Post Tagged ‘identiteitscrisis’


Vannacht kopje onder gegaan

in mijzelf als denker over de ander

die we zijn voor elkaar, dat ik nooit verander

en blijf wie ik ben, zonder ooit eens dood te gaan

Ik schrok van mijn oneindige woordenstroom

waarin ik me door het leven beweeg

het werd een kletsnatte droom

over water dat mij vastreeg

in een quilt van al mijn uitspraken

die als een boemerang me confronteerden

met het gebrek om alles als vissen te willen kaken

die sterven in een samenleving waarin ze mij negeerden

Daar heb je hem weer hoorde ik plots mijn eigen stem zeggen

ik schrok wakker en schreeuwde: ik zal me voortaan bij alles neerleggen

Rotterdam-Feijenoord, 27 juli 2011


 

 

huis vrouw

 

 

 

Vandaag zou de Messias op De Hiaten verschijnen. Dat zal ook het geval zijn, maar het wordt aanvankelijk niet opgemerkt. Heel De Hiaten is in de ban van haar eigen geschiedenis als de Burkabewoner de haven binnen vaart. Die geschiedenis omvat talloze tijdperken, waarvan vooral de laatste iedereen nog zwaar op de maag ligt. In dat tijdperk, waarin De Techniek hen tot nadenken heeft gestemd, zijn de huisvrouwen in een identiteitscrisis geraakt. Daarom is het vooral hun geschiedenis die de bevolking bezighoudt.

 

Het zijn de scheten van de hangvrouwen die zorgen dat er huisvrouwen rondlopen op De Hiaten en de maatschappij ontwikkeld wordt conform het historisch materialisme naar een heuse klassenmaatschappij. Bevroren scheten die na condensatie aggregeren tot een vaste maar zeer soepele stoffer en blik op benen. Ze gaan aan de slag direct na inblazing van hun taak het huishouden geheel belangeloos te verzorgen. Als huisvrouw zijn ze een en al in beweging zonder oog te hebben voor verlichting van hun werk. Ze kunnen niet stilstaan en moeten daardoor de Techniek aan hen voorbij laten gaan.

 

In de loop der tijd is het huishouden desondanks flink gemechaniseerd. Dit is vooral het werk geweest van de binnenmannen, die hun bestaan te danken hebben aan de afwezigheid van gelijkheid tussen mannen en ook vrouwen op De Hiaten. Deze afwezigheid werd steeds meer gezien als een hiaat die niet verwacht werd van een cultuur waar de hangvrouw de scepter stilhield en de mannen hun gang liet gaan, doorgaans. Hoe vaker men die afwezigheid ervaarde als een tekortschieten hoe sterker men zag wat men miste. Het hiaat van maatschappelijke gelijkheid biologeerde de Hiaten dusdanig, dat men op den duur alleen bezig was met het zien van ongelijkheid. Een even sterke, slimme en gemakzuchtige huisvrouw werd uiteindelijk ook door de hangvrouwen en de loopmannen gezien als een tastbaar tekort en de schaduw van de geëmancipeerde slavin doemde steeds meer op in de beeldvorming van wat maatschappelijk verwacht werd.

 

De binnenmannen zijn als boorlingen van wat op de Hiaten gemist werd in het huishouden vanaf het begin doordrongen geweest van hun afhankelijkheid van de verwachtingen van de ander. Daarom hebben zij zich geheel en al op de Techniek toegelegd, die die afhankelijkheid voor allen tot nul zou kunnen reduceren als het werkt en men ‘dus’ blijft bewegen volgens het mannelijke principe. Wat conform de wetten van hun aangeboren paralogica, waaraan ook het menselijk brein volgens de Hiaten gehoorzaamt, doorgaans het geval is.

