Post Tagged ‘transseksueel’


Levensplant

De mythologie gaf ons de levensboom. Voor de ene cultuur was het een heilige boomstam ergens in het huidige Duitsland. Opgericht om alles, de hele wereld en zijn dak, te ondersteunen. Voor de andere cultuur was het een boom in het Bijbelse paradijs. Diens vruchten zouden je onsterfelijk maken.

Opgegroeid zonder kennis van de heilige boomstam fantaseerde ik dat een afgebroken takje in onze moestuin van die paradijselijke levensboom afkomstig was. Ik zette het in een bloempot op het dak van ons huis. De vruchten ervan zouden je een ander leven schenken, was mijn overtuiging. De bijbelse uitleg beviel me niet. Het voordeel daarvan zag ik niet. Integendeel, het leek mij een groot nadeel om eeuwig dezelfde te blijven.

Een nieuw leven zou van mij een andere persoon maken met bij voorkeur een knapper uiterlijk en met name een kleinere neus. Die verandering zou in mijn verbeelding gepaard gaan met een verandering van de wereld. Hoewel ik genoegen wilde nemen met alleen een ander milieu. En uiteindelijk besloot ik dat mijn verlangen al vervuld zou zijn als iedereen in mijn directe omgeving van de boom zou eten.

In een droom bloeiden uit het takje ontelbare hemelsblauwe bloemetjes tot een heuse wolk. De bloempot veranderde in een kruik, die de wolk aan haar steeltjes vasthield. Al snel kwam onder de bloemen een bleke en veel oudere kop van mijzelf tevoorschijn. Geconfronteerd met mijn toekomstige uiterlijk smeekte ik jankend om een ander gelaat. Ik wilde er zelfs mijn verlangen naar een andere persoonlijkheid voor opgeven.

Mijn tranen werden door de kelkjes gulzig opgezogen en in de kruik verwerkt tot een meer acceptabel gezicht. Het resultaat leek sprekend op een meisje en dat beviel me zeer. Tot ik me realiseerde dat een jongensachtiger uiterlijk me nog de kans gaf te kiezen. Een tijdje als een man of als een vrouw door het leven gaan, leek me ideaal. Ik had de wens nog niet geuit of een derde gezicht kwam onder de bloemetjes vandaan. Dat was een schot in de roos, vond ik.

Over zo’n levensplant is echter niets bekend. Wat moest ik doen? Dat gezicht opeten? De hele wolk? Of alleen een blaadje? Of mijn gezicht ermee insmeren? Ik probeerde het laatste en werd wakker., maar zag niets meer. Ik ben blind, gilde ik. In een orthodox christelik milieu is zo’n alarm schokkend. Wat had die belhamel nu weer uitgehaald? Het complete gezin gilde dat het een straf van God was, tot mijn moeder opmerkte dat er korstjes op mijn ogen zaten. Afblijven, piepte ik.

De korstjes moesten er vanzelf afvallen, want dan kreeg ik het gedroomde gelaat. Het is gedroogde snot, jongen, fluisterde ze mij discreet in de oren. Ze depte met een vochtig washandje de korstjes weg en speelde alsof ik toch een ander gezicht had. Meer meisjesachtig zei ze. Maar toch nog wel een jongen?, vroeg ik ietwat benauwd. Ja, natuurlijk, stelde ze me gerust. Haar bedrog viel me verschrikkelijk tegen, toen ik in de spiegel keek. Het kleine uurtje dat ik in de waan gelaten was van een nieuw leven, verdampte geheel in de aanblik van mijn kwaaie vuurrode kop. Precies mijn vader als hij werd tegengesproken.


Transseksuele Maleisische Hoornkikker 2


De melkwitte traan blijkt niet uit een oog te komen. Het is een druppel uit de vermomming van Bjorn. Om zijn nieuwe vrienden te verrassen heeft hij uit een zwerfkei een transseksuele mini- melkbar gezaagd, die hij met een stang in dezelfde kleur onder hun schedeldak kan laten dansen. Daar zullen ze van opkijken, denkt hij giechelend van de voorpret als hij de zaagsneden zo glad mogelijk wegschuurt en het geheel polijst tot het levensecht lijkt.

