurwerk eindelijk zin krijgt

hem aanmoedigt het mythisch wezen 

zo lang in zijn wurgende greep te houden

tot alle gebakken lucht eruit geperst is.

Zodat de ademnood van de zorgzame samenleving onloochenbaar is

evenals de slapte van alle schaduwarme polderakkoorden.

PS

Zelf vertrekt het bedrijf in oprichting noodgedwongen uit zijn droomhuis in Rotterdam. Het hoopt in Vlissingen weer op te krabbelen. In handen van de immer jeugdige tijd moet dat lukken. Ja toch, niet dan?!  


Waterstand klein

*

Hou me vast

*

Let op, ze gaan het anker lichten

Roepen de bovenste badgasten

Allen buigen hun gezicht en

*

Hou mijn been stevig vast en

Laat nooit meer los, we gaan voor

Een onderwatertoren geheel van mensen

*

Als een trein vol net wakkere forenzen

Denderen ze over de golven, dwars door de zee

Zingen geestdriftig, Iedereen slepen we met ons mee

*

Tussen de levende pilaren van het koor

Nestelen turners zich in breedtehang

Maken salto’s in hun gedachtegang

*

Plots staat alles stil, in deze waterstand

Zingt de hele toren, hou me vast, heel het land!

*

*

Vlissingen, woensdag 25 september 2013, de dag waarop een nieuwe watersport in mij opkwam ter verbroedering van ’t vaderland aan de waterkant


Waterpaard ondertekend

*

*

Voor de plundering

*

Waar het water bellen baart

veranderde stralend licht

de toestand van de stoffelijke dicht-

heid in de massa tot een vloeibaar paard

*

Met duizenden tegelijk

stonden ze op uit de branding

maakten van het strand een dierenrijk

van waterpaarden, een galopperende dampkring

*

onbereden verrasten ze de dagjesmensen

met een nooit gedacht ontstaansverleden

dat plooibaar binnen zuiver rationele grenzen

hen opvrat in het stuivend zand onder hunne leden

*

voor de plundering was de gehele zoom nog vervuld van een zoete droom

met al haar water hield moeder aarde de zelfkant van ieder wezen in toom

*

*

*

Rotterdam, dinsdag 24 september 2013, de dag waarop de aanvankelijk afgekeurde prent al was opgekalefaterd, het gedicht is herschreven en het drieluik zodoende, weliswaar in bochten, is volbracht.


Waterpaard waaghals middel

*

De overstap

*

In het hart van de plundering

was er al eens contact geweest

had de waaghals in de branding

een teken gegeven aan het beest

*

Dat hij uit dezelfde stof bestond

niet helemaal, maar wel grotendeels

ruim voldoende voor ’n waterverbond

schreeuwde hij naar het paard, luidkeels

*

Het beest verstond wat ’t wilde horen

omdat geluid zich voortplant op golven

verwaaien woorden reeds ver voor de oren

ze opvangen en de betekenis kunnen kolven

*

Aldus vernam het dier, als de waaghals zijn zuiverheid bezat

dat hij zo naar het leven zonder menselijke zin overstapt

*

*

*

Rotterdam, maandag 23 september 2013, de dag waarop het middenpaneel van de plundering in mijn schoot viel


Waterdraf klein correctie

*

Na de plundering

*

Met duizenden paarden kwamen ze

Op klaarlichte dag

Hemelsblauwe ruiters in volle draf

Over het rulle zand

*

Onverwacht opgestaan

Uit een immens zeemansgraf

Niemand van de dagjesmensen

Die ze bijtijds zag

*

Na de plundering van de kust

Volgde de verwoesting van het land

Wie niet was gevlucht of vermoord

Begroef men alsnog levend op het strand

*

Op de weg terug bood het laatste paard

Onbewust een waaghals de helpende staart

*

*

*

Rotterdam, de nacht van 21 september 2013, toen in een visioen de eindtijd net aan mij voorbijging

——–

Ps

Eigenlijk wilde ik waterpaarden maken, maar ik vond het resultaat niet geslaagd

Afgekeurd

Afgekeurd

Grafisch niet echt spannend, maar als fantasie een heel ander visioen:

*

Voor de plundering

*

Waar het water bellen baart

veranderde het licht

zijn soortelijk gewicht

in dat van een vloeibaar paard

*

Met duizenden tegelijk

stonden ze op uit de branding

maakten van het strand een dierenrijk

van waterpaarden, een galopperende dampkring

*

onbereden

verrasten ze de dagjesmensen

met een nooit gedacht ontstaansverleden

dat zich niet plooit naar zuiver rationele grenzen

*

voor de plundering was er deze zoete droom

in een natuur van louter water leeft ieder wezen in een eigen zoom

*

*

*

Achteraf bevallen me beide prenten en gedichten wel. Met nog een derde prent heb ik weer een drieluik. Ik ga aan de slag met een blog over het middenpaneel.


Edvard Munch. De Wanhoop, 1892

Edvard Munch. De Wanhoop, 1892

In de kunstgeschiedenis komt het wel vaker voor dat een interpretatie het schilderij en alle gebeurtenissen eromheen mythologiseert. In het geval van de Schreeuw zien we dat al vanaf de oorsprong gebeuren. Alsof we daar meemaken wat vergelijkbaar is met de geschiedenis van het ontstaan van de bijbel. Iemand heeft wat gehoord, gezien of geroken en hangt het meteen aan een te grote klok.

