De hand van de grazende liefde
De voogdij van Sirius is in vele handen geweest voordat zijn oom Arend opduikt als het brein achter het poppenspel. Zijn meester in Gameren is de eerste die zijn oom gevraagd heeft om extra op hem te letten. Hij heeft voor zijn aanstelling gezorgd, toen hij in zijn broer een profeet zag en besloot dat hij dan op afstand zijn lastig kind onder zijn hoede zou nemen. Sirius is daar achter gekomen tijdens een recherche van de studeerkamer, op zoek naar zijn dagboek dat Vader in beslag had genomen.
Tussen de verboden boeken treft hij mappen aan vol briefjes, aantekeningen en fotoos. De briefjes komen uit alle windstreken van zijn bestaan op aarde. Vader heeft ze zelf gedateerd, zodat hij moeiteloos zich een beeld kan vormen van de inlichtingendienst op GG, die speciaal vooor hem opgericht lijkt te zijn. Het oudste vermeldt dat hij gesignaleerd is in het dorpshuis. Er staat: uw zoon is hedenmiddag door onze wika (werker in kerkelijke arbeid) aangehouden toen hij verward uit een film in het dorpshuis over de kraamzorg kwam. Hij kon geen duidelijke verklaring geven over uw toestemming, noch over het entreegeld en zijn verwardheid zelf. Wij weten niet of er iets onoorbaars is gebeurd tijdens de film, maar hij bleef doorpraten over iets dat niet kan, mag en gezien is. Alsof hij iets bovenaards had meegemaakt.
Bovenaards, mompelt Sirius in zichzelf, dat was veel eerder het geval toen hij aan het eind van de Heilige Geestweg, in het poeltje tussen het kerkhof en de bouwplaats voor de nieuwe snelweg achter het dorp, in de snikhete zon zich door de wind opgetild voelde en daarin de handen van zijn meester ervaarde die hem geheel ontblootten en tot zich namen. De film was juist teveel benedenaards, waardoor het leek alsof de zuster op de fiets de zaal in reed, recht op hem af, en de dokter zijn verlostang dwars door het laken stak in het lichaam van zijn tante, die hij in het profiel van de actrice herkende. Het schreeuwen van een baby, die tienmaal vergroot de zaal in leek de zweven, had hem nog het meest beangstigd.
De wika herinnert hij zich nog goed. Wat een gluiperd! Hij had hem naar binnen gelokt, toen hij met zijn neusje tegen het raam gedrukt de zaal rondkeek waar hij van zijn vader nooit een voet over de drempel mocht zetten. Zij zijn niet van onze richting, jongen, was de verklaring. Zij menen dat alle aardse goederen door God aan ons gegeven zijn en zien nergens kwaad in. Terwijl wij toch beter weten, namelijk dat onze wereld van kwaad doordrenkt is. Het zijn de kinderen van De Slang, had zijn oudste broer Petrus hem toevertrouwd op zijn typische meerwetende, maar allesverzwijgende manier. De kennis van het goede van het kwaad zoeken zij in plaats van dat zij dat juist moeten mijden van Onze God.
Uit de krabbeltjes op de achterkant van het briefje blijkt dat de wika surveilleerde voor zijn meester, die de contactpersoon was van zijn oom, die weer zijn vader maandelijks rapporteerde met bijvoeging van alle procesverbaaltjes. Hij vindt tientallen mapjes tussen de verboden lectuur, waar Lukas hem de spannenste delen uit zijn blote hoofd van had geciteerd als ze ’s avonds in bed elkaar vermaakten met het absurde van hun opvoeding. Vooral de waarschuwingen dat kinderen geen kennis van de sexualiteit mogen hebben, omdat hun geestelijk leven nog zo kwetsbaar is. Kennis van, had Lukas geschaterd, ze bedoelen kennis aan, want van is onmogelijk iemand te onthouden.
Dat laatste had diepe indruk op Sirius gemaakt. Nu hij de briefjes in handen had, drong het als hernieuwd inzicht tot hem door. Kennis van het verbodene is een gegeven in de cultuur. Normaal volstaat dat om je er langs te bewegen. Je kijkt dan niet verder. Kennis aan het verbodene trekt je er juist naartoe, brengt je in de ban van hetgeen anderen voor zich afsluiten. En, filosofeert hij voor de verborgen boekenplank, kennis door wat je dan meemaakt, maakt je los van alles en iedereen dat je in het gareel probeert te houden. Dat is doorleefde kennis.
