
giomem 7
Het is pas in 1970 dat Sirius besluit om naar de studentenpsycholoog te gaan. Hij is totaal de weg kwijt. Nachtenlang heeft hij niet geslapen. Hij heeft teveel pannetjes op het vuur gezet en dreigt net als een jaar geleden de pijp aan Maarten te geven. Toen voelde hij zich ook zo schuldig en vol zelfhaat, omdat hij van alles had beloofd en niets had waargemaakt. Het is altijd teveel wat hij wil. Teveel voor een eenling en te hoog gegrepen voor een mens. In de nog geen twee jaar dat hij in Leiden woont heeft hij zes verschillende loopbanen gestart, van schrijver tot metaalbewerker.
Het liefst zou hij schrijver worden, dichter en journalist, maar ook uitgever, recensent en hoogleraar Letterkunde. Naast het liedboek, dat hij in 1962 al begonnen was met een dagboekje, is hij niet verder gekomen dan enkele gedichten, wat korte verhalen en een literaire correspondentie met een dispuutgenoot van SSRL, waar hij een blauwe maandag lid van was. Samen met hem, Ies van Wijk en nog enkele verdwaalden bij deze vereniging voor reformatorische studenten heeft hij er cabaretvoorstellingen gemaakt. Even is er gedacht aan een heuse cabaretgroep. Maar Sirius zag zichzelf niet het podium veroveren. De bloosangst hield hem onder het publiek. Uiteindelijk is hij redacteur geworden van het verenigingsblaadje, dat hem in contact brengt met Paul de Leeuw en via hem met Boudewijn Büch. Zijn schrijversloopbaan wordt er wel niet door gerealiseerd, maar wel zijn verlangen er één te worden.
Naast het schrijverschap ambieert Sirius diverse ambachten en vooral grote initiatieven die enorme evenementen teweeg kunnen brengen. Met de ambachten is het al snel droevig gesteld. Ze berusten voornamelijk op pocherij. Aan een vrouwelijke studente, die een oogje op hem heeft, vertelt hij dat hij prachtige glazen sieraden maakt. In zijn fantasie over haar borsten schotelt hij haar een bevroren waterval voor die vanaf haar schouders zal beginnen. Een schets van een meer gestileerde waterval heeft hij nog wel bewaard, maar niet gedateerd. Eenzelfde lot ondergaat de stoelbibliotheek. Voor zijn benauwde zolderkamertje op de Haarlemmerstraat ontwerpt hij een stoel in een boekenkast met diascherm voor het lezen van teksten op microfilm of -fiches of het doornemen van beeldmateriaal, een bolle lamp met draaibaar lichtvenster als spotje en een ingebouwd koffieapparaat.
Eén van zijn grote iniatieven is ‘Creamatie’. De ChristenStudentenRaad in Leiden heeft wel oren naar zijn plan om in één weekend de dialoog tussen Kerk, Wereld en Wetenschap te starten over Oorlog, Abortus en Dienstplicht in 3 gebouwen met daartussen kunstenroutes: het SSRL-gebouw op de Hoge Woerd, het gebouw van Augustinus aan het Rapenburg en de Koksschool in de Doelenkazerne dan wel het oude Diaconessenziekenhuis aan de Witte Singel, waar de penningmeester van de LSWH woonde. Van zijn plannen heeft hij slechts de aankleding van het SSRL-gebouw op papier gezet. De ingang zou de vorm van een vagina krijgen. Eenmaal binnen wordt men door het onderlichaam van de vrouw gegidst. In de baarmoederhals is de voorlichting gepland over alle fysiek inbrengbare voorbehoedsmiddelen en de mogelijke genotsverhogende ontwerpen en gebruik ervan.
Een mansgat naar de endeldarm geeft toegang tot de anus, waarin voorlichting over sodomie plaats kan vinden als opstapje voor een dubbelzijdige dialoog over anaal geslachtsverkeer als de synthese van homo- en heterosexualiteit. Sirius is van plan daar zijn Kritiek Op De Homosexualiteit prijs te geven. Een proefschrift dat hij nooit heeft afgeschreven en dat stelt dat de Kunst en Wetenschap van Anaal en Oraal Geslachtsverkeer de mens kan bevrijden van al haar sexevoorkeuren en -afkeer. In een brede gang vol eierstokken zal een dansgezelschap zowel de abortus als de genderchirurgie uitbeelden waar kerk, wereld en wetenschap elkaar in vasthouden om niet in die zonden te vervallen. Op de 1e verdieping kan men zich verkleden als uitgetreden priester, dolle mina, leernicht, flikkerlicht, neger, kapitalist, harakrishna, textielarbeider, Vietnamees, Amerikaans soldaat, universitair regent, licht matroos, activist, corpsbal enz. om in een biechtstoel aan orthodoxe priesters en dominees uit te leggen waarom men de leer van de kerk onmenselijk vindt en het geloof liever zelf bepaalt, maar daar wel graag Gods zegen voor krijgt.
Op de hoogste verdieping is een permanente vreetmanifestatie aan de gang voor de Derde Wereld. De maaltijden worden uitgeserveerd door schurftige honden, die volgeschminkt zijn met zweren en allerlei smerige wonden, en bestaan uit de lekkerste gerechten gemengd met pigmenten die de grootst denkbare variatie aan aantrekkelijke en afstotende kleuren weergeven. Men kan smullen van lijkbleke aardappelhoofden vol meeëtende pijnboompitjes, negerzoenen die vastkleven aan lippen, tongen en gehemelten, kaaskoppen vol schimmel(kaas)plekken, Bosche Bollen met alle denkbare kleurverschillen van de zogenaamd donkere huid, die duidelijk maken dat de blanke huid eerder in één kleur (leliewit) weergegeven kan worden dan de zogenaamde zwarte huid, die nergens op de wereld echt zwart is. Zo stikt het van dagelijkse activiteiten die in het gebouw binnenste buiten worden gekeerd om in de binnenwanden ervan leken, wetenschappers en geestelijken uit te nodigen met elkaar het debat aan te gaan over alles wat niet meer geloofwaardig is of juist om (meer) geloof vraagt.
