Post Tagged ‘genade’


Waterdraf klein correctie

*

Na de plundering

*

Met duizenden paarden kwamen ze

Op klaarlichte dag

Hemelsblauwe ruiters in volle draf

Over het rulle zand

*

Onverwacht opgestaan

Uit een immens zeemansgraf

Niemand van de dagjesmensen

Die ze bijtijds zag

*

Na de plundering van de kust

Volgde de verwoesting van het land

Wie niet was gevlucht of vermoord

Begroef men alsnog levend op het strand

*

Op de weg terug bood het laatste paard

Onbewust een waaghals de helpende staart

*

*

*

Rotterdam, de nacht van 21 september 2013, toen in een visioen de eindtijd net aan mij voorbijging

——–

Ps

Eigenlijk wilde ik waterpaarden maken, maar ik vond het resultaat niet geslaagd

Afgekeurd

Afgekeurd

Grafisch niet echt spannend, maar als fantasie een heel ander visioen:

*

Voor de plundering

*

Waar het water bellen baart

veranderde het licht

zijn soortelijk gewicht

in dat van een vloeibaar paard

*

Met duizenden tegelijk

stonden ze op uit de branding

maakten van het strand een dierenrijk

van waterpaarden, een galopperende dampkring

*

onbereden

verrasten ze de dagjesmensen

met een nooit gedacht ontstaansverleden

dat zich niet plooit naar zuiver rationele grenzen

*

voor de plundering was er deze zoete droom

in een natuur van louter water leeft ieder wezen in een eigen zoom

*

*

*

Achteraf bevallen me beide prenten en gedichten wel. Met nog een derde prent heb ik weer een drieluik. Ik ga aan de slag met een blog over het middenpaneel.


Kruisweglopend Buffet

Vleesgeworden woord, kringlooplichaam, opstandige bladwijzer, hemelvaartmaker


De ongejurkte bruid

Leef je uit

 –

Als je ’t echt meent

Terugkeert in mijn leven

Weet dan dat ik niet meer ben

Wie ‘k toen voor eeuwig voor je was

Toen jij zo nodig

Op zoek moest naar jezelf

Heb ik de leegte zijn zin gegeven

Groeide over ons een weilandvol gras

Mocht  je naar die tijd verlangen

Ik heb je niet verloren als een zoon

Ik ben ook geen vader die kan vergeven

Met jou verdween voor mij voorgoed de troon

Maar wees gerust, mijn vriend, en leef je uit

Ik speel nu voor iedereen de ongejurkte bruid

Vlissingen, 2 april 2013


Een  gelukkige hersenschim

Een gelukkige hersenschim

Nu ik ziek ben,  komt hij vast weer langs. Zal hij zoals vroeger mij oneindig dierbaar zijn. Kan ik weer aan zijn nabijheid en warmte denken als een tijdelijke woning. Zoals toen, in dat herenhuis en in die villa die nog meer een stad werden dan ze in het dagelijks leven van ons gezin al waren.

Dat innig samenzijn van vader en zoon zocht ik ook vaak op door ongehoorzaamheid. Dan wist ik als ik huilend om vergeving zou vragen zijn hart zou breken en zijn armen open gingen voor een warme stede.  Zijn erbarmen was op zo’n moment, in het voorts afstandelijk samenleven, zo groot dat alle narigheid van een te strenge opvoeding samen met zijn strikte geloofsleer wegsmolt.

Het bestaan voelde zolang het duurde aan als een nimmer eindigende waterval. Alle beknellingen en verstrikkingen om de slechtheid van de mens te snoeren veranderden in anekdotes, waar we tongloos om konden lachen. Want er daadwerkelijk over spreken zou onze omhelzing onmiddellijk verbreken.

Als een geschenk uit de hemel komt hij vandaag in levende lijve op visite. Zet zich voor  mijn bed neer op het daartoe aangesleepte bankje en  trekt me op zijn schoot. Ik verras hem met het voordragen van een vers sonnet. Alsof we een kleine receptie houden voor zijn verjaardag, ruim een maand geleden.