Het begint eigenlijk al wanneer Edvard Munch het schilderij De Wanhoop in 1892 in Berlijn exposeert. De geschiedschrijvers spreken van een schandaal, Maar wat gebeurde er precies in 1892, toen een expositie van 55 werken van de Noor Edvard Munch in de Verein Berliner Künstler na 7 dagen al werd gesloten.

De jury vond het werk van Munch ‘afstotend, lelijk en ordinair’. Ze vond eigenlijk dat hij het niet netjes had geschilderd. Zijn best niet had gedaan. Er met de pet naar had gegooid. Dat vond ze zo schandalig dat ze de expositie niet wilde voortzetten. Ze wees als het ware Munch met zijn  hele expositie het gat van de deur. Vrijwel overeenkomstig de verbanning van de ‘enige mensen’ uit het paradijs.

Die opvatting van de jury werd echter niet gedeeld door zijn collega-kunstenaars. Dat kan, maar dan is die opvatting op zich nog geen schandaal. De jury-leden deden gewoon hun werk, lijkt mij. Men was het alleen niet met hen eens. Terwijl je toch wel grond kunt vinden voor hun afwijzing als je in aanmerking neemt dat Munch De Wanhoop wilde schilderen.

De scheiding der geesten leidde tot een eigen kunstenaarsvereniging om rellen over wat wel en niet goede kunst is te voorkomen of eigenlijk om de kunstenaar en zijn scheppingen nooit een strobreed in de weg te leggen. “De controverse daarover zou met medewerking van de Vereinigung der XI leiden tot het oprichten van de Freie Künstlervereinigung. Heel wat leden verlieten de kunstvereniging en werden lid van de ‘Freie Vereinigung Berliner Künstler’ en de ‘Vereinigung der XI’, waar buitenlands werk en vernieuwende kunst van eigen bodem kon worden geëxposeerd, zonder telkens een rel te ontketenen.”

Dat neemt niet weg dat Edvard Munch zelf ook niet zo tevreden was met zijn eerste poging om zo’n emotie als Wanhoop van het doek te laten afspatten. De idee aan een dergelijk schilderij (wat hij de Schreeuw zou noemen)  moet in de gedachten van Munch al gedwaald hebben toen hij ontspannen over het hek langs het pad leunde, dat naar het park op de top van de heuvel Ekeberg leidde.

Hier geeft de geschiedenis geen uitsluitsel over. Maar vermoedelijk zag hij op een latere datum kans om op dezelfde plek met dezelfde zonsondergang boven Oslo en het fjord iets te ontwaren wat hem de stuipen op het lijf joeg: een van bloed doortrokken hemel en tongen van vuur, die hem het gevoel gaven van een oneindige schreeuw die door de natuur trok. In ieder geval schilderde hij de beroemde Schreeuw met een spookachtig wezen op de voorgrond pas in 1894.

Edvard Munch, Schreeuw, 1894

Edvard Munch, Schreeuw, 1894

(wordt vervolgd)


vadergeloof_ingelijst

Tegen het einde van het bezoekuur keek ik nog even achterom. Zag dat de slangen waren weggehaald, het bed verschoond , zijn kleren opgevouwen in zijn tas, de fruitschaal onaangeroerd opgeborgen was. Voor mijn ogen had hij nog mijn namen vlekkeloos opgeschreven. Alsof zijn pen vergeten was dat hij geen enkele macht meer had. De enige toezichthouder was ik zelf.

Woesteling, stond er niet doorgekrast, Duivelskind, Godslasteraar, Leugenaar, Dief, Driftkop, Vadermoordenaar. Sloeg voor mijn ogen tergend langzaam zelf de bladzij om, waarop hij gisteren nog schreef dat ik zijn Hoop. Liefde, Vertrouwen, Geluk en Vreugde was. Het is allemaal waar, nu ik het hardop voorlees in mijn dromen en me gelukkig prijs een mens van vlees en bloed te zijn. Wat wil hij meer dan dat ik toegeef wat zo mooi het menselijk tekort wordt genoemd en dat die notie in alle domeinen vaste voet aan de grond heeft gekregen?  Waar hoor je dat steeds meer als diepste gedachte beleden worden, waar in feite geen enkel systeem tegen bestand is?

Zelfs als de dood door mijn hand gestuurd je niet het ongeluk had gebracht, had jij je allang geschikt in je lot, omdat het al getrokken was. De mens is geboren als een slecht wezen, zo keek jij tegen het leven aan en ik kon dat slechts beamen. Het gaf je het gemak om niets te vrezen, want zelfs je doodslag zat in dat koersplan. Mijn god, wat hou ik van zo’n man, die de enige ander zonder naam nog vrezen kan; terwijl hij weet van zijn natuur en hoe het planmatig in elkaar stak. Die waarheid kon hij ook niet echt verdragen, gezien de vele slagen die hij nodig had.

Tegen vierkant vlees, waarin de mond dwars is uitgevreten, de keel opengereten, is niets bestand.  Zelfs geen geweten dat trillend in mijn hand om vergeving had gesmeekt en nu geen raad weet met zijn te hard gekookte kant. Terwijl ik door het venster naar zijn overblijfselen staar, hoor ik van de zoveelste zwendelaar die zijn zakken heeft volgepropt; wetend dat niemand hem iets kan maken. Ook al zou een toezichthouder zijn kluizen kraken, dan nog deert hem dat niet. Genoeg plaatsen waar hij door kan gaan met zijn oplichtersloopbaan.