Onder het zingen van ‘Doe je ogen dicht en hou je adem in, dan zul je iets prachtigs zien’ laat Bjorn zijn sculptuur door de kruin van zijn gastheren zakken. Hij vergeet echter te zeggen dat ze weer mogen kijken. ‘Hier ben ik dan’, roept hij juichend. Het rode en het blauwe ik kijken er niet van op. Doordat ze zolang al elkaar hebben wakker gehouden, zijn ze na Bjorns opdracht in slaap gesukkeld en dromen van het land van naar honing smakende melk.

Hoe Bjorn ook maar met de gebeeldhouwde zwerfkei op en neer danst voor het projectieveld (het visuele systeem) in het achterhoofd (de occipitale cortex), hij hoort slechts hun ademhaling die zwaarder wordt naarmate hij de kei dieper inbrengt. Het visuele systeem laat geen buitenstaanders toe, waardoor Bjorn niet kan merken dat het wel degelijk effect op hen heeft waar hij ze mee wil verrassen.

Oude herinneringen aan hun babyjaren wisselen de beide ikken aan elkaar uit, gemengd met hun voorstellingen van het beloofde land en de fantasiebeelden van hun samenleving aldaar, die hen voor ogen staat. De gedroomde inbeelding en Bjorn’s fysieke inbeelding van de gebeeldhouwde zwerfkei dreigen op elkaar te botsen. Het rode ik waarschuwt het blauwe dat er een vreemde meteoriet in de lucht hangt. Van angst knijpen ze nog harder hun ogen dicht en doen een belangrijke ontdekking.

De beelden in je droom worden door het projectieveld teruggekaatst naar je eigen ogen. Het visuele systeem is geen eenvoudige filmprojector maar een spiegelreflexcamera, die het filmmateriaal haalt uit gebeurtenissen in je hersenen. Het blauwe ik wil daar zeker van zijn en opent tijdens zijn diepe slaap de ogen. Tot zijn verbazing en tegelijk genoegen ziet hij de vleesgeworden zwerfkei voor zijn neus op en neer dansen. ‘Man, kijk eens wat er in ons hoofd rondzwerft’, fluistert hij het rode ik in het oor, ‘ons uitstekende onderlichaam met tieten als heupen’.

Het rode ik is meteen wakker in zijn droom en roept luid: ‘Bjorn, ben jij dat? Man, wat een verrassing. Het is om te gillen. Hoe heb je dat in godsnaam voor elkaar gekregen? Het lijkt net echt! Bjorn kan hem echter niet horen. Hij is even weggegaan om een vingercamera te zoeken waarmee hij via een gaatje in de stang bij hen naar binnen kan kijken. De transseksuele zwerfkei heeft hij vastgemaakt met een vlechtwerk uit de langste nekharen van hun huis van vlees.

Het beeld van de mini-melkbar en dat van het beloofde land passen zo perfect in elkaar, dat beide ikken erop door hallucineren in een dialoog over hun voorkeuren. Voor het eerst in hun bestaan als bewoners van de zolder van hun huis van vlees bekennen zij elkaar dat ze zich altijd al een vreemde hebben gevoeld in het mannenlichaam dat ze met elkaar delen.

Het rode ik droomde in zijn jeugd van het hebben van borsten en had een keer de bustehouder van zijn zus omgedaan, zijn sokken erin gepropt en zo zijn ouders verrast met de geslachtsverandering van hun jongste zoon. Het blauwe mij bekende dat hij, toen ze wat ouder waren, had gedroomd van een geslachtsorgaan dat je naar binnen kunt proppen voor een diepe vagina en kunt erecteren voor een lange fallus. Hij had dat op zijn kamertje uitgeprobeerd en het lukte hem om de slappe huid tussen het schaambeen te proppen, zodat het leek op een verfrommelde yoni.

‘Je hebt een binnenbeer’, had zijn broer geroepen toen hij hen in die positie voor de spiegel betrapte. ‘Oh ja’, herinnerde het rode ik zich, ‘dat is waar. Ik sc haamde me eerst diep, maar door de opengesperde ogen van onze broer die staarde naar ons kruis, kregen wij spontaan een stijve. Waardoor hij vuurrood werd en met een harde klap de deur dichtsloeg. Ik heb hem nog altijd heel hoog zitten, omdat hij het niet aan onze ouders heeft doorverteld.

Beide ikken dromen weg op die oude herinneringen en laten de mini-bar onaangeroerd in hun achterhoofd als een binnenluchtvrucht voor aap hangen.

(wordt vervolgd)