 

Echter niet de Techniek op zich, maar de perceptie van een huishouden dat geheel gemechaniseerd is, is de huisvrouw noodlottig geworden. Zonder een slaventaak bestaat ze niet meer en van een verwachting die haar gemis zou teniet doen is geen sprake nu het huishouden voor zowel de hangvrouwen als de loopmannen, de binnenmannen en de huisvrouwen zelf op rolletjes loopt. Van haar blijft slechts de aanwezigheid over van degene die er net zo goed niet hoeft te zijn. In zo’n toestand van economische, maatschappelijke en culturele overbodigheid resteert haar alleen nog van zich te doen spreken met een protest-haiku, waarin zij zichzelf wegcijfert naar haar aard en het huis het protest laat verwoorden:

 

Een huis zonder vrouw

is als een armloos gebouw

een galg zonder touw

 

 

De enige binnenman met stoffer, blik en kinderwagen in de pre-I-hold-uitvoering wordt door deze nymfenzang gegrepen. Hij ervaart het klagen van de huisvrouw als een klacht van het gehele huis zonder vrouw die het schoonhoudt en ziet daarin onmiddellijk het begin van een ingrijpende verandering op De Hiaten. De belangrijkste voorwaarden voor een omwenteling zouden volgens zijn vlugschrift zijn dat zowel de onmacht van de taakloze huisvrouw als de macht van de roerloze hangvrouw vanwege wringende hiaten aanwezig zijn in het lokale dominante cultuurpatroon. Er hoeft maar even iets te gebeuren en het onbehagen wordt de lokale mensheid teveel. Zij voelen zich, volgens deze binnenman, tot handelen tegen het vrouwelijke principe van roerloosheid gedreven door uiteindelijk het principe zelf, dat actief ingrijpen in de maatschappelijke ontwikkeling uitsluit.

 

Uit: De kiem van rebellie op De Hiaten. Een documentaire van de BBC.


prakhuis
 
acceptatie van veranderingen is voorwaarde voor iedere integratie
 
Het botsen van beschavingen vanwege een wederzijds statisch cultuurbegrip van de ander hoort in het minderhedenbeleid geanalyseerd te worden en tot een nieuwe visie te leiden. De keuze aanpassen of accepteren leidt slechts tot polarisatie van ideologiëen, die beiden voor behoud zijn van de culturele identiteit en cultuur essentialistisch opvatten en daardoor verdingelijken. Voor zo’n nieuwe kijk is een driedimensionaal model van integratie door de onderzoekers Godfried Engbersen en René Gabriëls ontwikkeld.

Zij stellen tegenover de volledige assimilatie dat integratie functioneel moet zijn en geslaagd is met de verwerving van een goede maatschappelijke positie door migranten. Deze functionele dimensie van integratie vullen zij aan met een morele: zich aan de geschreven en ongeschreven regels van het maatschappelijk verkeer houden. De eigen culturele identiteit kunnen ontwikkelen en uiten noemen zij de expressieve dimensie.

Het model geeft als het ware de voorwaarden aan voor een realistisch integratieperspectief. De verschillende dimensies van integratie kunnen elkaar begrenzen om niet met elkaar in conflict te komen. Het biedt de mogelijkheid om culturele uitingen, zoals eerwraak of vrouwenbesnijdenis die bij wet verboden zijn, bespreekbaar te maken zonder de gehele cultuur of identiteit te verwerpen. Want aan elk van de drie dimensies van integratie moety worden voldaan.

De argumentatie is helder. Als migranten massaal zijn uitgesloten van het arbeidsproces dreigt sociale desorganisatie. Houden ze zich niet aan de wet en de ongeschreven sociale regels, dan dreigt anomie of normloosheid. Krijgen ze geen gelegenheid hun eigen collectieve identiteit te ontwikkelen en te uiten, dan dreigt vervreemding en identiteitscrisis.

Gedwongen aanpassing is overbodig, omdat mensen zich per definitie in meer of mindere mate aanpassen aan een nieuwe situatie en deze vaak ook benutten om dilemma’s in de eigen cultuur op te lossen. Het is contraproductief omdat het onbedoelde gevolgen kan hebben. Het werkt meestal averechts uit, zoals de assimilatiepolitiek van de Amerikaanse overheid laat zien.

De assimilatiepolitiek in de VS heeft tot een sterker in plaats van zwakker etnisch bewustzijn geleid en etnisch-getinte politieke bewegingen op de been geholpen. Zo’n Arabisch-Europese Liga van Abou Jajah, die migrantenjongeren oproept trots te zijn op hun eigen identiteit en culturele achtergrond, dragen dit gevaar ook in zich. De voortdurende roep om volledige aanpassing heeft ook nadelige psychologische gevolgen.

