Vervolg van Zaligski’s zetel
In een immense vliegende hollander scheurt de vrouw van de boekhandelaar in iets meer dan een vloek en een zucht de winkel binnen. Het oude elleboog-stoom-voertuig is voorzien van een stoel van de firma Beenhakker en zorgt dat ze vlak voor de klant letterlijk opveert door het wederopstanding-mechaniek van de zetel zelf.
“Mag ik even?”, vraagt ze beminnelijk en neemt de dichtbundel uit zijn handen. Als ze het boekje opent, ziet hij pas dat op de kaft een afbeelding van het geestesoog staat. Waarvan de pupil allerlei gezichten lijkt weer te geven, die samen een minuscuul middeleeuws universum vormen. Tenminste, die indruk maakt het op de klant.
Gefascineerd door de langgerekte gestalte rechts in het midden fantaseert hij een monnik die door een schilderij loopt, waarin taferelen zijn samengebracht die verschillende plaatsen en tijden verbeelden. Hij ziet de monnik afgebeeld als de ‘Gestalt’ van de middeleeuwen. Het geheel dat meer is dan de som van het totale weten van de middeleeuwse geest, onaangetast door het splijten van ziel, geest en lichaam en nog niet vervreemd van de natuur. In de bewegingen van de nachtelijke lucht verschijnt een hele film van de overgang van het mystieke geloven in een onbegrijpelijke God naar een door de ratio gedreven zoektocht naar de waarheid. Nog onbelemmerd door het bijziende egocentrisme van de moderne wetenschappen en de filosofische wendingen van de geest in ´De Verlichting´.
Als hij zich afvraagt wat die blauwe schedel precies voorstelt en of het een hoofd van een borstbeeld is van een keizer of paus, onderbreekt de wedergeboren christenziel zijn eigen gedachtegang. “Ach, u hebt net van Zaligski’s Zetel geproefd”, hoort hij haar bijna meewarig opmerken, “en nu bent u geraakt door haar zeggingskracht. Dat strekt u tot eer, al is het haar niet echt gelukt om dichtbij het lichaam te komen, waarin we met elkaar zijn en het Zelf verlaten is. Het is mij als geheel iets te boeddhistisch. De ziel is voor mij het voor waar aannemen dat de mens op eigen kracht het niet redt, dat er een veel beter leven na de dood wacht en dat de geest in die ziel je laat weten dat je gered wordt op de Laatste Dag, De Heilige Geest. Het leven is voor boeddhisten een kooi, maar voor mij is het een geschenk, dat als je het zonder morren aanvaardt een zetel bevat in Jezus. De onvolmaaktheid van de wereld is geen toeval, mijnheer. De overschatting van de mens zelf ligt daaraan ten grondslag. Ooit was alles samen in Zijn Lichaam en nu resteert daar nog slechts een ziel van, een verlangen naar heling van alles dat in scherven ligt.
“Zolang het een verlangen blijft, ga ik een heel eind met u mee, mevrouw”, probeert de klant tussen haar getuigenis te komen. “Er is niks mis met die neiging om alles en iedereen lief te willen hebben, zodat er een eenheid kan ontstaan waarin we ons zielsgelukkig voelen. De ratio van een zelfstandig denkend mens kan ons dat evengoed aanbieden als die van het geloof in een God die alles al voor ons heeft uitgedacht. Zelfs ben ik geneigd om de logica van een drie-eenheid algemeen geldig te verklaren, waarin ons bewustzijn van een onderlinge band door middel van een superstitie bevestigd wordt. Als we daar tenminste het bedrog van willen doorzien als een schitterend tekort. Daardoor kwam ik ook deze winkel binnen. Namelijk met de hoop dat een ziel voorradig kon zijn, waarmee ik kan stoeien om van binnen te aanvaarden dat iedere rede waan is in het licht van ons verlangen naar de stilte in ons hoofd voor het puur genieten en louter geluk ervaren.”
“ Vindt u niet dat uw getuigenis van je zelf verlost worden de Zetel van Zaligski juist omlaag haalt,” verandert de klant zijn toon om daarna een mini-kruistocht te beginnen tegen het ‘ debunken’ van wat er aan kracht in ieder mens zelf aanwezig is om het helen binnen de eigen bovenkamer te houden. “Mevrouw, dat u een lus buiten u in uw leven nodig hebt, dat respecteer ik ten volle, en dat die lus bij u een schuilplaats in een oude profeet is, die u naar het einde der dagen meezeult, neem ik voor zoete koek. Maar de zetel, waar ik me zo-even in verdiepte, is van een hogere orde dan de angst voor het laatste oordeel het hoofd bieden met een mystieke eenwording. Het grijpt me aan wat ze schrijft. Alsof de ziel het vluchtigste is van alles wat een mens in zijn bestaan aan aanwezigheid kan ervaren van de grootste samenleving, het universum, terwijl het daar het continuüm, het grote verband, van zou zijn volgens de overlevering.”
“Precies,” valt de winkeliersvrouw hem in de rede, “Het Verbond, daar gaat het om, dat kan de ziel weer herstellen.”
“Dat bedoel ik niet,” legt hij haar wat kalmer uit, “zij schetst voor mij de beperking van ons bewustzijn van een hogere eenheid. De notie van een ziel kunnen we niet verder brengen dan de lege zetel waar de suggestie van een onstoffelijk wezen zich bevindt. Zoals we dat ook kunnen ervaren bij het bewustzijn deel uit te maken van een grotere eenheid dan de directe omgeving.”
Spontaan dicht hij:
Geheel gebroken
We waren broeders in een stam
onlosmakelijk verbonden
door het teken
van de bloedband
en nu in verre streken
voel ik me meer verwant
met de zielen van degenen
die mijn gedachten uitspreken
dan met mijn naasten in een gezin
dat een huishouding deelt als linking pin
op een schaal van steden, landen en werelddelen
die het lot van de ander nauwelijks wat kunnen schelen
omdat we de ziel niet herkennen in een aardkundig geheel
al spreken alle burgers met dezelfde stem als één keel.
“Het is allemaal loze verbeelding van een hogere plaats dan waar de mens zich bevindt in het continuüm van de tijd en ruimte die hij met de ander deelt”, licht hij zijn poëzie toe en ziet opeens in het oog het uiteinde van een geologische tijd-spiraal ontstaan, waarin de monnik langs zijn weg bomen plant die het bos vormen waarvan de hele boekwinkel leeft.