Op het hedendaagse sterfbed
ligt de mens op zijn buik te verlangen
naar een teug adem zonder pijn in de borst
terwijl de slangen in zijn kille nest zuurstof pompen
voor de eeuwige strijd om het voortbestaan
in de schemer van een purperrode avond.
Buiten regent de eenzaamheid langs de ruit
over de door de meeste mensen verlaten straten
kruipen zwerfkatten onder het afval uit van de horeca
pissen verdwaalde honden hun geur op luide avondklokken
vermenigvuldigen delende cellen hoofdpijnen in de kopjes
boordevol geschiedenis van een samenlevingsarm bestaan.
Zichzelf deppend onder een ‘quilt’ van gestikte mondkapjes
voor de vele persoonsvormen in zijn overbevolkte bovenkamer
maakt een leger bromvliegen van zijn gehoorgangen bulderbanen
aerosolen geladen met virusdeeltjes verstoppen zijn beide neusgaten
tot de president van de wereld uitroept dat het nu wel volbracht is
nu zijn stemmers ondersteboven gehangen wortel schieten
op de i-phone van zijn thuiswerkende zakenpartner
waar hij in een hologram post mortem voortleeft
kopstoten uitdelend als een zwarte specht
eeuwig happend naar de laatste adem.