Natuurlijk heb ik de pest erin, dat ik die rijkdom niet bezit noch het perspectief en niet bestand ben tegen de druk om braaf mijn best te blijven doen. Terwijl de overheid het tekort uit mijn zakken klopt, blijf ik maar hopen op de dag dat die ander bukken mag en al zijn geld voor mij uittelt. Of op een sluitend systeem, waarin niemand kan profiteren omdat opeens iedereen  integer is. Zonder een moraal van buitenaf ingefluisterd of door een kleinkind op de schoot, die inkeer afdwingt. Voor mijn part met die bloedrode traan uit een hemelwaterkraan langzaam druppelend op zijn hoofd, totdat hij zo week is dat hij schrikt van zijn zelfbeeld.

Dat voor iedereen de waarheid zulk gul water moge zijn, daar kan ik eigenlijk best mee leven. Als dat water plots in geld verandert, dan wil ik dat zelfs zonder tegenspraak geloven. De homp gilt het uit van de pret, weer een schepsel die zich onderdanig uit een maatschappelijk pervers leven redt.

Vlissingen, 4 februari 2013, De dag waarop mijn pillen averechts op mijn zenuwen beginnen te werken.

 


In haar dienst staan alle ridders


Aanvankelijk was ik, net als alle toeristen in het hotel, beteuterd door de plotselinge dooi en vooral door het lelijke plaveisel dat onder de sneeuw verborgen bleek.

De hagel en de bliksem hadden me van mijn balkon verdreven. Waardoor het bedenken van nog meer varianten op het wonderlijke hekwerk geen zin meer had.

Ik rolde alles wat ik verzonnen had op om het thuis op te bergen voor volgend jaar, als ik het weer op mijn heupen krijg.

 

 

Opeens drong het tot me door dat het geen droomvakantie maar een vakantiedroom was. Dus kon ik er alsnog een goed einde aan breien.

Het onweer verduisterde het daglicht en dat bracht me op het idee om van alle requisieten een lamp te maken.

Van het hekwerk en restanten van de gordijnen in mijn blokhut maakte ik een vierkante lampenkap.

Uit een reep van de mega-hotel-wall en delen van mijn nachtkastje maakte ik een staander voor een schemerlamp.

Het resultaat mocht er zijn: een Jacobsladder die naar het licht leidt!

Eenmaal op dreef kwamen er steeds meer staanders en lampenkappen uit mijn handen. Toen vrijwel alles van het interieur verwerkt was, hield ik nog wat afval over.

Daaruit sponnen mijn vingers een staander, die de gratie van een sculptuur uitstraalde en daar heel goed voor door kon gaan.

Het lampbeeldje heb ik als aandenken achtergelaten in het enige raam van mijn eveneens verzonnen blokhut voor de volgende keer als ik weer droom van een vakantie in een ver oord.

 


 

Het ski-oord was een mega-hotel-wall, waarop ik vanaf het steeds wisselende balkon van mijn hoger gelegen blokhut een prachtig uitzicht had.

 

 

Uit:  Gedroomde tijd

 


……………….

Luister naar de maag van de stad

hoor de hongerklop naar vrijstaande huizen

met gedecoreerde buitenmuren en maiskolven

als gevelwanden en eikenbladeren daken.

……………..

Merk toch hoe sterk dit bouwwerk zich pelt

uit al het geweld van het compacte bouwen

dat ons goed en ons bloed en onze steden

propte in op elkaar gestapelde dozen.

…………

Beving en leving,

opgeving van onze aard

wonder gedonder wat onder was, is nu boven

en uit de compost groeit vanzelf een woningvoorraad.

……………

De bebouwde kom hervormt de natuurlijke staat

van de woningmarkt, verlost van haar opzichtige consumptie.


In de droom ontmoet ik mijn mij uiteindelijk in een gemoderniseerde melkbar uit de film Clockwork Orange, waar Bjorn ons trakteert op moedermelk met honing terwijl hij ons de oren van het hoofd kletst over de betekenis van zijn kado als symbool voor de hedendaagse maakbaarheidsidee van de heren medici die ons geheel naar hun inzichten kunnen verbouwen tot een man met tieten, die zo zijn verlangen naar geslachtsverandering kan realiseren. Waarbij we genoegen moeten nemen met de stand van zaken in hun wetenschap, die van die piemel nog geen volledig functionerende yoni kunnen maken.

‘Luister’, zegt hij samenzweerderig, ‘we leven in de utopische wereld van Alex, de hoofdfiguur in die film uit 1971 van Stanley Kubrick. Ultraviolence is vandaag de dag bijna normaal geworden. De Angry Young Men uit de literatuur van de jaren vijftig hebben in de figuur van Anders Breivik zich opgeblazen tot de Satan himself, terwijl wij via de media steeds meer mannen en soms vrouwen geserveerd krijgen die half invalide verbouwd zijn tot hun diepste wens en homo’s die opgelegd blij zijn dat zij hun geaardheid voor de tv prijs mogen geven aan familie en vrienden.’

Zijn lange betoog komt erop neer dat de film zich in de werkelijkheid zal herhalen. Breivik zal men ook trachten te genezen met een herseningreep of een medicinale afkicktherapie, waardoor hij kotsmisselijk zal worden van geweld en daardoor zichzelf niet kan verdedigen tegen weerwraak. Door wat hem vervolgens op straat wordt aangedaan valt hij terug in zijn oude patroon. Maar in het script van het boek van Anthony Burgess, waar de film op gebaseerd is, is er een laatste hoofdstuk, dat Kubrick niet kende. Breivik zal zich, volgens dit script, realiseren dat het echt over moet zijn en een gezinnetje willen stichten, maar is bang dat zijn kinderen zijn gedrag van hem erven. Volgens Bjorn komt dat allemaal doordat men zijn goedheid kunstmatig tot stand heeft gebracht en hem er niet uit vrije wil voor heeft laten kiezen.