Het veroorzaakt dan wel verergert de spanningen binnen migrantengemeenschappen, tussen degenen die zich wel willen aanpassen én degenen die dat niet willen. De aanpassers worden als verraders gezien en uitgescholden voor ‘bounty’: zwart van buiten, wit van binnen. Juist de radicalen krijgen erdoor de overhand. Degenen die tot aanpassing bereid zijn, raken gemarginaliseerd. Het gevolg is dat men het tegendeel heeft bereikt van wat men wilde bereiken.

Een te sterke druk op migranten om zich aan te passen kan gevoelens van vervreemding, uitstoting en frustratie oproepen. Migranten verkeren als vreemdelingen altijd al in een zeer moeilijke positie. Enerzijds hebben ze door hier te komen al afstand genomen van hun oude samenleving, anderzijds voelen ze zich in hun nieuwe samenleving niet geaccepteerd en komen daardoor in strijd met de eigen keuze.

Het vreemde aan de discussie over monoculturele aanpassing, multiculturele acceptatie of driedimensionele integratie is dat in alle drie modellen migranten zich bovenal thuis dienen te voelen in hun nieuwe samenleving. Wie echter alleen geduld wordt voor zover hij of zij zich aanpast of juist zijn opvattingen en gedrag nooit verandert, voelt zich niet meteen en zeker niet op den duur geaccepteerd binnen of buiten de eigen kring. Dat geldt voor iedere minderheid, voor elk individu dat afwijkt van de groep en voor elke groep waar men bij wil horen of die voor haar leden een betere maatschappelijke positie wenst.

Dat mensen zich in een samenleving thuis moeten voelen is eigenlijk een zaak van gastvrijheid. Het berust als verlangen op een gedeelde ervaring alleen tussen alle anderen te kunnen verkeren. Het gaat om de inclusie, het gevoel er helemaal bij te horen, waar we allemaal behoefte aan hebben en wat ook gedeeld wordt met alle mensen op de wereld. En in feite gaat het om de universele vaardigheid van het combineren van drie levenssferen: familie, vrienden en werk.

Het 3-dimensionele model biedt ons als het ware een huis met het werk op de begane grond, de familie op de 1e verdieping en de vrienden op zolder, waar we als het ware per étage meer aan elkaar kunnen vertellen en tegelijk ons moreel en functioneel zelfstandiger en daardoor volwassen doet zijn. Wie leeft eigenlijk niet in deze drie dimensies en waarom zouden we dat dan niet hanteren als model voor en van ieders integratie? Immers, binnen iedere gemeenschap c.q. cultuur houden we met deze drie vormen van nabijheid of afstand rekening en zijn we allemaal vaardig geworden om ons zo optimaal mogelijk op de ander af te stemmen.


niuewe marga

 
GIOMEM 6 
 
De vier zwarte jaren in Sirius levensloop, van 1965 tot 1969, krijgt hij nooit meer scherp op zijn netvlies. In die periode verkeert hij in twee volkomen gescheiden werelden, waarin hij twee door elkaar heen lopende crises meemaakt. Een geloofscrisis en een identiteitscrisis, zoals Marga Klompé die rond haar twintigste moet hebben doorgemaakt. Toen zij scheikunde in Utrecht studeerde en met haar kandidaats op zak tevens les ging geven aan de plaatselijke MMS.

Ook zij is opgevoed in een christelijk geloof dat verdedigd moest worden tegen de toenemende twijfel aan God en de daarmee gepaard gaande secularisatie van je diepste overtuigingen. Door de nieuwe inzichten die ze buiten het gezin opdeed sloeg de twijfel ook bij haar toe. De onbegrepen God die moet lijden voor de mensheid en het lijden van de mens aan onbegrip van de kant van die God botsten ook in haar ziel op elkaar. Zij leefde een aantal jaren buiten de kerk, zoals Sirius na zijn 14e in de kerk afwezig was. Marga kwam diepgelovig uit de crisis, van mystiek doordrenkt. Sirius kwam zonder kerk eruit en met een onstuitbare drang, als het niet anders kan, een eigen religie te ontwikkelen.

