
acceptatie van veranderingen is voorwaarde voor iedere integratie
Het botsen van beschavingen vanwege een wederzijds statisch cultuurbegrip van de ander hoort in het minderhedenbeleid geanalyseerd te worden en tot een nieuwe visie te leiden. De keuze aanpassen of accepteren leidt slechts tot polarisatie van ideologiëen, die beiden voor behoud zijn van de culturele identiteit en cultuur essentialistisch opvatten en daardoor verdingelijken. Voor zo’n nieuwe kijk is een driedimensionaal model van integratie door de onderzoekers Godfried Engbersen en René Gabriëls ontwikkeld.
Zij stellen tegenover de volledige assimilatie dat integratie functioneel moet zijn en geslaagd is met de verwerving van een goede maatschappelijke positie door migranten. Deze functionele dimensie van integratie vullen zij aan met een morele: zich aan de geschreven en ongeschreven regels van het maatschappelijk verkeer houden. De eigen culturele identiteit kunnen ontwikkelen en uiten noemen zij de expressieve dimensie.
Het model geeft als het ware de voorwaarden aan voor een realistisch integratieperspectief. De verschillende dimensies van integratie kunnen elkaar begrenzen om niet met elkaar in conflict te komen. Het biedt de mogelijkheid om culturele uitingen, zoals eerwraak of vrouwenbesnijdenis die bij wet verboden zijn, bespreekbaar te maken zonder de gehele cultuur of identiteit te verwerpen. Want aan elk van de drie dimensies van integratie moety worden voldaan.
De argumentatie is helder. Als migranten massaal zijn uitgesloten van het arbeidsproces dreigt sociale desorganisatie. Houden ze zich niet aan de wet en de ongeschreven sociale regels, dan dreigt anomie of normloosheid. Krijgen ze geen gelegenheid hun eigen collectieve identiteit te ontwikkelen en te uiten, dan dreigt vervreemding en identiteitscrisis.
Gedwongen aanpassing is overbodig, omdat mensen zich per definitie in meer of mindere mate aanpassen aan een nieuwe situatie en deze vaak ook benutten om dilemma’s in de eigen cultuur op te lossen. Het is contraproductief omdat het onbedoelde gevolgen kan hebben. Het werkt meestal averechts uit, zoals de assimilatiepolitiek van de Amerikaanse overheid laat zien.
De assimilatiepolitiek in de VS heeft tot een sterker in plaats van zwakker etnisch bewustzijn geleid en etnisch-getinte politieke bewegingen op de been geholpen. Zo’n Arabisch-Europese Liga van Abou Jajah, die migrantenjongeren oproept trots te zijn op hun eigen identiteit en culturele achtergrond, dragen dit gevaar ook in zich. De voortdurende roep om volledige aanpassing heeft ook nadelige psychologische gevolgen.
Het veroorzaakt dan wel verergert de spanningen binnen migrantengemeenschappen, tussen degenen die zich wel willen aanpassen én degenen die dat niet willen. De aanpassers worden als verraders gezien en uitgescholden voor ‘bounty’: zwart van buiten, wit van binnen. Juist de radicalen krijgen erdoor de overhand. Degenen die tot aanpassing bereid zijn, raken gemarginaliseerd. Het gevolg is dat men het tegendeel heeft bereikt van wat men wilde bereiken.
Een te sterke druk op migranten om zich aan te passen kan gevoelens van vervreemding, uitstoting en frustratie oproepen. Migranten verkeren als vreemdelingen altijd al in een zeer moeilijke positie. Enerzijds hebben ze door hier te komen al afstand genomen van hun oude samenleving, anderzijds voelen ze zich in hun nieuwe samenleving niet geaccepteerd en komen daardoor in strijd met de eigen keuze.
Het vreemde aan de discussie over monoculturele aanpassing, multiculturele acceptatie of driedimensionele integratie is dat in alle drie modellen migranten zich bovenal thuis dienen te voelen in hun nieuwe samenleving. Wie echter alleen geduld wordt voor zover hij of zij zich aanpast of juist zijn opvattingen en gedrag nooit verandert, voelt zich niet meteen en zeker niet op den duur geaccepteerd binnen of buiten de eigen kring. Dat geldt voor iedere minderheid, voor elk individu dat afwijkt van de groep en voor elke groep waar men bij wil horen of die voor haar leden een betere maatschappelijke positie wenst.
Dat mensen zich in een samenleving thuis moeten voelen is eigenlijk een zaak van gastvrijheid. Het berust als verlangen op een gedeelde ervaring alleen tussen alle anderen te kunnen verkeren. Het gaat om de inclusie, het gevoel er helemaal bij te horen, waar we allemaal behoefte aan hebben en wat ook gedeeld wordt met alle mensen op de wereld. En in feite gaat het om de universele vaardigheid van het combineren van drie levenssferen: familie, vrienden en werk.
Het 3-dimensionele model biedt ons als het ware een huis met het werk op de begane grond, de familie op de 1e verdieping en de vrienden op zolder, waar we als het ware per étage meer aan elkaar kunnen vertellen en tegelijk ons moreel en functioneel zelfstandiger en daardoor volwassen doet zijn. Wie leeft eigenlijk niet in deze drie dimensies en waarom zouden we dat dan niet hanteren als model voor en van ieders integratie? Immers, binnen iedere gemeenschap c.q. cultuur houden we met deze drie vormen van nabijheid of afstand rekening en zijn we allemaal vaardig geworden om ons zo optimaal mogelijk op de ander af te stemmen.