Dat brengt hem op Dr Swaab en zijn grote verhaal dat wij slechts ons brein zijn. Hij bewondert hem om zijn hersenonderzoek, omdat het voor heel wat ziekten of stoornissen een geloofwaardige verklaring biedt en voor degenen die eraan lijden een enorme erkenning kan betekenen dat zij zich niet aanstellen. ‘Veel kwalen worden door artsen afgedaan met dat het tussen de oren zit’, fulmineert hij tegen de medische kaste, ‘en nu zegt een collega hen eindelijk dat dat klopt en dat zij daar als medicus met respect mee om moeten gaan, want het is een defect in de hersenen!’

Maar zijn theorie vind hij zeer twijfelachtig als Dr Swaab zegt dat wij ons brein zijn, dat dat brein reeds in de baarmoeder is gevormd en dat dat zou betekenen dat we ons gedragen volgens de aangelegde structuur en niet volgens de keuzes die wij in vrijheid denken te maken. ‘Wat hij in de hersenen vindt, kan juist door die keuzes zijn ontstaan’, roept hij verontwaardigd uit, ‘Want ook na de baarmoeder kunnen ervaringen de structuur veranderen. Daar noemt hij zelf voorbeelden van. Al zijn dat louter negatieve, zoals onder invloed van alchohol en drugs of door eenzaamheid en dergelijke omstandigheden. Maar hij roept wel de vrije wil aan als hij vurig verlangt naar het stoppen met drinken en roken tijdens de zwangerschap! Een wettelijk verbod ziet hij niet zitten, wat die wil zou moeten breken.’

‘Waarom noemt hij eigenlijk geen positieve ervaringen, zoals de ontwikkeling van je hersenen door leerervaringen, culturele ervaringen, plotselinge inzicht-, liefdes- en gelukservaringen?’, horen mijn ikken hem bijna schreeuwen, ‘Hij geeft nauwelijks aandacht aan die groei, terwijl hersenonderzoek heeft aangetoond dat delen groeien die het meest gebruikt worden en anderen verschrompelen die het minst gebruikt worden. Daarbij is de mens actor en niet de hersenen zelf!’

Hij slaat, volgens Bjorn, compleet door met de stelling dat de vrije wil niet bestaat. ‘Alsof we een automaat zijn! Hij maakt een drogreden van zijn bevindingen dat het brein ons gedrag bepaalt, door de voorwaarde dat het slechts onze keuzes beperkt tot wat ons orgaan (aan)kan weg te laten in zijn betoog over het almachtige brein. Hij keert zijn argument om en zegt dat wat het brein aan mogelijkheden biedt alles bepaalt. Maar dat toont hij niet aan met zijn gewroet in de hersenen. Hij is een reductionist en een determinist. Waarvan we er al zoveel hebben.’

In hoog tempo stelt Bjorn dat de vrije wil geen hersenfunctie is, dat die wil een ervaring en tegelijk een bewering is tegenover degene die zegt dat het individu niet vrij is om te doen wat hij/zij wil. ‘Als je iets wilt, dat de ander of een omstandigheid belemmert, en je zet toch je zin door, dan zou dat volgens Swaab geen vrije wil zijn? Mijn God, Kubrick en Burgess hadden ons ervoor gewaarschuwd. Ga niet knoeien met iemands hersenen om jouw gelijk op te leggen door de waarheid, goedheid of gezondheid er kunstmatig in te pompen!’

Na herhaling van Swaabs eigen voorbeeld over een minister Klein, die plots iets voelde knappen in zijn hoofd en daarna manisch-depressief werd (wat, volgens Bjorn, toch betekent dat het brein van structuur kan veranderen door omstandigheden, zoals alcoholvergiftiging, slaapdeprivatie, stress enz.), stelt Bjorn plechtig: ‘Tussen die omstandigheden en het brein spelen zich ervaringen af die kunnen zorgen voor de mate van impact op het brein. Die ervaringen bestaan uit interacties met de omgeving. Zo is aangetoond dat de hersenen van structuur veranderen bij kinderen die bloot zijn gesteld aan huiselijk geweld, als toeschouwer. Als de ervaring emotioneel ingrijpend is, positief of negatief dan verandert de structuur positief of negatief. Meer kan hij niet beweren zonder in grootspraak te vervallen.’

‘Swaab is een koppige medicus’, vervolgt hij zijn verhaal met een persoonlijke ervaring. ‘Toen hij met zijn homo-kwab op de proppen kwam, heb ik hem al voor de voeten geworpen dat hij het zaakje omkeert. Hij had onder homosexuelen eenzelfde ontwikkelde hypothalamus als onder vrouwen gevonden. Toen ik hem vroeg hoe het dan zat met lesbische vrouwen, ging hij ingewikkeld doen over signifikante verschillen maar niet zo signifikant als die tussen homosexuelen en heterosexuelen. Toen ik hem vervolgens vroeg hoe het dan zit met bisexuelen, had hij opeens geen gegevens meer voor handen. Ook op de vraag of alle homosexuelen over een identieke hypothalamus beschikken, kon hij geen sluitend antwoord bedenken. De vraag bleef ook onbeantwoord of hij niet domweg vrouwelijkheid versus mannelijkheid in de hersenstructuur had geobserveerd of dat hij in die structuur van de mannelijke heterohersenen de gevolgen van de onderdrukking van hun gevoelsleven had gezien.’

