Post Tagged ‘ziel’


Ballade van Narayama

 

Voorgeschreven dood

Met een flinke voorraad huid
gerimpeld als oudjes, de tijd instappen
opgroeien tot we voldoende gezwollen zijn
voor een aansprekend, liefst praktisch levensdoel

Zoals een welwillende partner vinden
met wie we een nieuwe voorraad huid maken
voor een kind dat voorspoedig gezwollen tot volwassene
ons bijna dood, maar nu alleen mors, naar een knekelplaats sjouwt

Zo verliep ook het leven in de ballade van Narayama
de berg waar je naar de top werd gedragen, eenmaal zeventig jaar oud
op de warme klamme rug van je oudste zoon naar een voorgeschreven dood
hard zoals het leven was, niet harteloos, maar zo gewoon voor een nutteloze mond

Het huidig rimpelen en verschrompelen tot je klok stilstaat, heeft ook wel wat
maar ben je het leven zat, dan verlang je naar die tijd en plaats die in je dood voorzag

.

.

.


Vrouw van Klei treedt op blog

De Europeaan komt al snel terug. Zo, heb je alles van je af kunnen schudden?, vraagt de spitsmuis hoopvol. Nee, mijnheer Spitsbergen, dat is maar voor de helft gelukt, zucht de Europeaan. Een vrouw uit Klei heeft me op het hart gedrukt dat alles goed komt. Ik hoef me niet schuldig te voelen, zolang ik maar zorg dat mijn spaargeld maatschappelijk verantwoord besteed kan worden.

Oh, je bedoelt de Vrouw Van Klei, corrigeert mijnheer Spitsbergen de olifant, de titel voor degene die het ei van Columbus kan uitbroeden. Dat denkt tegenwoordig Lagarde te zijn. Zij treedt steeds op met liedjes, die anderen al gezongen hebben. Alleen bij het coveren weet ze je even vaak op het verkeerde been te zetten. Je weet toch nog dat ze opriep om drastisch de overheidsuitgaven terug te dringen met ingrijpende bezuinigingen, toen dat al in de pennen van alle politici zat? Gisteren corrigeerde ze die politici met de waarschuwing dat men de groei van de economie moet stimuleren en het reduceren van de staatsschuld met dergelijke bezuinigingen een averechts effect kan hebben.

Wat stom van me. Natuurlijk weet ik dat nog als de dag van gisteren. In Brussel moest ik meteen aan de slag. Ik moest alle bezuinigings-verhalen uitblazen en alle hervormingsverhalen, die in groei investeren, opblazen tot de grootte van de zon. Hij heeft het er nog warm van. Mijnheer Spitsbergen kan het niet aanzien dat zijn kersverse broeder zoiets onbenulligs niet kan loslaten en zich zo snel staatsschuldig voelt.

Lieve mijnheer Eurofant, begint de spitsmuis met zijn troost. Ik heb vandaag gezien wat allemaal in u zit. U kunt een zon uw wil opleggen, fouten echt aantrekken, kritisch rationeel op uzelf blijven letten, meteen van gedachten veranderen als de ander betere ventileert en uzelf kleiner dan een muis als ik denken. Hou alsjeblieft op met U-wen, dat is storend voor onze relatie, grijpt mijnheer Eurofant in. Ik vind je feedback prettig, de aan mij gegeven naam zeer aangenaam, maar we zijn nu broeders en dan tutoyeren we elkaar als vanzelfsprekend, toch?!

Opeens horen beiden een lied over het zand galmen. De Vrouw van Klei staat midden in de woestijn een aria ten beste te geven over de schuldvraag, de boetedoening en de verzoening. Eurofant en Spitsbergen draaien zich naar haar om. Eurofant ziet de zon aan zijn slurf aan voor een microfoon en, inderdaad zijn vermogens zijn enorm. Het is een microfoon. Hij wil zijn broeder in kennis stellen van deze metamorfose (en dat hij denkt dat al die zonnen in Europa microfoons verbergen waarmee ze alle ‘vertogen’ op kunnen vangen om met die winden mee te waaien), maar Spitsbergen legt zijn vingertje op zijn mond. Stil Eurofant, ze zingt over broederschap.

Door de woestijn schalt Lagarde dat de hele wereld een participatiemaatschappij moet vormen: “Wij moeten elkaars hoeder worden, willen we onze vrijheid behouden en ook aan gelijke monniken, gelijke kappen toekomen. Niemand is schuldig en hoeft zich te schamen. Zolang we maar samen en het liefst veelvuldig werken aan onze tekorten. Zodat het goud in onze forten onaangeroerd blijft en men de staatsschulden broederlijk herschrijft. Iedere dag een nulletje eraf. Als huiswerk, niet als straf.

Spitsbergen heeft haar meteen door. Zeg, Eurofant, jij weet toch hoe ze met een gummetje boekhouden? Jazeker, schalt nu Eurofant, ik heb dat van de Hypotheker geleerd. Hoe groter de schuld wordt, hoe meer nulletjes je bij elkaar kan weggummen. Juist, vat Spitsbergen door Lagarde heenzingend het samen. Kies elkaar als broeder, op grond van wederzijdse schulden, vermaal het verschil tot goudpoeder voor de bouw van een kapitale villa en verkoop dat bouwplan als de wiedeweerga aan een pensioenfonds voor een zware hypotheek op het gat, ondergronds. Doe dit om de week. En je ziet van je schuld geen steek, maar een bult. Van de schaduwbank, vol geld met stank als dank. Dat groeit als schaliegas. Binnen een jaar is de hele wereld een geldplas.

Lagarde stopt onmiddellijk met haar aria. Ze buigt zich naar de twee dieren en vraagt: willen jullie alsjeblieft ophouden. Straks moeten de banken het spaargeld als pensioen gaan uitkeren, omdat de pensioenfondsen alleen nog maar hypotheken hebben uitstaan. Bovendien beluister ik, dat u al het zwarte geld in de grond wilt investeren om het er nooit meer uit te halen. Van de stank denkt u in al het gas te kunnen voorzien. Dit gaat het IMF te ver. Flits, ik wil u nooit meer terugzien. Dat hoeft ook niet, tetterde Eurofant uit de tijd verdwijnend. Alles is via deze microfoon (die werkt op de zon) allang over de hele wereld verspreid.

Ze schaamt zich ter plekke dood. Uit haar stof zal ze wel elders weer opduiken, troost Spitsbergen zijn broeder, die natuurlijk denkt dat het zijn schuld allemaal is. Je mag je best schuldig voelen, probeert de muis de olifant paradoxaal te helpen, als je maar je schuld steeds een beetje reduceert. Dat montert het oervriendelijke dier meteen op. Je hebt gelijk, man, blaast de olifant het verhaal uit, schuld hoeft geen naar gevoel te zijn. Zolang we het gevoel hebben dat het minder wordt.