Schootprinsje

Wist je, je was mijn koning
Ik droeg je mantel, opgedragen
Voor je vazallen steef ik de kragen,
En fluisterde met ze over onze woning

Je weet wel, het huis dat ik gevonden
Had, toen jij het volk toesprak over je geloof,
Waaraan je zo gehecht was door de vele wonden
Die het je had toegebracht, toen jij net als ik opstoof

Als je moest luisteren naar de woorden en de dingen
Waar jouw vader weer mee kwam, zingend door de muren
Heen van zijn boerenwoning. We leden samen alle dagen, alle uren
Die we maar tellen konden in een eenzaamheid vol zinloze keerkringen,

Omdat we de zon in het zenit noch het nadir konden verdragen om niet
De belofte te breken voor elkaar bestemd te zijn, de waarheid van ons stil verdriet.

Rotterdam, 13 februari 2013, de dag waarop ik mijn geluk even niet opkan.


Kwakkelpolitiek

strooit zout in de wakken van

het asielbeleid


Mijn reactie bij 100_woorden over jezelf zijn en de dood van Amy Winehouse kunnen me niet loslaten. Was Amy zichzelf? Mijn reactie op het zichzelf willen zijn van 100_woorden had ik in 100 woorden haiku’s gestopt met een concluderende regel. De 6 haiku’s en 1 regel vormen een geheel, dat niet meer is dan de som der delen en de delen haiku voor haiku meer betekenen dan de som en het geheel samen:

jezelf zijn is ook

maar een masker dat de wil

bedekt van niet zijn

wie je bent zonder

de conditionering

van je performance

zijn is verlangen

naar een bestaan voor iets

of iemand anders

jezelf zijn is het

moderne gebod van god,

onze tijd en plaats

waren we maar slechts

ledematen dan konden

we vrijuit praten

zonder de spiegel

in ons gezicht waarin de

‘waarheid’ wordt belicht

blijf waar je bent!

Vannacht peinsde ik erover of mijn haiku’s vertellen wat jezelf zijn betekent, waar het verwijst naar authentiek (willen) zijn. In de sociologie en de filosofie wordt vaak aangegeven dat we door symbolische interacties met anderen een zelf ontwikkelen. Charles Cooley heeft dat al in de jaren twintig van de vorige eeuw als socioloog het treffendst verwoord. Hij gaf ons als inzicht de ‘looking-glass self’, waarmee hij zegt dat het oordeel dat we over onszelf hebben in hoge mate beïnvloed wordt door hoe we denken dat anderen over onszelf oordelen.

Amy is daar een schrijnend voorbeeld van. Vanaf haar twaalfde was ze zichzelf, maar dat werd toen en wordt nu nog altijd afgedaan met haar te typeren als een onhandelbaar wicht. Op den duur kon ze niet anders dan dat beeld versterken, vanwege de gefixeerdheid van haar omgeving op die onhandelbaarheid. In die zin hebben we haar geen kans gegeven om buiten haar talent te laten zien wie ze authentiek is.

Het impliceert dat we alleen authentiek zijn en blijven als we geen contact met de ander onderhouden, waarin we ons uitleveren aan het oordeel van die ander. Puur subject zijn is alleen mogelijk tussen de vloeren van de kamers waar de anderen boven en onder ons goed of kwaad over ons spreken.

Mocht je daarvoor kiezen dan zul je nooit aan die anderen de plaats bekend moeten maken waar je jezelf bent. Blijf daarom waar je alleen bent. In de insectenwereld, waarin wij mensen met elkaar verkeren, is een solitair bestaan de enige ‘plaats’ waar we in de ‘tijd’ kunnen vertoeven met ons authentieke zelf. In dat niemandsland kunnen we Amy tegenkomen en dat zou wat zijn, als zij de weg ernaartoe weet te vinden.

I do hope so to

meet you there, Amy, in our

land for no body

Ps

Dit is bijna een pleidooi voor een bestaan als burkabewoner om je ziel genade te schenken als de mythe je identiteit doodt.