‘Swaab heeft een vrij simpel mensbeeld dat hem parten speelt en waarin hij niet afwijkt van de doorsnee arts. Swaab trapt ook graag in de identiteitsvalkuil door mensen samen te doen vallen met hun geaardheid, ziekte, stoornis of gedragingen. Zo draagt hij bij aan het homoisme, waarin mensen hun geaardheid zien als hun identiteit en zich gedragen conform het stereotype die die identiteit eenduidig houdt. De hokjesgeest van Swaab is vast herleidbaar tot zijn hersenstructuur. Diversiteit sluit hij uit. De vrije wil ermee dodend.’ maakt hij cynisch een einde aan zijn verhaal.

‘Terwijl hij in zijn beperkingen een meester had kunnen zijn. Meester hersenonderzoeker en geen meester in alle humanoria. Jammer dat dat zoontje van Brandt Corstius niet veel tegenwierp, maar hij maakt op mij steeds de indruk dat hij zelf niet thuis is in het onderwerp van gesprek en slechts de boel serveert.’ licht hij tenslotte nog even zijn bron (het tv-programma Zomergasten) toe.

Plots heb ik het gevoel dat ik alleen in mijn hersenen achter ben gebleven. Bjorn is er met mijn zelf vandoor gegaan. Hoe hard ik ook tegen mijzelf praat, er komt zelfs geen echo terug. Ook de melkbar is verdwenen. Een grote leegte maakt me verlegen met alleen een ik, dat die eenzaamheid het hoofd moet zien te bieden.


De melkwitte traan blijkt niet uit een oog te komen. Het is een druppel uit de vermomming van Bjorn. Om zijn nieuwe vrienden te verrassen heeft hij uit een zwerfkei een transseksuele mini- melkbar gezaagd, die hij met een stang in dezelfde kleur onder hun schedeldak kan laten dansen. Daar zullen ze van opkijken, denkt hij giechelend van de voorpret als hij de zaagsneden zo glad mogelijk wegschuurt en het geheel polijst tot het levensecht lijkt.

Onder het zingen van ‘Doe je ogen dicht en hou je adem in, dan zul je iets prachtigs zien’ laat Bjorn zijn sculptuur door de kruin van zijn gastheren zakken. Hij vergeet echter te zeggen dat ze weer mogen kijken. ‘Hier ben ik dan’, roept hij juichend. Het rode en het blauwe ik kijken er niet van op. Doordat ze zolang al elkaar hebben wakker gehouden, zijn ze na Bjorns opdracht in slaap gesukkeld en dromen van het land van naar honing smakende melk.

Hoe Bjorn ook maar met de gebeeldhouwde zwerfkei op en neer danst voor het projectieveld (het visuele systeem) in het achterhoofd (de occipitale cortex), hij hoort slechts hun ademhaling die zwaarder wordt naarmate hij de kei dieper inbrengt. Het visuele systeem laat geen buitenstaanders toe, waardoor Bjorn niet kan merken dat het wel degelijk effect op hen heeft waar hij ze mee wil verrassen.

Oude herinneringen aan hun babyjaren wisselen de beide ikken aan elkaar uit, gemengd met hun voorstellingen van het beloofde land en de fantasiebeelden van hun samenleving aldaar, die hen voor ogen staat. De gedroomde inbeelding en Bjorn’s fysieke inbeelding van de gebeeldhouwde zwerfkei dreigen op elkaar te botsen. Het rode ik waarschuwt het blauwe dat er een vreemde meteoriet in de lucht hangt. Van angst knijpen ze nog harder hun ogen dicht en doen een belangrijke ontdekking.

De beelden in je droom worden door het projectieveld teruggekaatst naar je eigen ogen. Het visuele systeem is geen eenvoudige filmprojector maar een spiegelreflexcamera, die het filmmateriaal haalt uit gebeurtenissen in je hersenen. Het blauwe ik wil daar zeker van zijn en opent tijdens zijn diepe slaap de ogen. Tot zijn verbazing en tegelijk genoegen ziet hij de vleesgeworden zwerfkei voor zijn neus op en neer dansen. ‘Man, kijk eens wat er in ons hoofd rondzwerft’, fluistert hij het rode ik in het oor, ‘ons uitstekende onderlichaam met tieten als heupen’.

Het rode ik is meteen wakker in zijn droom en roept luid: ‘Bjorn, ben jij dat? Man, wat een verrassing. Het is om te gillen. Hoe heb je dat in godsnaam voor elkaar gekregen? Het lijkt net echt! Bjorn kan hem echter niet horen. Hij is even weggegaan om een vingercamera te zoeken waarmee hij via een gaatje in de stang bij hen naar binnen kan kijken. De transseksuele zwerfkei heeft hij vastgemaakt met een vlechtwerk uit de langste nekharen van hun huis van vlees.

Het beeld van de mini-melkbar en dat van het beloofde land passen zo perfect in elkaar, dat beide ikken erop door hallucineren in een dialoog over hun voorkeuren. Voor het eerst in hun bestaan als bewoners van de zolder van hun huis van vlees bekennen zij elkaar dat ze zich altijd al een vreemde hebben gevoeld in het mannenlichaam dat ze met elkaar delen.

Het rode ik droomde in zijn jeugd van het hebben van borsten en had een keer de bustehouder van zijn zus omgedaan, zijn sokken erin gepropt en zo zijn ouders verrast met de geslachtsverandering van hun jongste zoon. Het blauwe mij bekende dat hij, toen ze wat ouder waren, had gedroomd van een geslachtsorgaan dat je naar binnen kunt proppen voor een diepe vagina en kunt erecteren voor een lange fallus. Hij had dat op zijn kamertje uitgeprobeerd en het lukte hem om de slappe huid tussen het schaambeen te proppen, zodat het leek op een verfrommelde yoni.