Rotterdam, vrijdag 11 oktober 2013, de dag waarop de schuldvraag gevoelsmatig de broederschap versterkt, daardoor steeds lichter wordt en uiteindelijk in het zwarte geld tot duurzaam gas aggregeert


VAH Wagner blog

Muziek van Richard Wagner wordt bij voorkeur gedraaid bij beelden van nazi’s. Dit jaar is het 200 jaar geleden dat hij geboren is. In zijn jeugdjaren haatte hij zijn joodse collega’s, omdat hij maar niet aan de bak kwam en zij wel. Hij stierf in 1883. In 1889 werd Hitler geboren.

Nog altijd wordt Wagner als een overtuigd antisemiet afgeschilderd. Net als Céline had hij inderdaad openlijk een hekel aan ze, maar persoonlijk kon hij het goed met sommigen vinden. Het was de culturele elite in de negentiende eeuw niet vreemd om joden publiekelijk te haten. Vergelijkbaar met de homohaat in de voetbalwereld, waarin de culturele elite (waaronder Johan Derksen) die dubieuze afkeer delen. Samen met de Bekende Homo Gordon Heuckeroth presteren ze het zelfs voor altijd homoseksualiteit en voetbal als combinatie taboe te verklaren.

Het is natuurlijk allemaal kleingeestige onzin om je dik te maken over een jeugdzonde of een antipathie, maar in het geval van Richard Wagner wel erg hardnekkige onzin. De enige verwantschapslijn tussen Wagner en Hitler betreft zijn zoon Siegfried en diens vrouw Winifred. Met name Winifred hing aan Hitlers lippen. Voor haar was hij de redder van Duitsland. Ze noemde hem liefkozend Oom Wolf.

Toch blijft men de componist verwijten dat hij het nazisme zou steunen. Joachim Köhler schrijft in “Der Prophet und sein Vollstrecker” (1997) zelfs over Wagner’s Hitler. Oom Wolf’s verlangen naar vernietiging van alle joden schrijft hij zondermeer aan Richard Wagner toe. “Er mußte die Juden hassen, weil er den Mann liebte, der die Juden haßte. (…) Es galt nur noch, den Auftrug zu vollstrecken.”

Alsof Wagners opera’s het Derde Rijk voorkoken. Niets is minder waar. Er wordt incest in bedreven alsof het de normaalste zaak van de wereld is. Nou niet echt de kijk van de Oom Wolf, die een verbond met Paus Pius XII op zak had, op de gewenste zeden en gewoonten. Geen enkel personage in Wagners opera’s kan model staan voor een zuiver Arisch ras. Wie naar macht streeft, benadrukt Wagner overal in zijn werk, heeft gegarandeerd een beestachtig einde. Boodschappen waar Oom Wolf en ook de machtszuchtige Paus Pius XII, niet vrolijk van konden worden.

Hitler genoot misschien alleen van “Tristan und Isolde”. Omdat die opera geheel gespeend is van een politieke boodschap? Dat maakt het nog triester. Het koketteren met Wagner door Oom Wolf heeft de componist de kop gekost. Dat wil zeggen zijn gezicht voor altijd doen verliezen. Terwijl die oom weinig van zijn muziek moest hebben, zou je denken; gegeven zijn eigen machtszucht en vernietigingsdrang.

Het journaille, waaronder laatst Andries Knevel, blijft echter roeptoeteren dat Richard Wagner de hofcomponist van Hitler was. Daarmee in Wolfjes valkuil trappend en tevens blijkgevend van gebrek aan kennis wat een hofcomponist is. Mozart was dat en dat gaf hem de bewegingsvrijheid, die hem zo lief was. Als je dood die titel krijgt, dan heb je er niks aan.

Oom Wolf zelf beweert graag dat hij op zijn twaalfde betoverd zou zijn geraakt door de opera’s van Wagner. Hij eigent zich de componist met huid en haar toe. Dat blijkt nog duidelijker door zijn stelling dat men Wagner moet begrijpen, wil men het nationaalsocialistische Duitsland begrijpen.

De vraag is of hij Wagner zelf begreep. Of dat hij, als kind aan huis bij Winifred Wagner, alles slechts voorwendde. Dat zij hem Oom Wolf noemde en zo’n leuke man vond, doet vermoeden dat het een koosnaampje was. Dat haar zoons, Wolfgang en Wiener Wagner, daarom het contact geheel en al met hun moeder verbraken, geeft voeding aan het idee dat ze wat met elkaar hadden.

Richard Wagner heeft op de opera en de muziek in zijn geheel enorm veel invloed gehad. Desondanks wordt zijn werk niet zonder Oom Wolf geconsumeerd. In Israël wordt hij sinds 1938 nog altijd geboycot. De mythe dat Wagner hofcomponist van de leider van het Derde Rijk was, lijkt wel onuitroeibaar. Eigenlijk heeft Oom Wolf hem in al zijn voorgewende liefde onthoofd.

Door hem de hemel in te prijzen en als grondlegger van zijn gedachtegoed te benoemen, heeft hij zijn gezicht als masker gebruikt voor een Januskop. Als hij hem opzette, was hij het culturele gezicht van Europa. Zette hij hem af, dan bleek hij een gefrustreerde en neurotisch gecoiffeerde minkukel van de hoogste orde. De orde van de machthebbers om de macht zelf.

—-

Rotterdam, vrijdag 27 september 2013, de dag waarop ik me als kunstenaar realiseer hoe sterk het lot van je werk (en dus je ziel) afhangt van wie je liefheeft; dat je beter net als macht geen roem kunt nastreven; dat je werkelijk niets in de hand hebt als schepper……. 🙂


De dichter en de ziel

Haalt adem door te dichten

Maakt ruimte op papier voor

Wat gedacht kan worden

Gevoeld in al je vezels

Met spiekbriefjes wordt de ziel bespeelt

Van het dier dat van verhalen leeft

Het oog voor ’t onzegbare in een envelop gestopt

Van zorgvuldig uitgekozen woorden

Die a capella van binnen zingen

Wat anders van buiten nooit

Door het glas heen kan dringen

In de deur die de lezer van hem scheidt

Net als het leven zelf is zijn ziel niet te vangen

Maar biedt de taal kunstarmen voor dat verlangen

Vlissingen, 7 juli 2013


stootblok New Ross klein

Op dood spoor

Vlakbij New Life zocht de trein naar hem

Weer eens wat anders, dacht hij nog

Totdat het stootblok in zijn rug

De korte rit op een dood spoor bracht

 –

Terwijl zijn ogen van hen weg draaiden

Schrobden boerinnen zingend het weiland

Spatten duizenden sterren in stukken uiteen

Voelde hij brullend hoe broos z’n botten waren

 –

De schrik na de val ving voor even

Een fel stekende pijn in zijn heup op

Hij schreeuwde voor behoud van z’n leven

Waar helaas geen geluid meer uit voortkwam

Na een piepende rem en een vallende klok

Opende een lijkbleke conducteur de hemeldeur

 –

Uit: Ongewilde buitelingen


Dagnachtelijk bonkt de morgen

Dagnachtelijk bonkt de morgen

 