In een laatste schets van een weekend over GOD (Gemeenschap Overheid Democratie) wil hij in de 3 gebouwen 3 nieuwe goden eren: de God van de gemeenschap, een duizendhoofdige pilaarheilige; de God van de maatschappij, een herder met een proppenschieter; en de God van de democratie, een mooiprater waarvan de twee gezichtshelften met elkaar in debat zijn. Hij neemt deze schets mee naar de studentenpsycholoog, die kantoor houdt in het gebouw waar ook de inschrijvingsadministratie van de RUL gehuisvest is.
De psycholoog, die een zenuwtik ontwikkeld heeft in zijn linkeroog, zit op de bovenste verdieping. Sirius neemt de trap en niet de lift. Bij de eerste treden herinnert hij zich dat hij daar vorig jaar nog gezeten heeft bij de bezetting van de RUL samen met zijn arm over zijn eerste vriendje geslagen en dat een fotograaf hen kussend op de foto wilde hebben. Hij had de man toen nog zijn camera willen afnemen. Terecht, maar ook wat overdreven, bedenkt hij zich nu. Hij wilde niet dat zijn familie erop aangekeken zou worden. Maar dat de fotograaf puur om de sensatie het in de krant wilde zetten, dat hoefde natuurlijk niet het geval te zijn geweest.
Op de 2e verdieping schiet hem te binnen dat hij geen lijstje met beroepen heeft meegenomen, waar ze bij het maken van zijn eerste afspraak om hadden gevraagd. Naast schrijver, schilder, danser, filmer, wetenschapper en zanger bedenkt hij zich dat hij ook graag producent zou willen zijn, sekteleider of het liefst architect. De avond ervoor heeft hij nog een prismaatje over japanse bouwkunst doorgenomen. De psycholoog grijpt er meteen naar als hij zijn adviezen formuleert. Voordat dat gebeurt, heeft Sirius eerst een hoogst merkwaardig gesprek.
Op de hoogste verdieping is de ingang van Het Bureau Studentenpsychologen. Hij krijgt eerst een stapel testen in de hand geduwd. Na ze in hoog tempo te hebben afgewerkt, wordt hij in een wachtkamer met een spiegelwand geplaatst. Als hij wat ongedurig wordt en ballorig de tijdschriften verscheurt voor een collage, gaat de spiegelwand open en kan hij direct op het hoofd van het bureau afstappen. Deze zit al knipperend met zijn linkeroog achter zijn stapel testbladen en geeft meteen de stoel aan waar Sirius op welkom is. Hij hoeft maar een half woord te zeggen en de man begint hem een oneindig perspectief te schetsen. Sirius hoeft voor niets bevreesd te zijn. De neuroses zullen vanzelf weggaan. Zijn probleem is dat hij teveel kan. Nog erger, glimlacht de man, is dat ik je geen specifieke adviezen kan geven. Je kunt in principe alles. Je intelligentie is ver boven gemiddeld, maar dat zijn je interesses nog veel meer. Is er echt niets dat je het meeste boeit?
Sirius weet niet hoe hij het heeft. De man wil niets horen over alle vicieuze cirkels die hij meent te moeten doorbreken. Hij lacht hem zelfs uit over zijn onzekerheden met zichzelf. Bijna verwijt hij hem makkelijk te kunnen zeuren als je alles kunt. Sirius probeert nog de recente dood van zijn vader te bespreken, maar daar wil hij niet op in gaan en vraagt opnieuw: wat boeit je het meest? Japanse bouwkunst zegt Sirius plompverloren en vertelt daar enkele details van. Precies, zegt de psycholoog met een knipperlicht als 3e oog, dat zou nog wel het meeste van je enorme capaciteiten aanspreken en ik hoor dat je er al aardig in thuis bent. Blij met de vondst dat Sirius in de wieg is gelegd voor de bouwkunst, staat hij op en geeft hem een hand. Ik hoop je hier pas weer terug te zien als je je eerste gebouw op je naam hebt staan.
Dezelfde dag nog pakt Sirius de trein naar Den Haag. Totaal ontredderd door het beroepskeuzeadvies-van-lik-mijn-vestje van de knipperlichtende psycholoog en compleet in de war van wat hij nu moet kiezen terwijl hij geen cent meer te makken heeft, besluit hij, zoals wel vaker als hij zich niet begrepen voelt, zich te prostitueren. Natuurlijk ook om snel wat geld te scoren en sociaal veilig vreemd te gaan, maar niet minder om zijn waardeloosheidsgevoel bevestigd te krijgen. Voor het eerst gaat hij naar het Haagse Bos en wordt daar meteen opgepikt door de zoon van een ambassadeur uit Afrika. Deze verheerlijkt zijn vangst als een huisgodje. Al vindt Sirius hem eigenlijk te vet om aan te raken, zijn niet te stuiten woordenstroom over how splendid his brown eyes are, his red cheeks, his full crotch etc. stopt meteen als hij zijn mond, met wat hij zo verlangt, vult. Oh God, is het laatste wat hij hoort, en met vijf gele bankbiljetten op zak stapt hij even later de tram in. Het heeft geholpen. Hij moet het gewoon rustiger aandoen.