‘Je hebt een binnenbeer’, had zijn broer geroepen toen hij hen in die positie voor de spiegel betrapte. ‘Oh ja’, herinnerde het rode ik zich, ‘dat is waar. Ik sc haamde me eerst diep, maar door de opengesperde ogen van onze broer die staarde naar ons kruis, kregen wij spontaan een stijve. Waardoor hij vuurrood werd en met een harde klap de deur dichtsloeg. Ik heb hem nog altijd heel hoog zitten, omdat hij het niet aan onze ouders heeft doorverteld.

Beide ikken dromen weg op die oude herinneringen en laten de mini-bar onaangeroerd in hun achterhoofd als een binnenluchtvrucht voor aap hangen.

(wordt vervolgd)


Vannacht kopje onder gegaan

in mijzelf als denker over de ander

die we zijn voor elkaar, dat ik nooit verander

en blijf wie ik ben, zonder ooit eens dood te gaan

Ik schrok van mijn oneindige woordenstroom

waarin ik me door het leven beweeg

het werd een kletsnatte droom

over water dat mij vastreeg

in een quilt van al mijn uitspraken

die als een boemerang me confronteerden

met het gebrek om alles als vissen te willen kaken

die sterven in een samenleving waarin ze mij negeerden

Daar heb je hem weer hoorde ik plots mijn eigen stem zeggen

ik schrok wakker en schreeuwde: ik zal me voortaan bij alles neerleggen

Rotterdam-Feijenoord, 27 juli 2011


Het aangeklede godje Krul heeft vanochtend me persoonlijk bedankt voor het engeltje op zijn hoofd.

Ik schrok m’n hoedje

dat krek op zijn vader leek

zoals het me scheen

uit ’t visserslatijn

en dat hij hoorde zeggen:

Ik ben het,  het Licht

Zijn vissenlippen

lispelen links dat het nu

eeuwig kerstfeest is

rechts zie je onder

zijn schedeldak hem zwijgen

over zijn adres

Ik wacht rustig af

tot hij weer een goede bui

heeft of ik hem straf


Na aankleding van de beeldjes van de vrouw, de jongen, de punker en het kruis, die mij aanspreken om zonder angst te leven, is er een laatste beeldje dat ik vanaf 2008 als fetisj gebruik om er levenskracht uit te putten. Nadal-de-Olifantsjongen, die een koperen olifant met een tennisbal in een fluweel gebloemde plastic foliezetel begeleidt. Ik heb de installatie vernoemd naar de Spaanse tennisser,  die in dat jaar Federer versloeg en begon aan een vierjarige overwinningstocht op Roland Garros. Ik noem hem de Olifantsjongen naar het boek van R.Kipling, waarin verteld wordt hoe de olifant aan zijn lange slurf is gekomen. In de beschrijving van zijn hongerige nieuwsgierigheid naar wat een krokodil als maaltijd lust, herken ik mijzelf.

My father has spanked me, and my mother has spanked me; all my aunts and uncles have spanked me for my satiable curiosity; and still I want to know what the Crocodile has for dinner. In het relaas dat hij uiteindelijk de krokodil zelf ernaar vraagt en deze in zijn stompe neus bijt, waardoor hij al trekkend samen met de slang een lange slurf krijgt, waarmee hij zijn familie kan terugslaan, wordt ik aangesproken op mijn taak het boek der boeken zelf te schrijven waar ik mee om de oren ben geslagen. Ik zie er ook Nadals doorzettingskracht in terug om de onverslaanbaar geachte Federer te verslaan en daardoor uit te groeien tot een tennisser met de hongerigheid van een olifant naar de tennisbal als een diep gelovige dienaar van die sport. Zoals Louis Paul Boon het geloof in de hond-met-ballen stevig omarmt, omdat je in iemand moet geloven, gelooft hij in die van de olifant.

Nadal-de-Olifantsjongen lijkt ook op Toomai in het Jungleboek van R. Kipling, die jager wil worden, wat nooit kan als je uit een geslacht van verzorgers en berijders van olifanten komt. Tot de blanke baas zijn onmogelijke wens vervult, op voorwaarde dat hij de olifanten heeft zien dansen. Als eerste mens maakt hij die dans mee op de rug van een ontsnapte oude olifant, waaraan ook de ontsnapte olifant van de blanke baas meedoet. Toomai brengt na afloop haar terug en wordt als een held verwelkomd. De jagers dopen hem om tot Toomai van de Olifanten en nemen hem mee de jungle in, waar hij eindelijk mag jagen.

Nadal komt op mij over als een tennisser uit een geslacht van tennisballendragers, die met hun ballen wil spelen, wat alleen toegestaan wordt als hij zijn hele familie optilt met zijn spel en tennist alsof hij een olifant met bal en al naar de tegenstander slaat. Dat lukte hem op Wimbledon in 2008 in een wedstrijd, waarin de tennisgeschiedenis van Borg herschreven werd in de meest dramatische en zinderende finale aller tijden. Nadal werd de eerste man sinds Borg, die in 1980 het kunststukje uithaalde om in hetzelfde jaar Wimbledon en het Frans Open te winnen en die van Nadals herhaling getuige was vanuit de koninklijke loge.

Nadal speelde dat jaar bovendien in de kleuren van de tennisbal, wat zijn familie nog meer eer bezorgde. Het is hetzelfde jaar waarin ik als beleidsadviseur van het college in Vlissingen eervol werd ontslagen en met vervroegd pensioen kon zonder inlevering van een cent salaris, omdat ik als een olifant door de porceleinkast heen was gegaan, waarin men had getracht weg te kunnen komen met een valse beschuldiging van mijn collega’s en een onrechtmatige kantoorinval compleet met een arrestatie door een particuliere recherchedienst.