 

Nocturne

 

 Bij tij en ontij een slaap als ondier

Dagnachtelijk mijn ziel aftastend

 

Met zijn poten in mijn stijgbeugels

En met mijn hamers vast in zijn klauwen

 

Smeedt de oorwurm onophoudelijk

zijn ijzers op mijn aambeelden

 

Een deun die van een kudde paarden

tegen hun aard in een roedel maakt

 

Zo bonkt de hele nacht in mij de morgen

 

 

 

 

Rotterdam, 26 maart 2013

 

 

 


Een  gelukkige hersenschim

Een gelukkige hersenschim

Nu ik ziek ben,  komt hij vast weer langs. Zal hij zoals vroeger mij oneindig dierbaar zijn. Kan ik weer aan zijn nabijheid en warmte denken als een tijdelijke woning. Zoals toen, in dat herenhuis en in die villa die nog meer een stad werden dan ze in het dagelijks leven van ons gezin al waren.

Dat innig samenzijn van vader en zoon zocht ik ook vaak op door ongehoorzaamheid. Dan wist ik als ik huilend om vergeving zou vragen zijn hart zou breken en zijn armen open gingen voor een warme stede.  Zijn erbarmen was op zo’n moment, in het voorts afstandelijk samenleven, zo groot dat alle narigheid van een te strenge opvoeding samen met zijn strikte geloofsleer wegsmolt.

Het bestaan voelde zolang het duurde aan als een nimmer eindigende waterval. Alle beknellingen en verstrikkingen om de slechtheid van de mens te snoeren veranderden in anekdotes, waar we tongloos om konden lachen. Want er daadwerkelijk over spreken zou onze omhelzing onmiddellijk verbreken.

Als een geschenk uit de hemel komt hij vandaag in levende lijve op visite. Zet zich voor  mijn bed neer op het daartoe aangesleepte bankje en  trekt me op zijn schoot. Ik verras hem met het voordragen van een vers sonnet. Alsof we een kleine receptie houden voor zijn verjaardag, ruim een maand geleden.

Schootprinsje

Wist je, je was mijn koning
Ik droeg je mantel, opgedragen
Voor je vazallen steef ik de kragen,
En fluisterde met ze over onze woning

Je weet wel, het huis dat ik gevonden
Had, toen jij het volk toesprak over je geloof,
Waaraan je zo gehecht was door de vele wonden
Die het je had toegebracht, toen jij net als ik opstoof

Als je moest luisteren naar de woorden en de dingen
Waar jouw vader weer mee kwam, zingend door de muren
Heen van zijn boerenwoning. We leden samen alle dagen, alle uren
Die we maar tellen konden in een eenzaamheid vol zinloze keerkringen,

Omdat we de zon in het zenit noch het nadir konden verdragen om niet
De belofte te breken voor elkaar bestemd te zijn, de waarheid van ons stil verdriet.

Rotterdam, 13 februari 2013, de dag waarop ik mijn geluk even niet opkan.


vadergeloof_ingelijst

Tegen het einde van het bezoekuur keek ik nog even achterom. Zag dat de slangen waren weggehaald, het bed verschoond , zijn kleren opgevouwen in zijn tas, de fruitschaal onaangeroerd opgeborgen was. Voor mijn ogen had hij nog mijn namen vlekkeloos opgeschreven. Alsof zijn pen vergeten was dat hij geen enkele macht meer had. De enige toezichthouder was ik zelf.

Woesteling, stond er niet doorgekrast, Duivelskind, Godslasteraar, Leugenaar, Dief, Driftkop, Vadermoordenaar. Sloeg voor mijn ogen tergend langzaam zelf de bladzij om, waarop hij gisteren nog schreef dat ik zijn Hoop. Liefde, Vertrouwen, Geluk en Vreugde was. Het is allemaal waar, nu ik het hardop voorlees in mijn dromen en me gelukkig prijs een mens van vlees en bloed te zijn. Wat wil hij meer dan dat ik toegeef wat zo mooi het menselijk tekort wordt genoemd en dat die notie in alle domeinen vaste voet aan de grond heeft gekregen?  Waar hoor je dat steeds meer als diepste gedachte beleden worden, waar in feite geen enkel systeem tegen bestand is?

Zelfs als de dood door mijn hand gestuurd je niet het ongeluk had gebracht, had jij je allang geschikt in je lot, omdat het al getrokken was. De mens is geboren als een slecht wezen, zo keek jij tegen het leven aan en ik kon dat slechts beamen. Het gaf je het gemak om niets te vrezen, want zelfs je doodslag zat in dat koersplan. Mijn god, wat hou ik van zo’n man, die de enige ander zonder naam nog vrezen kan; terwijl hij weet van zijn natuur en hoe het planmatig in elkaar stak. Die waarheid kon hij ook niet echt verdragen, gezien de vele slagen die hij nodig had.

Tegen vierkant vlees, waarin de mond dwars is uitgevreten, de keel opengereten, is niets bestand.  Zelfs geen geweten dat trillend in mijn hand om vergeving had gesmeekt en nu geen raad weet met zijn te hard gekookte kant. Terwijl ik door het venster naar zijn overblijfselen staar, hoor ik van de zoveelste zwendelaar die zijn zakken heeft volgepropt; wetend dat niemand hem iets kan maken. Ook al zou een toezichthouder zijn kluizen kraken, dan nog deert hem dat niet. Genoeg plaatsen waar hij door kan gaan met zijn oplichtersloopbaan.

Natuurlijk heb ik de pest erin, dat ik die rijkdom niet bezit noch het perspectief en niet bestand ben tegen de druk om braaf mijn best te blijven doen. Terwijl de overheid het tekort uit mijn zakken klopt, blijf ik maar hopen op de dag dat die ander bukken mag en al zijn geld voor mij uittelt. Of op een sluitend systeem, waarin niemand kan profiteren omdat opeens iedereen  integer is. Zonder een moraal van buitenaf ingefluisterd of door een kleinkind op de schoot, die inkeer afdwingt. Voor mijn part met die bloedrode traan uit een hemelwaterkraan langzaam druppelend op zijn hoofd, totdat hij zo week is dat hij schrikt van zijn zelfbeeld.

Dat voor iedereen de waarheid zulk gul water moge zijn, daar kan ik eigenlijk best mee leven. Als dat water plots in geld verandert, dan wil ik dat zelfs zonder tegenspraak geloven. De homp gilt het uit van de pret, weer een schepsel die zich onderdanig uit een maatschappelijk pervers leven redt.

