Post Tagged ‘solitair’


bijenkolonie

De verbeelding van het solitair zijn en het alert zijn door de figuur van een vrouw samen met een roofdier voor zich uit te laten kijken vraagt om toevoeging van de vlieg. De vlieg symboliseert de insektenwereld, die in de vorm van het bijenvolk al in de bijbel ons wordt voorgehouden als de modelsamenleving waar Gods zegen op zou rusten. Een ontmoeting van deze drie solitaire wezens die voor elkaar alert zijn, geeft de eenzaamheid in houdingen weer waarmee ons lichaam in haar naakte natuurlijke staat visueel communiceert wat in woorden vaak niet volledig verstaan kan worden.

Het zwijgend voor zich uit kijken getuigt zowel van een teruggeworpen zijn op zichzelf voor het voortbestaan als het afzonderen van zichzelf om paring en een verdere samenleving met de ander aan te gaan. Alledrie figuren staan op zich ook voor de individualisering van de samenleving, waarbij men zich in het eigen territorium terugtrekt om daar zijn goddelijke gang te kunnen gaan. Wat menig socioloog heeft doen verzuchten dat de samenleving uiteen dreigt te vallen in eenzelvige en eenkennige burgers, die geïsoleerd in stilte hun singledom willen consumeren. Echter observatie van hun ware natuur laat het tegendeel zien. Juist door alertheid voor de tijd en plaats van de onderlinge betrekkingen worden de juiste keuzen gemaakt. Weliswaar ten koste van het individu, maar deze zal er wel genetisch door voortbestaan als soort.

De ogenschijnlijk van de liefde voor de ander verlatenen, worden door vogelaars gezien als belangstellenden die uitkijken naar hun levensgezellen. Hun observaties laten zien dat het mannetje voornamelijk solitair in de boom om zich heen staat te kijken als hij eenmaal een territorium en mogelijk een nest voor de ander heeft. Een staand paartje gevormd door een alerte man en vrouw geeft ook aan dat zij mogelijk een nest delen. Staat men hoog op ziijn poten alert te wezen dan zullen er jongen in het blikveld zijn. De lichaamshoudingen worden universeel verstaan en laten een genetische verwantschap zien van mens tot bacterie. Het insect zou daarin weleens het dichtst bij de ander kunnen staan dan we ons gewoonlijk realiseren.

Achter het toonbeeld van georganiseerde samenwerking, grenzenloze ijver en belangenloze toewijding schuilt een harde maatschappelijke werkelijkheid waarin de mens zijn ellende kan herkennen om als individu opgemerkt te worden en zo lang mogelijk voort te bestaan. De onbaatzuchtige samenwerking om als soort te overleven is in de verdedigingsbereidheid van de werksterbij zelfs allegorisch te noemen. Omdat haar angel van weerhaakjes voorzien is, wordt hij bij het steken uit haar lichaam gerukt, waardoor ze na enkele ogenbikken zal leegbloeden en sterven. De losrukking vergroot echter de efficiëntie van de gehele samenleving. De achtergebleven angel met de gifblaas gaat door met het gif in de wonde te pompen en verspreidt ondertussen een alarm-feromoon, dat andere bijen op het spoor van de belager zal brengen. De werkster die zichzelf opoffert voor het welzijn van haar volk heeft er uiteindelijk zelf baat bij, veel meer dan de veteranen die onze beschaving verdedigen.

Het offer van haar leven, deze extreme vorm van onbaatzuchtigheid – altruïsme of zelfopoffering zo men wil – is zinvol omdat het bijdraagt tot de grotere veiligheid en de overlevingskansen van het volk, dat één grote familie is van haar. De werkster draagt via de darren en het zwermproces kopieën van haar genen over naar de volgende generaties, ook als zijzelf daarvoor het leven heeft moeten laten. De bijenkolonie laat ons niet alleen de paradox van zelfopoffering voor de soort zien. Het geeft ook haarscherp weer dat waar we samenwerken we ook met elkaar in conflict zijn en zo de instandhouding van de soort én van de individuele geaardheid op elkaar betrekken. Eén van deze bronnen van conflicten betreft de productie van mannelijke bijen. Omdat werksters niet kunnen paren, kunnen ze slechts onbevruchte eitjes afzetten. Door het speciale mechanisme van de geslachtsbepaling bij de vliesvleugeligen, zijn deze eitjes altijd mannelijk. De darren in een bijenkolonie kunnen potentieel zowel de zonen zijn van de koningin als die van de werksters, want zowel de koningin als de werksters kunnen onbevruchte mannelijke eitjes leggen.

Genetisch bevinden mens, dier en ongedierte zich in dezelfde politionele orde, als er vandaag de dag door een toenemende meerderheid onder de kiezers gewenst wordt. Cultureel gezien gaan we zelfs uit van dezelfde hogere waarderingen voor de zoon van de koningin, omdat hij zoveel beter is in het doorgeven van de waardevolste genen. Als gevolg daarvan is het voor de werksters genetisch voordeliger om elkaar zoveel mogelijk te beletten om darren te produceren. Indien een werkster een eitje afzet – een onbevrucht eitje, waaruit een dar voortkomt – dan zal dat eitje binnen de kortste tijd door andere werksters opgegeten worden.

De wederzijdse belemmering door de werksters om nakomelingen voort te brengen, zou men kunnen omschrijven als een politioneel gecontroleerde geboortebeperking van darren die afkomstig zijn van werksters. De werkbijen handhaven een onverbiddelijke nultolerantie t.a.v. de zonen van hun zusters. De natuur leeft ons op deze wijze een plantagecultuur voor, waar we ons sentimenteel diep met de eigen soort verbonden weten, ons politioneel voor laten bewaken om uiteindelijk de band zelf solitair, maar alert, te consumeren rechtop staande trots op onze individualiteit, hoe kort van levensduur deze ook moge zijn.