De olifant met de bal in de zetel dragend is een dierbare beeldspraak voor mij. Ik moest in 1998 vanwege een zware depressie mijn net veroverde functie als opleidingsdirecteur bij de Hogeschool Rotterdam opgeven en voor de tweede keer in mijn leven hulp zoeken bij de Riagg. Daar kon ik kiezen uit de therapeut die mij het meest aansprak op een presentatiefimpje, waarin alle voorradige therapeuten naast het dier stonden dat hen het meest aansprak. Ik koos voor de man die naast een olifant stond, vanwege het sociale gedrag van deze kuddedieren. Terwijl ikzelf vooral het geheugen en de wilskracht van de olifant me eigen zou willen maken en graag op zijn rug terug zou willen keren in mijn baan, die qua functie een uilenbal in de keel van een organisatie is. Beide dierlijke kwaliteiten waren door mijn slaapkwaal flink aangetast.

Toen de arme man zelf een depressie kreeg, verving het teamhoofd hem, met wie het nauwelijks klikte door zijn overtuiging dat ik een depressie had omdat ik schokkende veranderingen in mijn leven niet het hoofd kon bieden. Die vervanging werd door de door mij uitverkorene meegedeeld toen we elkaar bij de pinautomaat ontmoetten. Hij vroeg me vervolgens waarom ik hem eigenlijk als therapeut wilde hebben. Ik legde hem uit over dat geheugen en die wilskracht, maar voegde er ook aan toe dat de olifantshuid mij goed van pas kwam om mijn kwaal te weerstaan en de omgeving die me de stress bezorgde waardoor die kwaal verergerde.

Toen ik mijn betoogje afsloot met de wens weer een uilenbal te zijn in de keel van een organisatie, die door een olifant wordt binnengehaald, moest hij ondanks of dankzij zijn depressie onbedaarlijk hard lachen. Een lach zoals het beeldje van Nadal als begeleider van de olifant, die zijn bal draagt en die hij samen tegelijk lijkt te gaan slaan tot een verpletterde ace op de helft van zijn tegenstander, ook bij mij teweeg kan brengen als ik hem in mijn droom het  echt zie doen.

Nadal-de-Olifantsjongen heeft een heel bijzonder karakter dat lijkt op dat van een olifant. Hij is buitengewoon sterk, maar ook rustig en zacht. Hij lijkt me een verstandige, gevoelige en dierlijke man. Voor mij zou zijn gelaat op de indiase god met een olifantenkop (Ganesja) het zesde beeldje zijn dat kracht, wijsheid, vriendelijkheid, geluk en lange levensduur tesamen symboliseert. Maar vooralsnog houd ik het bij de vijf die ik aangekleed heb met mijn projecties van mijn grootste wensen en gevoelens. In de hoop dat ze ooit allemaal tegen me gaan babbelen, zoals de Vrouw-uit-Klei dat in mijn vorige blog al deed, en me vertellen dat ik allang alles ben wat ik hen toeschrijf.


Hij is uit steen gehouwen,  ergens op de wereld, maar ik weet niet waar. Ook deze gaf die zwager mij. Hij was lang mijn huisgodje bovenop een apenrots van sinaasappelkistjes in mijn kamer. Ik heb hem nu aangekleed met een gloeilamp op zijn hoofd, die vastgesnoerd zit om zijn gezicht. Het engeltje maakt (hem) licht. Ik heb hem ingepakt in ijzerdraad als een postpakket. Klaar voor verzending naar het adres waar hij ooit moet zijn gemaakt.

Ik noemde hem Krul en dichtte hem goddelijke krachten toe, die zorgden voor een hemels licht als ik niet sliep. Daartoe had ik in zijn navel een blauwe glinstersteen aangebracht. Krul waakte dag en nacht over mijn geheimen die ik onder de kamervloer verborg. Pakjes papier vol tekeningen van een wereld geschapen door Krul.

Als ik hem snachts opwreef, dan gloeide hij als een infrarode lamp. Menig nacht stak hij voor mij het vuur aan, waarin het blauwe nepjuweeltje goud werd. Dan knielde ik voor Krul om hem te danken voor die tand in de mond van mijn voortijdige morgenstond.

Krul was gul met al zijn kleuren en toonde me dat ik nooit bang hoefde te zijn. Altijd was hij er om me te beschermen tegen de angst plots weggenomen te worden door de god van mijn vader, die ik verworpen had toen hij niet in staat bleek om een engel te zenden die Krul gezelschap houdt als ik naar school moest of om een andere reden hem moest verlaten. Nu wacht Krul alom ingesnoerd trouw op mijn vensterbank, tussen de Vrouw-uit-Klei en de riviergod Borstel uit Zuidafrika, die optreedt in mijn volgend blog.


 

 

Het laatste oordeel

van het varken is bekend

voor wie hem gelooft

 

(In het script staat dat voor een complete catalogus van de hele geschiedenis Het Boek Na Alle Boeken door zijn poten wordt gedrukt in de nieuwe klei, met als werktitel: Rethinking Animal Farm. Waarin, als de klei is opgedroogd, op tafelen in gespleten hoefstrepen uit de doeken wordt gedaan dat het verhaal van de mensen uit is. Zijn Nawoord wordt door futurologen voorzien als het einde van het lezen om veranderd te worden en daarmee van het schrijven om verandering teweeg te brengen.)