Vlissingen, 4 februari 2013, De dag waarop mijn pillen averechts op mijn zenuwen beginnen te werken.

 


Je hebt je nooit laten kisten Jan

….

De sluipdood kan iedereen overkomen

Maar die van de ander doet het meeste zeer

Zeker als je te laat bent om nog langs te komen

Voor het bewijzen van de laatste eer

.

Ontroofd, van je leven

Ontmenst, is mijn nabestaan

Een verbeelding die ik aan je dood wil geven

Maar daar heb je niet veel meer aan

.

Je bent ons allang ontstegen

En ik onthutst, ontsteld, ontdaan

Met een achterstallig rouwbeklag aan elkaar geregen

Hoop ik, Jan, dat je ziel mij ergens in de dampkring  kan verstaan

Zie: http://aadverbaast.wordpress.com/2012/12/10/in-memoriam-jan-bouma/


Het ruimen van een graf hoort een mooi ritueel te zijn

 

Vandaag is mijn vader 112 jaar geleden geboren. Op zijn graf is een briefje gevonden met als boodschap dat het geruimd wordt. Het kattebelletje dateert van mei 2005.

Je hoort het wel vaker dat men de nabestaanden niet weet te vinden als opnieuw de grafrechten betaald moeten worden.

In de krant lees ik vandaag dat een vrouw ook zo’n boodschap bij het graf van haar moeder vond. Zij dacht echter dat het briefje voor een ander graf bestemd was. Toen zij op een dag haar moeder weer wilde opzoeken was het graf al geruimd en de inhoud in een container gegooid.

Dat hebben ze bij mijn vader nog niet gedaan. Als we de rechten voor 30 jaar betalen, dan kan hij met zijn vrouw maximaal nog 22 jaar in vrede rusten.

Even speelde ik met de gedachte de skeletten zelf op te graven, onder begeleiding van een  straatorkest. Ze vervolgens in bad te doen. Ze goed te poetsen en ze een plek te geven in mijn atelier, bovenop hun  grafsteen.

We hebben als nabestaanden immers nooit meer naar ze hebben omgekeken. Ieder van ons woont in een andere provincie. Als de wet het niet zou verbieden, hadden we ze als lijk destijds al in huis kunnen nemen. Wat mij betreft zouden ze de mooiste kamer gekregen hebben. Zodat ze zich echt in de hemel konden wanen.

Vreemd dat men ze wel in een container mag gooien.

 

 

 


Het is in mijn buurt geen raadsel waarom je alleen praat als je kwaad bent, want zonder boosheid maak je geen woorden vuil.

 

 

LEES VERDER


Mijn reactie bij 100_woorden over jezelf zijn en de dood van Amy Winehouse kunnen me niet loslaten. Was Amy zichzelf? Mijn reactie op het zichzelf willen zijn van 100_woorden had ik in 100 woorden haiku’s gestopt met een concluderende regel. De 6 haiku’s en 1 regel vormen een geheel, dat niet meer is dan de som der delen en de delen haiku voor haiku meer betekenen dan de som en het geheel samen:

jezelf zijn is ook

maar een masker dat de wil

bedekt van niet zijn

wie je bent zonder

de conditionering

van je performance

zijn is verlangen

naar een bestaan voor iets

of iemand anders

jezelf zijn is het

moderne gebod van god,

onze tijd en plaats

waren we maar slechts

ledematen dan konden

we vrijuit praten

zonder de spiegel

in ons gezicht waarin de

‘waarheid’ wordt belicht

blijf waar je bent!

Vannacht peinsde ik erover of mijn haiku’s vertellen wat jezelf zijn betekent, waar het verwijst naar authentiek (willen) zijn. In de sociologie en de filosofie wordt vaak aangegeven dat we door symbolische interacties met anderen een zelf ontwikkelen. Charles Cooley heeft dat al in de jaren twintig van de vorige eeuw als socioloog het treffendst verwoord. Hij gaf ons als inzicht de ‘looking-glass self’, waarmee hij zegt dat het oordeel dat we over onszelf hebben in hoge mate beïnvloed wordt door hoe we denken dat anderen over onszelf oordelen.

Amy is daar een schrijnend voorbeeld van. Vanaf haar twaalfde was ze zichzelf, maar dat werd toen en wordt nu nog altijd afgedaan met haar te typeren als een onhandelbaar wicht. Op den duur kon ze niet anders dan dat beeld versterken, vanwege de gefixeerdheid van haar omgeving op die onhandelbaarheid. In die zin hebben we haar geen kans gegeven om buiten haar talent te laten zien wie ze authentiek is.

Het impliceert dat we alleen authentiek zijn en blijven als we geen contact met de ander onderhouden, waarin we ons uitleveren aan het oordeel van die ander. Puur subject zijn is alleen mogelijk tussen de vloeren van de kamers waar de anderen boven en onder ons goed of kwaad over ons spreken.

Mocht je daarvoor kiezen dan zul je nooit aan die anderen de plaats bekend moeten maken waar je jezelf bent. Blijf daarom waar je alleen bent. In de insectenwereld, waarin wij mensen met elkaar verkeren, is een solitair bestaan de enige ‘plaats’ waar we in de ‘tijd’ kunnen vertoeven met ons authentieke zelf. In dat niemandsland kunnen we Amy tegenkomen en dat zou wat zijn, als zij de weg ernaartoe weet te vinden.

I do hope so to

meet you there, Amy, in our

land for no body

Ps

Dit is bijna een pleidooi voor een bestaan als burkabewoner om je ziel genade te schenken als de mythe je identiteit doodt.


Het Keltisch kruis reageert onmiddelijk op mijn wanhopige blik (zie:  Borstel ) met een splitsing in twee kruizen. De tekst het is het leven van ieder lichaam wordt vervangen door een niet mis te verstane quote van Goethe. De Vrouw-uit-Klei vertaalt het al lezend in hemelhoog juichend, dodelijk bedroefd. Het citaat komt uit het gedicht Klärchens Lied, voegt zij er onvertaald aan toe. De regel Glücklich allein ist die Seele die liebt wordt weggelaten.

Dat is jammer, treur ik. Waarom laten jullie dat weg, vraag ik de kruizen teleurgesteld. De drager van Hemelhoog-juichend legt overdreven enthousiast uit dat ze het echt niet hebben weggelaten hoor. Welneeee!, zingt het manische kruis bijna, het staat op de achterkant van onze hemdjes. De binnenkant, corrigeert het depressieve kruis zijn tegenpool.

Waarom nou daar?, vraag ik. Hemelhoog is niet te stuiten. Dat komt vanwege die uitspraak zelf. We zijn daar nog niet uit. Wat bedoelt Goethe eigenlijk. Wil hij zeggen dat de liefhebbende ziel alleen gelukkig is. Verwijst hij daarmee naar de geslachtelijke eenzaamheid van Adam en Eva. Volgens Adam op mijn kruis is dat niet waar en is die uitdrijving juist goed geweest voor de relatie. Eva ziet het iets anders. Voor haar is het voelbaar geworden dat liefde uit de ziel moet komen wil men samen geluk kennen.