It’s everybody’s life, but not for me ging in 1991 door me heen toen ik op mijn eerste vakantie-in-mijn-eentje door Ierland zwierf, waarvan ik dit Keltisch kruis als souvenir mee heb teruggenomen. Ik had net een maniforme periode achter de rug, zoals mijn psychiater mijn geestesgesteldheid duidde. De angst dat Borstel door een overstroming van de Maas het laatste oordeel over me zou voltrekken, was waarheid geworden. Zijn tikje megalomanie was een ballon in mijn geest geworden, maakte van mij een dolgedraaid zonnerad. Het wiel van Wodan, vruchtbaarheidssymbool en symbool van leven en geluk, werd in mijn geest een libretto voor een opera over alle filosofen die hun gedachten als herdershonden op de mensheid af stuurden.

Wodan af, af Wodan schreef ik boven een niet te stuiten woordenstroom, waarin Spinoza, Hegel, Nietsche, Heidegger, Husserl, Sartre, Foucault en Levinas dat aan wolven verwant ras op het publiek afstuurden, dat uit angst voor het opeten van hun eigen gedachten ze met brokjes hersens probeerden te slijmen. Adam, Eva, Kaïn en Abel (die in het Keltisch kruis zijn weergegeven als elkaars tegenpolen) riep ik erin op als mijn poezen, die ze de ogen zouden uitkrabben. Het zijn mijn gebakken sponzen, schreef ik wild, neem, eet en sterf oude gedachten, alle gedachten, ieder gelogen woord, nu de waarheid in jullie handen een mening is geworden en de onze gedresseerd wordt als wij die van jullie tot ons nemen. Vrijheid is een gestolen blik in jullie ogen, waarvan wij lezers helers worden. Enz. enz.

Na twee weken lang totaal niet geslapen te hebben, belandde ik op mijn flatje op de Weena in Rotterdam in een verschrikkelijke psychose. Mijn hoofd was op hol geslagen. Ik kon mijn gedachten nergens bij houden. Malend liep ik in mijn lange overjas door mijn appartement. Schreef de muren vol met spreuken om me te kalmeren, Megalomaan dacht ik dat ik Jezus was en overtuigde mijzelf daarvan door een scheur in de binnenvoering van mijn jas te ervaren als de plek waar het zwaard in de Mensenzoon werd gestoken. “Stop al het denken”, “Maak van het woord niet je vlees”, “Hang je hemd aan Zijn Kruis”, “Laat wat in het vat zit niet verzuren door erin te turen” en “Druk de hand van God naar beneden”.

Ik durfde de deur niet meer uit, want als ik buiten kwam greep het leven van iedereen me bij de strot. Hoe konden zij leven, vroeg ik me af. Hoe konden zij doorlopen, terwijl ik bij iedere stap de dood aan mijn zolen voelde plakken. Hoe konden zij melk kopen, terwijl ik verstijfde voor de stapel melkpakken; radeloos en wanhopig om me heenkijkend of iemand me kon vertellen hoeveel pakken ik moest meenemen. Hoe kon ik de sleutel in het sleutelgat krijgen, toen ik voor mijn voordeur stond. Hij droeg het kruis van ellende de berg op en ik wilde van het balkon springen om van mijn kruis verlost te worden. Op hetzelfde balkon waar ik de dag daarvoor meende de apocalyps te zien aankomen. Zwarte wolken pakten boven de Havenstad samen. Voor mij het teken dat de regering straks mij zou komen vragen als de Messias op te treden die de wereld zou redden van zijn ondergang.

De psychose duurde tot ik naar de Vrouw-uit-Klei keek, die me wees op mijn vitaliteit en mijn verantwoordelijkheid om het kind in me niet met het badwater weg te gooien. Het bracht me uiteindelijk weer terug tot wie ik was als tiener: een homo ludens op iedere gewillige schoot klimmend, met het lam in de houdgreep en een blik die volgens mijn oudste broer een sublimiteit verraadde aan beheersing van de hele situatie, omdat ik uitstraalde dat me niets kon gebeuren met twee broers boven me, die nu beiden dood zijn.