 

Ons verhaal is uit

de mensheid verandert nooit

van zijn gedachten

 

(Het script spreekt voorts van een analfabetisering die, volgens moderne profeten, zal zorgen voor de emancipatie van alle on- en laaggeletterden en hen bevrijden van de repressie van de intelligentie, waarmee schrijvers en lezers in deze eindtijd tegen beter weten in op veranderingen aandringen.)

 

De openbaring

van de Hornbachman is de

tijdgeest van nu

 

(Het script meldt verder dat de echo van de Hornbachman met zijn selfmade-tattoo vastzit in de lucht en als hallucinatie daar permanent de volgende haiku uitzendt.)

 

het schrift kost ons de

drift, ergo, wie schrijft verwijft,

zijn tattoo verkwijnt

 

(het script eindigt met de mededeling dat het varken even de neiging krijgt om zijn tafelen naar de lucht te gooien. Maar dat zou het verhaal van de mensen weleens opnieuw doen starten. Wijs laat hij ze in de modder vallen en surft erop naar zijn kot.)

 

NAWOORD

Hedendaagse filosofen menen dat de hogere cultuur door een existentieel tekort van de mens ontstaat. In het midden latend of dat een tekort aan aandacht is voor ieder individu, groep of bevolkingsdeel of aan wederkerige liefde in de gehele samenleving van een vaderloze maatschappij. Negerend of dat tekort evengoed kan leiden tot verloedering, verschraling en verruwing van de gehele cultuur. Of dat het leidt tot cultuurloosheid, barbaarsheid en de rechtmatige eigenaardigheid van de grootste bek.

We zouden ons volgens hun profetie in de eindtijd van geloof, hoop en liefde bevinden, die gekenmerkt wordt door de voorkeur voor verbaal geweld verpakt in een absoluut recht op vrije meningsuiting. Met schelden heb je pas echt wat te melden, zou op basis van deze profetie de lijfspreuk worden die Hornbachmannen en -vrouwen op t-shirts, borst, buik en voorhoofd afdrukken, piercen of boren.

Wat daar van waar is, zijn we dagelijks getuige van. De media springen gretig in de bres die de ongelovige, hopeloze en liefdeloze massa als haar existentiele tekort uit met opgeblazen woede op alles wat allochtoon is . Vervuilen de ether met gekraai over een joods-christelijke traditie waarin de westerse beschaving gezien moet worden, die geen andere beschaving in haar buurten meer kan verdragen.

Politici tonen het grootste existentiële tekort: diepe spijt over het eigen beleid en een tomeloze woede over de feitelijke multiculturaliteit onder de bevolking. Ze verraden een schaamteloze onoprechtheid over hun feitelijk gebrek aan kennis van de materie en aan competentie om hierin conform de grondwet te opereren.

Ze gaan de massa voor in onwetendheid over de ander, hun woorden zijn in toenemende mate getuigen van een bodemloze domheid en een animal-farm-achtig denken. Het varken heeft dat door als geen ander.

in het script staat namelijk nog:

`Lezen is voor de dommen`, filosofeert hij op zijn lange tocht over het spreekwater dat uit blauwe buizen, kroegen en abrio’s stroomt, `want men leest om iets te weten wat men nog niet wist. Wie het weet mag het zonder dat blad voor de mond gewoon zeggen. Wie het zegt hoeft dus niet meer te schrijven. Wie wel en wie niet kan lezen horen het beiden toch. Wie zegt wat hij denkt, hoeft ook niet meer te denken. Voor wie denkt wat hij niet zegt, heeft het schrift helemaal geen waarde.`

Papieren domheid is volgens het varken de bananenschil van machthebbers die menen dat men meer gelijk is als men de taal van het volk spreekt, dat zelf maar wat watertrappelt in een oceaan aan onbelezenheid en onwelsprekendheid.

ps

Dit is voorlopig mijn laatste blog

Ik moet komende week me weer eens binnenste buiten keren voor de ogen van de ‘westerse medici’ die op zoek zijn naar celletjes, die mijn eindtijd kunnen inluiden. Ik hoop dat het schoon is van binnen, maar dat weet je nooit. Ik geloof er wel in en dat ik de week erna weer gewoon kan bloggen.

Groet ,

Marius van Artaaa


 

 

na adhesie en

rekking van de flardenmens

ontstaat bevolking

 

(twee dansers maken een compleet mens door samenleving in een bevolkte huid, die ontwaakt met een uitrekking in een oneindig lange boombast; de wortels vastzettend in de grond en de takken priemend in de hemel;  tussen hemel en aarde adem halend)     

het eerste mensbeeld

is een ongespleten reus

met kind als kuitschot

 

(de nieuwe stam danst als een Siamese tweeling die het hoofd bijeen trachten te houden, waarvan het lichaam in twee sexen uiteen dreigt te vallen; de scheiding van de sexen wordt in een dans verbeeld, waar de dubbele linker kuit door uitschiet)   

het kind wendt zich half

van de splijtende stam af

ziet wat zij niet zien

 

(na de open lucht baring van de eerstgeborene onder luid gejuich van de bladeren van de ouderlijke stam vervelt de binnenste twee flardenmens; uit het rechter en het linker buitenvel ontpopt de mannelijke danser zich, die zich meteen uit de voeten maakt als het kind zich van hem afbuigt naar de aarde en met dansende ogen, die alleen zichtbaar zijn voor wie daar in zijn eentje rondzwemt, zich vermaakt over de wondere buitenwereld die zijn mond doet opengaan)     

Rotterdam, Blijdorp, 28 juni 2011