Dodelijk-bedroefd is het met deze uitleg niet eens en onderbreekt de woordenstroom van Hemelhoog. Alleen de ziel die liefheeft kent het geluk, sombert hij bijna verwijtend en schakelt over op een lome stem. Er is daar een misverstand in verwerkt. Volgens het oorspronkelijke verhaal waren Adam en Eva de eerste mensen, maar niet de enige mensen. Toen het gebod geschonden werd om van de kennisboom van goed en kwaad te eten, die de mens een eigen ethiek kan geven, werd de liefdesband tussen de schepper en zijn evenbeelden verbroken.

Hemelhoog gilt het uit van de pret. Wat een fantasierijke uitleg voor een zielig kruisje. Straks ga je ons nog vertellen dat er in het paradijs duizenden paren bestonden als Adam en Eva. Waren daar soms ook homoparen tussen die Adam en Adam heten of Eva en Eva? Ja, gilt Abel Hemelhoog, mijn broer en ik zijn dus neven van elkaar. Ik ben geboren uit de gemeenschap van Adam de Dodelijk Bedroefde met Eva Hemelhoog. En ik, sombert Kaïn de Dodelijk Bedroefde, uit de gemeenschap van  Adam Hemelhoog en Eva de Dodelijk Bedroefde.

Dit gaat me te ver. Ik vraag beide kruizen zich aan mijn agenda te houden. Eigenlijk wil ik alleen weten of jullie mij een tip kunnen geven om het exacte postadres van Krul te pakken te krijgen. De kruizen gaan in overleg. Hemelhoog komt met hun conclusie. Luister, Krul is een vondeling. Hij is het symbool van alle vondelingen. Maar ook van alle weeskinderen, vult Dodelijk Bedroefd het kruiswoord van Hemelhoog aan. Ja, en van alle weglopers, zwerfjongeren, beatnicks, punkers, nerds, AMA’s, uithuisgezettenen, pleegzorgkinderen, hangjongeren, junks, straatkatten…,  ratelt Hemelhoog aan een stuk door.

Stop, zeg ik, het is genoeg. Ik begrijp dat Krul een belangrijke god is voor de thuis- en daklozen onder de jeugd. Maar hoe zit het met zijn adres. Oh, onderbreekt Hemelhoog zijn oneindige reeks kruiswoorden, dat zit zo. Waar hij liefde heeft gevonden, blijft dit heerschap voor altijd. Ja, vult Dodelijk Bedroefd zijn broederkruis aan, zijn ziel heeft jouw plaats en tijd lief en is voor het eerst gelukkig in zijn bestaan. Laat hem alsjeblieft staan.

Plots zingen beide kruizen een libretto van zes verzen in een opera op kijkdoosformaat, waardoor ik snotterend Krul om vergeving moet vragen.

Adam Dodelijk Bedroefd zingt:

beschouw eens het leven

voor heel even

als doorleefd

en ga niet meer

je goddelijke gang

voor vanda-a-aag

Eva Hemelhoog vervolgt:

vraag niet naar een mij

geen behoefte meer aan een wij-

ze van bestaan

van de kant van de maan

als vra-a-aag

Abel Dodelijk Bedroefd:

biedt u slechts bewegingsloos aan

aan alle vliegen, vlooien en vandaa-alen

wacht als geplukt fruit op de schaa-alen

Kaïn Hemelhoog:

dag til mij zacht uit de nacht,

in het licht o-omhoog

geef hoop aan ’t geloo-oo-oof

De Hemelhogen samen:

dat wij eenmaal zelf

de dag mogen tillen,

de nacht onze lijven

tot rust heeft gebracht

De Dodelijk Bedroefden zingen samen driemaal:

zodat de paarden voor onze haastige geest

voor eeuwig ontspannen mogen wo-orden

De Vrouw-uit-Klei zingt op de achtergrond een simpele aria:

do, re, mi, fa, sol, la, si, doooooooooooo

Tenslotte produceert Krul in de gloeilamp op zijn hoofd de Liebestod van deze mini-opera:

Ik ben nog nooit zo ontroerd geweest en verlang nu dat er een olifant komt die het verhaal van mijn fetisjen met zijn lange snuit uitblaast.


It’s everybody’s life, but not for me ging in 1991 door me heen toen ik op mijn eerste vakantie-in-mijn-eentje door Ierland zwierf, waarvan ik dit Keltisch kruis als souvenir mee heb teruggenomen. Ik had net een maniforme periode achter de rug, zoals mijn psychiater mijn geestesgesteldheid duidde. De angst dat Borstel door een overstroming van de Maas het laatste oordeel over me zou voltrekken, was waarheid geworden. Zijn tikje megalomanie was een ballon in mijn geest geworden, maakte van mij een dolgedraaid zonnerad. Het wiel van Wodan, vruchtbaarheidssymbool en symbool van leven en geluk, werd in mijn geest een libretto voor een opera over alle filosofen die hun gedachten als herdershonden op de mensheid af stuurden.

Wodan af, af Wodan schreef ik boven een niet te stuiten woordenstroom, waarin Spinoza, Hegel, Nietsche, Heidegger, Husserl, Sartre, Foucault en Levinas dat aan wolven verwant ras op het publiek afstuurden, dat uit angst voor het opeten van hun eigen gedachten ze met brokjes hersens probeerden te slijmen. Adam, Eva, Kaïn en Abel (die in het Keltisch kruis zijn weergegeven als elkaars tegenpolen) riep ik erin op als mijn poezen, die ze de ogen zouden uitkrabben. Het zijn mijn gebakken sponzen, schreef ik wild, neem, eet en sterf oude gedachten, alle gedachten, ieder gelogen woord, nu de waarheid in jullie handen een mening is geworden en de onze gedresseerd wordt als wij die van jullie tot ons nemen. Vrijheid is een gestolen blik in jullie ogen, waarvan wij lezers helers worden. Enz. enz.

Na twee weken lang totaal niet geslapen te hebben, belandde ik op mijn flatje op de Weena in Rotterdam in een verschrikkelijke psychose. Mijn hoofd was op hol geslagen. Ik kon mijn gedachten nergens bij houden. Malend liep ik in mijn lange overjas door mijn appartement. Schreef de muren vol met spreuken om me te kalmeren, Megalomaan dacht ik dat ik Jezus was en overtuigde mijzelf daarvan door een scheur in de binnenvoering van mijn jas te ervaren als de plek waar het zwaard in de Mensenzoon werd gestoken. “Stop al het denken”, “Maak van het woord niet je vlees”, “Hang je hemd aan Zijn Kruis”, “Laat wat in het vat zit niet verzuren door erin te turen” en “Druk de hand van God naar beneden”.

