Wie ben je eigenlijk?, vroeg ik mij af,
ik dacht dat ik je kende en alles van je wist.
Ik heb me gruwelijk in mijzelf vergist.
Wat mijn mond was, werd een stinkend graf.
En wie ben jij dan?, riposteerde de stem.
Blauw van de kou in mijn innerlijke dialoog,
waarin ik loog dat ik dezelfde was, hem,
die met zijn afkeer voor mij mij zo bedroog.
Met nog maar een flauwe afspiegeling van jou,
nam ik mijn woorden terug en werd vuurrood
van de ontkenning dat hij altijd mij is en ik me ontbloot
van hem, mijn evenbeeld bevries in onze kou.
De druiven zijn zuur als je als man en vrouw
in je huis van vlees verkeert in kwade trouw
Rotterdam-Vlissingen, 28 juli 2011