Van de boodschappenjongens was Hermes de stoutste. De Griekse boodschapper van de goden verdween helaas met de komst van het christendom van het toneel, omdat hij zich niet liet voegen in het script van louter engelen aan Gods kant en louter kwade geesten aan de kant van Satan. De goddelijke schelm droeg immers beide zielen in de borst, waardoor goed en kwaad in hem samenkwamen. Terwijl de christenen net de geweldadige God uit het Oude Testament hadden gescheiden van de liefdadige God uit het Nieuwe Testament.
Hermes was als innerlijke gids van de menselijke ziel te zeer voor hen een plaaggeest, die uit zou zijn op misleiding in plaats van verlossing. Voor wie zonden als doornen in het vlees staken, was hij niet de boodschapper waar men blind op kon vertrouwen dat het allemaal wel goed zou komen met de mens. Het christendom wilde per se nare voorvallen uitsluiten. Haar handelsgeest zocht en vond dergelijke waarborgen; en wel in de hand Gods. Onverwachte gebeurtenissen kregen het teken dat er wat mee gezegd werd voor de goede verstaander, namelijk degene die blind in hem geloofden.
Een min of meer synchroon samenvallen van goede en kwade gebeurtenissen kan ook de christenmens echter niet uitbannen. De realiteit bestaat daarvoor te zeer uit toeval, waarin de oude Hermes de hand lijkt te hebben. Zinvol toeval, de literatuur kent veel van dergelijke verhalen. Ze hebben de taal verrijkt met spreekwoorden, die als waarheid de ziel vermaken. Van een gelukje bij een ongelukje tot als je het over de duivel hebt, trap je hem op zijn staart. Men voelt zich behoed door het geluk dat men toevalt, wetende van de hoogmoed voor de val.
Paranormaal lijkende voorvallen krijgen in steeds meer boeken een sacrale betekenis, die de wereld ten diepste bijeenhoudt. Springende waterleidingbuizen in een koopwoning worden door de aspirant koopster ervaren als teken dat het huwelijk met haar man ondraaglijk is geworden en dat ze daar bijtijds op geattendeerd wordt. Al is het verhaal nog zo gelaagd met twijfels over het waarheidsgehalte van de menselijke ervaring.
Synchroniciteit doet ons, door de gedateerdheid van ons brein, de werkelijkheid nu eenmaal gemakkelijk ervaren zoals de oude Grieken zich de zin van alle gebeurtenissen verbeeldden. Moderne mythen en magie spelen zich af in bibliotheken, wachtkamers en bushaltes, waar het je kan overkomen dat je je verdiept in een boek over de magie van het toeval, waarin Hermes als verborgen geest figureert, terwijl tegenover je de ander zich vermaakt met een satyre op de hedendaagse comeback van Hermes. Alsof de boodschapper tegelijk met een zinvol toeval wil aangeven dat je hem niet al te serieus daarin moet nemen. Zoals grote schrijvers als Reve de lezer kan aangrijnzen.
In Ein Gott der Frechheit laat Sven Nadolny Hermes als God van het Kruis en de Nacht, en die van de Dieven en van de Kooplui, weer eens de held spelen die hij ooit voor velen was. Hij beschrijft hoe Hermes 2000 jaar geleden door de kreupele Technologie-God Hephaestus aan een krater zou zijn vastgeketend, tot een aardbeving in het voorjaar van 1990 hem van zijn boeien bevrijdt en hij zich in de armen stort van Helga, die op kruisvaart is. Samen oplopend mijmert hij over de zin van de afgelopen 2000 jaar veranderingen, die de mensheid religieus geen snars wijzer hebben gemaakt.
Sinds deze roman duikt de Griekse boodschapper van God steeds vaker op als figuur in verhalen en filosofische verhandelingen. De god van de sprong, de snelle greep, de gelukkige vondst en de brutaliteit steekt zijn kop weer boven het water van de moderne tijd en zoekt naar ons als zijn dorstige publiek. Zijn alter ego is een witte tijger geworden, die als een vis in het water dolt met het vlees dat de eng slanke Hermes hem treiterend voorhoudt, terwijl hij zijn staf met de twee slangen in aanslag heeft, en hem tracht te lokken in zijn bevroren domein met het neuriën van een stokoud kinderliedje:
Poesje mauw, kom eens gauw,
ik heb ’n lekker stuk vlees voor jou!
En voor mij, een vork erbij.
O, wat heerlijk smullen wij!
(aflevering 4 van een steeds langer gerekt essay over het samenvallen van literatuur en religie)