Ik durfde de deur niet meer uit, want als ik buiten kwam greep het leven van iedereen me bij de strot. Hoe konden zij leven, vroeg ik me af. Hoe konden zij doorlopen, terwijl ik bij iedere stap de dood aan mijn zolen voelde plakken. Hoe konden zij melk kopen, terwijl ik verstijfde voor de stapel melkpakken; radeloos en wanhopig om me heenkijkend of iemand me kon vertellen hoeveel pakken ik moest meenemen. Hoe kon ik de sleutel in het sleutelgat krijgen, toen ik voor mijn voordeur stond. Hij droeg het kruis van ellende de berg op en ik wilde van het balkon springen om van mijn kruis verlost te worden. Op hetzelfde balkon waar ik de dag daarvoor meende de apocalyps te zien aankomen. Zwarte wolken pakten boven de Havenstad samen. Voor mij het teken dat de regering straks mij zou komen vragen als de Messias op te treden die de wereld zou redden van zijn ondergang.

De psychose duurde tot ik naar de Vrouw-uit-Klei keek, die me wees op mijn vitaliteit en mijn verantwoordelijkheid om het kind in me niet met het badwater weg te gooien. Het bracht me uiteindelijk weer terug tot wie ik was als tiener: een homo ludens op iedere gewillige schoot klimmend, met het lam in de houdgreep en een blik die volgens mijn oudste broer een sublimiteit verraadde aan beheersing van de hele situatie, omdat ik uitstraalde dat me niets kon gebeuren met twee broers boven me, die nu beiden dood zijn.


 

 

Het laatste oordeel

van het varken is bekend

voor wie hem gelooft

 

(In het script staat dat voor een complete catalogus van de hele geschiedenis Het Boek Na Alle Boeken door zijn poten wordt gedrukt in de nieuwe klei, met als werktitel: Rethinking Animal Farm. Waarin, als de klei is opgedroogd, op tafelen in gespleten hoefstrepen uit de doeken wordt gedaan dat het verhaal van de mensen uit is. Zijn Nawoord wordt door futurologen voorzien als het einde van het lezen om veranderd te worden en daarmee van het schrijven om verandering teweeg te brengen.)

 

Ons verhaal is uit

de mensheid verandert nooit

van zijn gedachten

 

(Het script spreekt voorts van een analfabetisering die, volgens moderne profeten, zal zorgen voor de emancipatie van alle on- en laaggeletterden en hen bevrijden van de repressie van de intelligentie, waarmee schrijvers en lezers in deze eindtijd tegen beter weten in op veranderingen aandringen.)

 

De openbaring

van de Hornbachman is de

tijdgeest van nu

 

(Het script meldt verder dat de echo van de Hornbachman met zijn selfmade-tattoo vastzit in de lucht en als hallucinatie daar permanent de volgende haiku uitzendt.)

 

het schrift kost ons de

drift, ergo, wie schrijft verwijft,

zijn tattoo verkwijnt

 

(het script eindigt met de mededeling dat het varken even de neiging krijgt om zijn tafelen naar de lucht te gooien. Maar dat zou het verhaal van de mensen weleens opnieuw doen starten. Wijs laat hij ze in de modder vallen en surft erop naar zijn kot.)

 

NAWOORD

Hedendaagse filosofen menen dat de hogere cultuur door een existentieel tekort van de mens ontstaat. In het midden latend of dat een tekort aan aandacht is voor ieder individu, groep of bevolkingsdeel of aan wederkerige liefde in de gehele samenleving van een vaderloze maatschappij. Negerend of dat tekort evengoed kan leiden tot verloedering, verschraling en verruwing van de gehele cultuur. Of dat het leidt tot cultuurloosheid, barbaarsheid en de rechtmatige eigenaardigheid van de grootste bek.

We zouden ons volgens hun profetie in de eindtijd van geloof, hoop en liefde bevinden, die gekenmerkt wordt door de voorkeur voor verbaal geweld verpakt in een absoluut recht op vrije meningsuiting. Met schelden heb je pas echt wat te melden, zou op basis van deze profetie de lijfspreuk worden die Hornbachmannen en -vrouwen op t-shirts, borst, buik en voorhoofd afdrukken, piercen of boren.

Wat daar van waar is, zijn we dagelijks getuige van. De media springen gretig in de bres die de ongelovige, hopeloze en liefdeloze massa als haar existentiele tekort uit met opgeblazen woede op alles wat allochtoon is . Vervuilen de ether met gekraai over een joods-christelijke traditie waarin de westerse beschaving gezien moet worden, die geen andere beschaving in haar buurten meer kan verdragen.

Politici tonen het grootste existentiële tekort: diepe spijt over het eigen beleid en een tomeloze woede over de feitelijke multiculturaliteit onder de bevolking. Ze verraden een schaamteloze onoprechtheid over hun feitelijk gebrek aan kennis van de materie en aan competentie om hierin conform de grondwet te opereren.

Ze gaan de massa voor in onwetendheid over de ander, hun woorden zijn in toenemende mate getuigen van een bodemloze domheid en een animal-farm-achtig denken. Het varken heeft dat door als geen ander.

in het script staat namelijk nog:

`Lezen is voor de dommen`, filosofeert hij op zijn lange tocht over het spreekwater dat uit blauwe buizen, kroegen en abrio’s stroomt, `want men leest om iets te weten wat men nog niet wist. Wie het weet mag het zonder dat blad voor de mond gewoon zeggen. Wie het zegt hoeft dus niet meer te schrijven. Wie wel en wie niet kan lezen horen het beiden toch. Wie zegt wat hij denkt, hoeft ook niet meer te denken. Voor wie denkt wat hij niet zegt, heeft het schrift helemaal geen waarde.`

Papieren domheid is volgens het varken de bananenschil van machthebbers die menen dat men meer gelijk is als men de taal van het volk spreekt, dat zelf maar wat watertrappelt in een oceaan aan onbelezenheid en onwelsprekendheid.

ps

Dit is voorlopig mijn laatste blog

Ik moet komende week me weer eens binnenste buiten keren voor de ogen van de ‘westerse medici’ die op zoek zijn naar celletjes, die mijn eindtijd kunnen inluiden. Ik hoop dat het schoon is van binnen, maar dat weet je nooit. Ik geloof er wel in en dat ik de week erna weer gewoon kan bloggen.