Vandaar dat hij op zijn 20e een nieuwjaarswens van haar krijgt, waarin zij haar foto heeft laten verwerken en hem met een mystiek aforisme een hart onder de riem wil steken. Iets is me dierbaarder dan een offer, schoner dan de hand die het ontvangt, staat dwars door slapende of geslachte lammeren of schapen of geiten heen geschreven. Tussen en half over de twee afwezige schapen in het midden van de kaart, heeft zij haar foto geplakt waarop zij zo’n 20 á 25 jaar was; schat Sirius. Ze lijkt sprekend op zijn moeder, toen ze 28 was en voor één dag in haar leven haar kapsel meer volume had gegeven.

In een krabbeltje op de achterkant laat ze weten nog altijd in zijn visie op de veranderingen in de samenleving geïnteresseerd te zijn, maar dat ze het geheel aan Sirius overlaat om op haar vraag in te gaan. De overeenkomst van haar wenskaart en de rouw om zijn vader, die in 1969 overleed en met de tekst Zie het Lam Gods in Delft begraven ligt, valt hem deste te rauwer op zijn maag, nu blijkt dat hij toch met haar gesproken heeft. De zo persoonlijk getinte boodschap doet hem in een verschrikkelijk huilen uitbarsten. Het treft hem dat zij zijn vasthouden aan iets dat ver boven hem reikt en tegelijk diep in hem rondwaart als een wees zonder huis, zo aanspreekt. Zou zij één van de heiligen zijn, die voor alle vormen van geloofsbeleving diep respect hebben en tegelijk hun geloof geheel voor zichzelf weten te houden.

De heilige Godsweters, die zich nooit als Godskenners zullen wagen aan een discussie over het geloof, zoeken geen ruimte om te getuigen of het geloof te verdedigen. Zij willen al hun tijd steken in een betere wereld. Sirius proeft onmiddelijk dat ze elkaar zoveel zouden kunnen vertellen over hoe het is om je ouders lief te hebben, hun geloof te respecteren, maar geen gehoor meer kunnen vinden voor het eigen lijden. Tegelijk is hij als de dood zo bang voor zo’n intiem gesprek, waarin hij de ander het liefst zichzelf met huid en haar aanbiedt.

Die avond fietst hij alleen naar Katwijk, waar zijn oom Wim dominee is en die, sinds oom Arend door de mand viel, op afstand voor zijn voogd speelt. Hij gaat met opzet naar zijn kerk, maar een andere bonder preekt er en hij houdt het er niet langer dan 5 minuten uit. Op de boulevard staart hij naar de Noordzee, waarover Marga na haar overlijden in 1986 uitgestrooid zal worden na een rouwbijeenkomst waar zij verboden heeft om over haar persoon te spreken. Iets is me dierbaarder dan een offer, schoner dan de hand die het ontvangt. Het bijgedragen hebben aan een land, een volk en een maatschappij was haar doel. Zoals een werkbij zich geheel op kan offeren, met huid en haar, voor het voortbestaan van de soort en daarbij niets met dat offeren zelf heeft, maar juist alles met het voortbestaan van de mensheid.

Dat Marga de mensheid van dienst is geweest, dat staat voor Sirius vaster dan de bron van haar en zijn geloof. Zij wist als eerste vrouwelijke minister in Nederland, de Algemene Bijstands Wet in te voeren in 1963, waar decennialang over gesteggeld was en die van levensbelang is voor de zwaksten in de samenleving zolang het systeem kapitalistisch in haar handel en wandel is. Het bijdragen aan de mensheid, een voor de samenleving gezonde afwijking van haar dominante cultuurpatroon om het exploiteren van mensen als belangrijkste bijdragen aan de maatschappij te stimuleren, ja, dat wil hij vanaf zijn 20e wel iedere dag. Met Marga’s kaart in zijn hand mijmert hij over het ontwerp van een overeenkomstig bankbiljet voor De Eindtijd van het kapitalisme.