Post Tagged ‘postklassiek’


harnasstand

De natuur, van oudsher gevreesd, is door toenemende kennis zowel buiten het lichaam als erin rondtierend in een ander daglicht geplaatst. Over het Es horen we nog slechts een enkele echo. De driftenleer heeft het tegen de temperamentenleer (de voorloper van de hormonenleer) afgelegd. Het allesomvattende van de sexualiteit is in de kern gesplitst. Eros, die de lust tot liefde verheft, noemt men het letterlijk sexuele deel en Thanatos, die de angst voor de dood tot zwijgen brengt, het letterlijk agressieve deel. De drift om te leven en om te doden is van een moeten een willen geworden in de voortgang van het denken over de mens en zijn innerlijk gedrag. De eigen emoties zien we meer en meer als onze ware natuur onderkend worden tegenover de ratio die de samenleving en de cultuur kenmerkt.
 
De vraag wat er in iemand omgaat, waar zijn gedrag uit voortkomt en of hij daar wat aan kan doen, wordt met steeds meer nuances beantwoord. In de drang om behoeften te bevredigen, lusten bot te vieren, zich te ontladen dan wel in de druk zich vooral te beheersen zien we de maatschappij en de cultuur in ons strijden om de macht over de natuur. De psychologisering van de natuur, waardoor sexuele energie bewust wordt ervaren als een werkzame stof die ons schaamteloos maakt, verwijst zowel naar de hel waarin men al copulerend opbrandt als naar het vuur dat ons doet vlammen tot grote hoogten.
 
In de postklassieke mens huist nog de geest van de oudheid, dat zien we in de werelden die hij bouwde in het innerlijk en het uiterlijk landschap. In het Europese landschap, de tuin, het huis, de keuken, overal vinden we antieke beelden, patronen en symbolen naast de heilige beelden, prenten en voorwerpen van het christendom. Het vasthouden aan de eerste periode van de Westerse beschaving zien we vooral in de Renaissance alles doordringen dat als hogere cultuur onderscheiden wordt. Eros en Thanatos worden verzield in beeldende en muzische kunsten.
 
De drie standen, die vanaf de middeleeuwen onderscheiden worden, symboliseren het ideaal van een aan het Uber-Ich onderworpen wereld. Cultuur en maatschappij nestelen zich in lagen. Het primitieve Es identificeert men als de psyche van de gewone bevolking, de massa die niet meer bezitten dan hun lichaam en geestelijk niet verder ontwikkeld zijn dan pratende dieren. Het Ego, dat zijn wil oplegt aan het Es, is het ik van de heer, dat verwijst naar het bezit van hogere vermogens en beheersing van zichzelf. Het Boven-ik, dat die vermogens overstijgt, zetelt in de bijna onaardse figuren van bedelmonnikken, heilige ordestichters en onthechte leiders (pausen, priors en predikanten), die niet alleen zich sexueel weten in te houden, maar ook geen materiële bezitsdrang kennen.
 
De geestelijkheid, 2% van de bevolking, en de adel (3%) delen de macht in de maatschappij met de gewone bevolking (95%) in Staten. Ongeveer 10% van de samenleving is geletterd en heeft exclusief toegang tot het schrift. Zij monopoliseren de kennis van het goed en het kwaad, waarmee het Boven-Ik het zelfbewustzijn constitueert. De adel deelt het Ego met de seculieren onder de geestelijken. De vrijen onder de gewone bevolking, die eigen bezittingen hebben, worden door hen aan de hand genomen. De standenmaatschappij heeft zich tot ver in de twintigste eeuw weten te handhaven als een kastensysteem, waardoor fenotypische figuren zijn ontstaan van de adel en de notabelen, de vooraanstaande burgerij, die in spraak en gedrag zich aan elkaar spiegelen.
 
Je bent je familie, je stand of je streek al naar gelang je voor de ander herkenbare trekken hebt. Het juist geplaatst worden in de orde van je afkomst moet je op je plek houden, in een harnas (qua kleding, spraak, houding, gedragingen en opvattingen) dat geen verrassingen mag bevatten en je voorziet van direct begrip voor je eigenaardigheden. De continuïteit in clangedrag bepaalt je normaliteit, hoezeer je dat voor je intimi ook mag doorbreken, buiten die kring speel je het spel mee voor het comfort dat het oplevert. Hele koningshuizen putten zich uit in het in het openbaar handhaven van de corporate identity of The Royal Family, wat bij menig afzonderlijk lid leidt tot diepe verzuchtingen, depressies en andere pijn aan de ziel.


eshoofd
 
de natuur in ons draagt sinds freud de naam es. dat hij het duitse woord voor “het” gekozen heeft, doet vermoeden dat hij de borrelende pot met driften zeer letterlijk nam en daarmee de chaos zag als een vulkanische bedreiging. de pasgeboren mens, de eerste op aarde tot en met de laatst geborene, is een bedreiging voor de maatschappij en de cultuur. zolang hij zichzelf niet bewust is, lopen hij en zijn omgeving levensgevaar.
 
de eerste identiteit van de mens die pschoanalytici toeschrijven aan zowel de oorspronkelijke staat van de mens in de evolutie als in de persoonlijkheidsontwikkeling van de pasgeborene is een associatie met een moeras, die doet denken aan zowel de vijver van darwin als een heksenketel. een associatie die niet stopt bij de metafoor zelf. men ziet in die zelfbedachte spiegeling van wie men oorspronkelijk is, een onweerlegbare realiteit.
 
die allegorische realiteit is de dodelijkste valkuil die we ons kunnen verbeelden: een peilloos diepe afgrond, een zompig moeras, een spuwende vulkaan. dat es heeft ons in het beschavingsproces flink geholpen om geen hoge dunk van onszelf te hebben, maar tegelijk ons opgescheept met een lichaam dat we verachten, wantrouwen en haten.
 
het es treffen we in de beleving van de middeleeuwse mens aan als een zak vol vuil en drek. het is een negatief bewustzijn van zijn ware aard, geheel in lijn met de verachting van het lichaam door paulus, augustinus en alle geestelijke leiders in onze geschiedenis. het vroege christendom was er door geobsedeerd en zag zich primair voor de taak gesteld het zwakke vlees te bestrijden. een mens die zijn natuur weet te onderwerpen aan zijn wil er geen gehoor aan te geven is een ideaal dat diep geworteld is in het cultuurpessimisme van de postklassieke wereld.
 
in die periode (ongeveer 250 tot 750) stort het romeinse en het perzische rijk in en komen het christendom en de islam als nieuwe alles omvattende gestalten op. het is niet zozeer een breuk met het verleden alswel een “remaking of the past”, waardoor de ondergang tevens een herrijzenis is. een ebbende klassieke onderstroom blijft tot de dag van vandaag de postklassieke vloed beinvloeden. wie kan schrijven put zich uit om elk puzzelstukje van het verleden aandacht te geven. hetzelfde verhaal wordt steeds opnieuw verteld en de waarheid ervan wordt in allerlei kunstvormen uitgebeeld en vastgelegd om zich geen ander beeld te kunnen vormen.
 
de naakte aap is het meest voorkomende thema in de 20e eeuw en culmineert zowel symbolisch als letterlijk in het kapitale es-hoofd van de meest zelfoverschatte kunstenaar aller tijden. het is een identiteit waarin we de essentie van het voortdurende leven bij voorkeur preserveren…