Groet ,

Marius van Artaaa


 

 

het varken dat de

golven maakte, wiens geest de

mensheid heeft bedacht

 

(in de varkenskop brengen twee dansers zwemmend de mensheid in gevaar, die zich verbeeldde onomkeerbaar geaggregeerd te zijn in een aan elkaar gehechte vaste stof; het plasma fysiek ontkennend waarin vrijwel alle materie zich bevindt en in de kern verbindt)

 

kijkt in de spiegel van

de lucht en knort tevreden

over zijn schepping

 

(zijn huid verkleurt, wordt marsepein; zijn haar versuikert in een rechterspruik; gnuift knorrend de mooiste te zijn op het land; het lekkerst als hij wordt geknuffeld en mag vernemen dat men hem wel zou willen opeten)

 

een lekkerder oor,

een scherpere neus en oog

en wellustiger

 

(hij duikt nog even kopje onder om gillend van de pret als een dolfijn een sprong te maken en met gestrekte poten over de opperhuid van de zee te lopen)

 

 

Rotterdam, Badkamer, 30 juni 2011


 

 

na adhesie en

rekking van de flardenmens

ontstaat bevolking

 

(twee dansers maken een compleet mens door samenleving in een bevolkte huid, die ontwaakt met een uitrekking in een oneindig lange boombast; de wortels vastzettend in de grond en de takken priemend in de hemel;  tussen hemel en aarde adem halend)     

het eerste mensbeeld

is een ongespleten reus

met kind als kuitschot

 

(de nieuwe stam danst als een Siamese tweeling die het hoofd bijeen trachten te houden, waarvan het lichaam in twee sexen uiteen dreigt te vallen; de scheiding van de sexen wordt in een dans verbeeld, waar de dubbele linker kuit door uitschiet)   

het kind wendt zich half

van de splijtende stam af

ziet wat zij niet zien

 

(na de open lucht baring van de eerstgeborene onder luid gejuich van de bladeren van de ouderlijke stam vervelt de binnenste twee flardenmens; uit het rechter en het linker buitenvel ontpopt de mannelijke danser zich, die zich meteen uit de voeten maakt als het kind zich van hem afbuigt naar de aarde en met dansende ogen, die alleen zichtbaar zijn voor wie daar in zijn eentje rondzwemt, zich vermaakt over de wondere buitenwereld die zijn mond doet opengaan)     

Rotterdam, Blijdorp, 28 juni 2011


zielspiraal

 

Zie voor het begin de eerdere blogs.

 

Kijk nu eens goed in het poppetje van het geestesoog, mevrouw,” raadt de klant haar aan met de kaft naar haar toe gekeerd. “Ziet u daar niet een spiraal doorheen knallen van de geschiedenis van de aarde zelf? Het Holoceen (de aardperiode waarin de oudste menselijke beschavingen die we kennen zijn ontstaan, dat het bovenste uiteinde vormt van de spiraal) is maar een richeltje in het gesteente van de tijd. Dit monument voor de relatief late, maar ook snelle hegemonisering van de aarde door de mens na de ellenlange weg van de eerste mensachtigen naar de wetende mens, is een derwisj-dans van moeder aarde. Een strak gespannen veer van de leeftijd van het oppervlak waarin de grootste verhalen nog vastgeklemd zitten over de oorsprong en levensbronnen van alle voorzaten van mens en samenleving."

 

Hij vervolgt zijn betoog met een zoveelste kronkel, als de vrouw hem slechts kan aangapen. "Of zou het de ziel van moeder aarde zelf voorstellen, waarin alle levensbeginselen voorstoffelijk aanwezig zijn, en is het als zodanig in dat zwarte gat van ons geestelijk waarnemingsvermogen ingesnoerd. Moeten we ons een drager voorstellen die dat voor ons naar boven sjouwt? Leonardo da Vinci heeft trouwens zo’n drager ontworpen. Een apparaat met tandwielen, dat men nu voor een rekenmachine houdt. Leo meende dat de tijd ermee gekraakt kon worden. Vermoedelijk zag hij de tijd als een streng van vervulde levens en meende hij dat je die ‘zielen’ eruit kon persen. Zoals hij ook meende dat er ideale lichaamsmaten bestonden.”

 

Arme dwaas,” foetert ze, na een diepe zucht, op hem, “Zaligski heeft u aardig te pakken. Er is geen ziel waar een zetel is. God heeft ons een ziel als figuur gegeven om aan de eeuwigheid deel te kunnen nemen. De ruimte waar de tijd juist geen vat op heeft en omgekeerd. Zodat we elkaar daar zuiver geestelijk ontmoeten en geen lichaam meer de eenwording belemmeren noch bezoedelen kan.”

 

Voordat ze gaat huppelen, houdt hij haar voor dat de ziel als het innerlijk van de mens voor haar een lichtdicht ruimteschip mag zijn, die zelfs de tijd niet om zich heen verdraagt, maar voor een dichter is dat te banaal voor woorden. In een flits ziet hij de geologische tijd-spiraal het geestesoog geheel overschaduwen. Even overweegt hij haar die weg, die door onderzoek van het gesteente naar het huidige daglicht leidt en terug naar de duisternis van 4,5 miljard jaar geleden, niet als een springveer voor te houden, waar de ziel in ongekaarde staat tussen is geklemd.

 

Nee, peinst hij, ik moet er een map voor de ziel van moeder aarde van maken, die in de madonna van de Kelten nog herkenbaar is. Waardoor ze wellicht gaat zien dat de grote verhalen, waar zij zich aan vasthoudt, al eeuwen voor de eerste geschriften, rond gingen. Dat juist boeken als de Bijbel te groot van tegenspraak zijn om waar te zijn. Terwijl het echte verhaal over de aarde zelf nog vol met raadselen zit. Zoals de cyclus van de aarde zelf, de beschavingen en die van het leven van de mensen nog steeds niet ontraadseld is en vooral waar ze op elkaar ingrijpen. Waardoor iedere schepping en zeker de literaire een poging is om het verhaal verder te vertellen, te ontraadselen waar we naar raden, uit te vertellen omdat we op een goed einde wachten.

 

Zijn woede over haar hoon dat De Zetel van Zaligski niets voorstelt in vergelijking met haar Jezus in het glas-in-lood-evangelie moet hij echter voorrang geven, maar wel zo beleefd als van een klant in een boekhandel verwacht mag worden.

 

U heeft geen idee, mevrouw, wat zij zetel noemt, waarom en voor wie. Als ik het lees, dan versta ik dat je toeschouwer bent als het gaat om het waarnemen van de ziel. Je doet daar niet zelf aan mee. Je kijkt in je geest hoe deze het oplost. Als ontspiegeld glas een stem horen zonder adem is gelijk aan jezelf in dat glas zien, terwijl het geen licht kan terugkaatsen.”

 

Nu wil hij wel even getuigen. “Nog nooit heeft een raak gekozen beeld van woorden me zo opgetild als deze regels. Alsof een gesteente van miljarden jaren terug me dat communiceert wat al die tijd als adem erin opgesloten was. Gefossiliseerde werkelijkheid, waarin de aarde als plaats voorafgaand aan de mensheid, bewoond werd door micro-organismen, wordt opeens een transcendente ervaring van een realiteit waarin de ziel bestaat door bedrog. Het is de trompe-l’oeil van onszelf. Wat niet zichzelf voorstelt en bedrog wordt genoemd, laat het gedicht ervaren als een hogere werkelijkheid. De ziel van dit gedicht tilt je op een wolk en als je je dat afvraagt is er slechts dat ver verwijderde gezicht erop, dat ieder oordeelsvermogen te boven gaat.”