Hij wil nu toch het fijne van zijn hele dossier weten en verzamelt alle mappen in een archiefdoos, die hij onder de vloer van de logeerkamer verbergt. Wekenlang heeft hij de inhoud bestudeerd en in kaart gebracht hoe men al zijn gangen is nagegaan, tot aan zijn heimelijke uitstapjes ’s nachts aan toe die hij ondernam via een touw aan de schoorsteen, waarlangs hij zich liet zakken op het braakliggende stukje gemeentegrond naast de pastorie, waarop een electriciteitshuisje gebouwd was. Die uitstapjes waren stuk voor stuk expedities om de kennis van wat allemaal niet mag in kennis aan wat niet beleefd mocht worden om te zetten, die leidde tot doorleefde ervaringen en hem de wereld door en door liet kennen.
Het dagboek vindt Sirius er niet meteen door terug, maar wel genoeg informatie over het Englandspiel van zijn familie met hem. Na meester Van de Werken blijken zijn voetbaltrainer, de badmeester, beide buurmannen, het schoolhoofd en de kerkvoogd in dienst van zijn oom hem in de gaten te hebben gehouden. Iedere informant beschikte weer over eigen netwerken van gemeenteleden die tegenover winkels, koffiehuizen, filmzalen, openbare toiletten, parken, zwembaden en huizen woonden waar hij zich in hun ogen verdacht op had gehouden. Zo had zijn oom en daarna zijn vader een kerfstok zo lang als een Jacobsladder opgebouwd met delicten als: op zondag 2 maart twee rolletjes drop getrokken uit automaat tegenover het rusthuis, minstens een uur verbleven in het ondergrondse urinoir voor de bioscoop Kriterion, half naakt en bezweet aangetroffen in het kleedhok van de scheidsrechter, enz. enz.
Op zich is het natuurlijk niet leuk om al je gangen beschreven te zien, maar Sirius vindt er zijn inspiratie in om juist met deze kennis een tribunaal op te richten voor het schenden van zijn rechten op privacy. Het is dan dat hij de Vliegende Rechterd bedenkt, die hij jaren later in een strip over de zondeval zoals zijn evangelie het beschrijft, verwerkt. Voor de laster figureert daarin de Floragetuige die de Rechterd wraakt, omdat hij levend vlees mept bij zijn vonnis. Voor Sirius is dat de echte zondeval; de valse beschulding c.q. getuigenis van de mens die meent goed te doen door kwaad te spreken van de ander. Het klikken in dienst van degene die zelf buiten schot blijven is op zich geen delict, besluit hij als eerste artikel van zijn stenen tafelen. Want daar gaat het om kennis van de overtredingen. Wel als het om kennis aan die overtreding gaat.
kennis door is het ergst, want dat is in een liefdesrelatie gelijk aan kwade trouw. het belangrijkste verbod dat zijn evangelie kent: gij die kennis draagt van de zwakheden van de ander, gij zijt te kwader trouw als gij die kennis ontleent aan de liefde voor die ander en daar al grazend zelf de hand in heeft. met dit gebod besluit hij een tribunaal op te zetten en samen met lukas als aanklager en johannes als strafpleiter recht te doen spreken over de omgang met kennis van zijn tochten door de wereld om zijn bestemming te weten door zijn naaste familie. in zijn uitnodiging aan zijn beide broers om daartoe in de kelder samen te komen, spreekt hij van een noodzakelijk oordeel om het verleden verzoenbaar te maken voor de liefde in het huis van baäl. hij eindigt zijn oproep met: dat we tot een besluit kunnen komen waarin het mogelijk is om te zeggen het was niet netjes van onze verwanten, maar het geeft ook geen pas ze daarom als het kwaad in onze wereld te zien, daar hun liefde graasde waar het niet grazen kan en we allemaal keurige vouwen willen in onze relatie tot wie ons geschapen heeft.