 

tand arts

Maatschappelijk is

het eigenlijk not done de

vuile was buiten

 

te hangen, maar bij

de tandarts hoef je maar je

mond te openen

 

en het wappert de

arme barbier in ’t gezicht

wat is aangericht

 

door stug te roken

en snoepen van suikergoed

tot het tandvlees bloedt

 

een levenlang ge-

teisterd gebit kijkt hem aan

in een onschuldig

 

gezicht dat bijna

smeekt om zijn genade en

zijn zegen er na

 

alsof hij de lieve

Heer zelf is die hem er

van kan verlossen

 

poetsen, boenen, ja

zelfs flossen en raggen helpt

niet meer, nog één keer

 

neem ik me voor om

met alles te stoppen, vast-

beraden als altijd…

 

de boetekleren

wapperend in de wind van

tweeduizendentien

 

zult u, dat beloof ik

aan het eind van tweeduizend

en elf niet meer zien

 

 

Uit: Tweeduizend jaar en elf goede voornemens

 

 

 


verlatingsangst



Nooit meer schrijven

Hij zegt bij zijn vertrek
schrijf me een bericht,
eenmaal uit zicht
breek ik het bestek

beloof me, zeg nooit
meer schrijven alsjeblieft,
genoeg geklooid
ik ben klaar verliefd

te zijn op het woord dat opkomt.
Het verbindt even slecht
als de wond
die niet is gehecht.

UIT: Het laatste woord



Toelichting voor wie het mis kan verstaan
en me beterschap wenst,terwijl het na
deze operatie juist goed met me gaat.

Ik moet alleen erg wennen aan dat lege gevoel
in mijn buik nu alle vlinders naar het Zuiden zijn
vertrokken. Het medisch model voor verlatingsangst kent
nu eenmaal geen genade. Ik zal me erbij neer moeten
leggen dat ik zonder een maag die zijn achtergelaten
liefdesleven verteert en darmen die uit de pulp van
onze relatie nog voedzame bestandsdelen peurt
toch ervoor zorg dat zijn besluit aldaar
me niet straks teneerslaat maar opbeurt.

Wel heb ik een klacht ingediend bij De Taalunie

Het woord doet nooit wat je zegt.
Al heb ik me nu ook maar daarbij neergelegd
of we het nu liefde noemen of verlatingsangst
voor iedere verbinding ben ik letterlijk het bangst.

Terwijl ik voorheen toch dacht
dat het me geluk bracht
is het me nu te dubbelzinnig
en lijkt iedere hechting me onzinnig

ik kies voor een tijdje de stille trom
wacht geduldig op zijn terugkomst
waarmee alles toen ook begon,
en houd me voor een minnaar het domst.


terras as

Een drieluik met het beeld als scharnierpaneel van mijn gedichten óp’ die van Sonja Pos. Zij overleefde de oorlog, maar kon niet loskomen van het verlies, wat een enorme verlatingsangst en schuldgevoelens teweegbracht, opriep of versterkte. Een thema waar Boudewijn Büch ook in verdwaald was.

Onverwacht (Sonja Pos, 1965)

nu toch nog onverwacht  
midden op het meer verschuift  
weer een ss-er achter het riet  
kan plotseling een verdronken gek  
worden opgespoeld  
ontbonden of verrot  
een suizend ruimteschip terug  
komen tuimelen en haastig  
nu ik niet wil kijken  
hoe daar een aalscholver opduikt  
een witte gillende vis in zijn bek  
prevel ik bezweringen  
prevel ik  
ik ik prevel  
ik  

(Hier naar het plaatje kijken)

Schietgebed (Marius V, 1969)  

een storm  
steekt op
in haar glas  
verschuift het riet  

zet de ss-er in de zon   
op het terras, geniet  
ze van haar limonade  
en de tijd voor een schot  

voordat de vogel is gevlogen  
heeft zij haar blik gelost  
gunt hem geen genade  
al prevelt hij, jij, jij, mijn God….  

"Opa, Judith, Sam, Rebecca, Ronnie, tante Etty, oom Wolf en uw dochters, prevel ik innerlijk, ik heb alles opgeschreven. Nu voel ik mij heel alleen. Jullie zijn al zo lang weg. Ik was zo bang voor de liefde. (-) Eindelijk ben ik zover dat ik de werkelijkheid begin te aanvaarden zoals die is. Misschien ben ik toch nog heel geworden, heb ik mijzelf heel geschreven." (Uit: Daglicht, autobiografie van SP, Contact, 1994)