 

Zij herhaalt ‘ieder oordeelsvermogen te boven gaat’. “Maar, dat is God”, zegt ze.

 

Hopeloos verloren, denkt de klant, maar hij houdt dat wijselijk voor zich. Enige kritische zin kan men ook niet van een gelovige in 1 Appel, 1 God en 1 Werkelijkheid verwachten. Met een joviale “doe hem ook de groeten van mij” banjert hij zonder af te rekenen met de bundel van Zaligski onder zijn arm de winkel uit.

 

Onderweg leest de man:

 

Ik ben

 

Voor wie de gestalte

geen schaduw geeft

 

het gewicht

geen getal heeft

 

het geestesoog

geen wenk beleeft

 

als het woord

in mij een wij weeft

 

zonder het verlangen

van de massa te delen

 

waar het van leeft

 

Een mooi gebrek aan gemeenschapszin, grinnikt hij in zichzelf en koestert de superioriteit van het individu dat zich een vriendje denkt, waar alle anderen zich een hele kosmos voorstellen tegen het alleen zijn en daar een onderwerping aan verhalen als voorschriften van het leven voor over hebben. Tot hij zich realiseert dat hij nog moet betalen en keert op zijn schreden terug.

 

Ziet u wel”, zegt de verkoper, “u kunt vergeten te betalen, maar zonder ziel zou u geen geweten hebben om terug te gaan in uw verleden en alsnog af te rekenen.”

 

Zo’n vriendje, dat oog heeft voor mijn reputatie, is inderdaad handig en Ziel is een mooie naam voor die ander in me, die zich met alles en iedereen kan verbinden, en het is meteen een fraaie stoel voor mijn denkbeeldige band met de bewoner van mijn binnenwereld. Zou ziel misschien een verbastering zijn van Zitstel, een reeds bezeten meubel? Ik denk het wel. Het ga u goed.” Met een onafgemaakte gedachtekronkel laat hij de man even verwonderd tussen zijn boekenkasten achter als hij was toen hij binnenkwam met de vraag of hij een ziel voor hem had.


zielnul


 

De man kijkt hem onderzoekend aan. “U mist een ziel?”, vraagt hij lichtelijk verwonderd, “heb ik dat goed verstaan?”.

 

Ik heb er geen, inderdaad, maar missen?, vraagt de klant, “ dan moet ik hem eerst kennen en dat is het probleem. Ik kan me er geen voorstelling van maken. Ik dacht altijd dat het een ander woord is voor mens of voor zijn suprême investering in een prachtwerk. Tot mijn buurvrouw me aansprak over een ziel als een onstoffelijk voertuig, orgaan of medium. Die notie mis ik.”

 

Ah, dat mist u!”, grijnst de winkelier, “u heeft geen idee wat het is en u dacht: laat ik eens bij die christelijke boekhandel op de hoek vragen naar zo’n ziel. Alsof wij een handel in geloofsartikelen zijn en van ieder concept een tastbaar object in huis hebben, waarvan u maar de naam hoeft te noemen en wij kunnen het u in alle merken leveren. Maar zo werkt het niet, vriend. Geloof verkopen we niet. Wel de tekens, de vingerwijzingen of liever de hints.”

 

De klant knikt beleefd en bladert wat in een dichtbundel getiteld Geen ziel te bekennen. “Die dichteres komt enigszins in de buurt van wat de grote godsdiensten onder de ziel verstaan, maar ik kan u geen garantie geven dat het algemeen geldig is”, waarschuwt hij hem, “Christenen, joden, hindoes en moslims zijn nogal verdeeld over de ziel zelf en de verhouding tot lichaam en geest.”

 

Al kletsend over de sterfelijkheid van ziel en lichaam, de onsterfelijkheid van de geest, de tijd en plaats die de mens is gegund om zijn ziel als het schoonste deel van zichzelf tot uitdrukking te laten komen, zoekt de verkoper in de bundel van een zekere Zaligski naar het meest treffende gedicht. “Kijk hier op pagina 15”:

 

Zetel

 

waar mijn ziel is,

reikt geen bloot oog

mij als vanzelfsprekend aan

 

zonder een waar te nemen lichaam

en ook geen stem,

al open ik ieder raam,

geen speld te horen,

geen spatje licht

 

te zien en toch spreekt

een onherkenbaar ver gezicht

mij aan, voordat ik het merk is het uitgewist,

 

als ontspiegeld glas bedroog

het mijn verrekte geest

met een stem zonder adem

 

 

Zo, dat is andere koek,” kijkt de klant verrast op, “iets wat je niet kunt zien, spreekt je aan als beeld, bedriegt je geestesoog met het horen van je naam verrekt daardoor je geest en op die grond leeft de ziel.”

 

Volgt je op je stramme schreden in je verleden”, lijkt de verkoper te zeggen.

 

Pardon”, protesteert de klant beleefd, “wat bedoelt u daarmee?”

 

Ik had het tegen mijn vrouw”, verontschuldigt de man zich , “Volk, riep ik, of je met je stramme leden naar beneden zou willen komen. Zij is meer thuis in spiritualiteit dan ik, moet ik helaas toegeven. Ah, daar is ze al. Mijnheer hier wil het fijne van de ziel weten. Kun jij hem misschien helpen?”

 

Ze steekt haar hoofd om het hoekje en roept: “ik kom zo, hoor”. Even later komt ze naar hem toe. Zoals veel wedergeboren christenen heeft ze haar haar strak achterover gekamd en in een knotje achterop haar hoofd opgerold. Haar gezicht is zo maagdelijk wit en zo vriendelijk, dat ze hem daardoor een ogenblik geheel voor zich inneemt.

 

(wordt vervolgd)


ziel

Kwijt 


Doe maar 
net alsof hij 
in het ondiepe 
van je ziel 
recht op 
wacht staat 

 
om niet   

zomaar 
een ziel 
zonder maag 

met
plichtsbesef. 





Uit: Het laatste woord


(Een feuilleton voor bijna doden,wier leven pas verassend echt wordt als de ziel gedacht wordt als de ander.

Zoals een kind imaginaire vriendschappen onderhoudt en in stoffen knuffels onmisbare liefdesobjecten projecteert.

Wetend hoe arm we cultureel leven, maar dapper weigerend dat dit aan de geest zou liggen.

Neurotischer kan een samenleving niet zijn, die van de liefde alleen begeerte kan verstaan en de dood aanvaardt zodra het verlangen nooit meer bevredigd wordt.)