het varken dat de
golven maakte, wiens geest de
mensheid heeft bedacht
(in de varkenskop brengen twee dansers zwemmend de mensheid in gevaar, die zich verbeeldde onomkeerbaar geaggregeerd te zijn in een aan elkaar gehechte vaste stof; het plasma fysiek ontkennend waarin vrijwel alle materie zich bevindt en in de kern verbindt)
kijkt in de spiegel van
de lucht en knort tevreden
over zijn schepping
(zijn huid verkleurt, wordt marsepein; zijn haar versuikert in een rechterspruik; gnuift knorrend de mooiste te zijn op het land; het lekkerst als hij wordt geknuffeld en mag vernemen dat men hem wel zou willen opeten)
een lekkerder oor,
een scherpere neus en oog
en wellustiger
(hij duikt nog even kopje onder om gillend van de pret als een dolfijn een sprong te maken en met gestrekte poten over de opperhuid van de zee te lopen)
Rotterdam, Badkamer, 30 juni 2011