
De beperking van het inzicht ‘Ik denk dus ik ben’ is dat het alleen een onbetwijfelbaar argument voor ons bestaan biedt op basis van ons denkvermogen. Het bewijst niets van het bestaan van de wereld, zoals het voor Descartes niets bewijst van het bestaan van zijn lichaam. Had Descartes niet verder moeten gaan met zijn radikale twijfel, dat ons het modernisme in de schoot wierp?
Hij had dat gekund, want door over het bestaan te blijven twijfelen had hij verder kunnen komen dan alleen de vaststelling van een denkend ding, een denkende entiteit op zich. De brug die hij sloeg tussen ‘denken’ en ‘zijn’ was nog maar een plankje. Je zakt er zo doorheen als je je afvraagt of het feit dat je kunt denken door een entiteit het bestaan van die entiteit bewijst. Hij had eigenlijk nog maar een veronderstelling in handen dat denkende wezens moesten bestaan, maar nam dat te snel voor waar aan en betwijfelde slechts dat ze een fysieke zelf hadden of wat voor vorm dan ook nodig hadden.
Nietzsche pakt het plankje in ‘Voorbij Goed en Kwaad’ op en vraagt zich af dat als ik degene ben die denkt, dat er dan in de eerste plaats iets moet zijn dat denkt. Vervolgens stelt hij dat denken een activiteit veronderstelt en een effect van een ‘zijn’ dat als de oorzaak ervan wordt beschouwd. Dus dat er een ‘ik’ verondersteld moet zijn en tenslotte, dat ik weet wat denken is. Dat wil zeggen dat reeds bepaald is wat met denken bedoeld wordt. Hij laat zien dat Descartes er niet in is geslaagd om volledig radikaal te blijven twijfelen en om door al zijn veronderstellingen heen te breken, waardoor zijn plank te kort is om van het denken naar het zijn over te stappen.
Door het breken van het plankje van Descartes lagen de vezels bloot, die stuk voor stuk plankjes waren waarover doorgedacht moest worden. Hij was de eerste die geen medelijden had met de magere denker, die toch de deur had geopend voor een rationalisme waar het modernisme uit geboren kon worden.
Nietzsche, de filosoof van de hamer (zoals hij zichzelf noemde), was wars van medelijden. Zijn inspirator, Arthur Schopenhauer, zag medelijden juist als een consequentie van zijn metafysica van de Wil. Hij poneerde het bestaan van een levenswil, die Nietzsche op zich als idee sterk aansprak. Hij verbond er echter andere ethische consequenties aan. Waar Schopenhauer pleitte voor een rustige, overdachte en beheerste levenshouding naar het voorbeeld van de griekse god Apollon, streed Nietzsche voor een onrustige, extatische, geestvervoerende en onbeheerste levenshouding, een veeleer ‘dionysische’ bevestiging van de levenswil. Hij belichaamde zijn strijdlustige concept met de Übermensch.
In die ‘bovenmens’ projecteerde hij het in de toekomst levende resultaat van de voortdurende bevestiging van de wil tot macht. Een held die ook zijn eigen noodlot wist te overwinnen. Waarvan de koning in het Epos van Gilgamesj droomde, werd bij Nietzsche een profetie waarin Zijn Held zich tot de huidige mens verhoudt zoals de huidige mens zich tot een aap verhoudt. Een alles en iedereen overheersend wezen, omdat de mens onderworpen is aan krachten die sterker zijn dan hijzelf.
Bij Breivik lijkt de Übermensch van het woord van Nietzsche vlees te zijn geworden. Zijn warsheid van medelijden en zijn wil tot macht over alles en iedereen die niet in de kracht van zijn waarschuwingen gelooft en daarmee niet de daadkracht toont die hij wil laten zien als noodzakelijk voor zijn missie, maken die schijn bijna geloofwaardig. Echter Nietzsche was een aanvaller van heersende ideeën – inclusief die van hemzelf. Breivik is slechts een narcist, die niet tegen afwijzing bestand is en zeker niet in staat is om radikaal te beweren dat God dood is.
Waar Nietzsche in ‘De Vrolijke Wetenschap’ stelt dat de mens God heeft vermoord, grijpt Breivik naar de lus die de God der Wrake de joden en christenen voorhoudt in hun oude boeken. Juist de ‘levensontkennende slavenmentaliteit van de joods-christelijke traditie’ is voor Nietzsche iets wat men verre van zich dient te werpen. Bij hem lezen we voor het eerst een analyse dat die slavenmoraal, ontstaan als verzet tegen de heersende orde, een moraal is die men zich laat opdringen. Hij poneert dat we ons de heersersmoraal moeten eigen maken. Volgens hem is dat de moraal die zonder invloeden van buitenaf ontstond.
De verbeelding brengt hij aan de macht, ver voor de jaren zestig toen de jeugd de slavenmoraal zat was die in het patriarchaat zich voortdurend tegen de heersersmoraal keert. Volgens Nietzsche is de heersersmoraal weggelegd voor degenen die zichzelf als sterk, mooi en voornaam zien. De slavenmoraal staat voor hem symbool voor alles wat zwak is, maar vooral sluw.
Zijn spel met het omkeren van de verhouding van de mens tot zichzelf doet mij denken aan twee ogenschijnlijk parende vliegen, waarbij het ene insect het andere aan zich onderwerpt door hem of haar zijn levenswil op te leggen. Het plaatje verbergt dat de onderliggende partij de ander het werk kan laten doen, dat beiden genot kan brengen en de held de kop kan kosten als de inspanning om die ander eronder te houden hem opbreekt omdat zijn levenswil geen andere inhoud heeft dan die van de ander. Want een heersersmoraal is alleen mogelijk als er anderen zijn die zich laten overheersen en daarin zich ook een heerser voelen over wat die heerser nodig heeft om de held uit te hangen.
Het laat ook zien hoe de huidige politiek mensen verleidt om de held uit te hangen door zich boven de ander te stellen, die zich aan hun staat moet onderwerpen, zonder een ideologie te kunnen formuleren die hen daadwerkelijk boven de ander doet uitsteken en die ze door hun wilskracht ook weten te realiseren.
Het begeren van het premierschap was bij Balkenende al een leeg vat gebleken. Ook Rutte jubelde van trots dat hij nu toch maar de eerst verantwoordelijke was en nu de boel zou vernieuwen conform de wil van het volk zonder tot nog toe daadwerkelijk iets nieuws te brengen. En Wilders staat al een tijdje te trappelen om mee te tellen, waarbij steeds meer van zijn eisen uit zijn broekzakken vallen.
Pim Fortuyn ging hen hierin voor door zich sluw te bedienen van de gevoelens van het volk dat de achterlijkheid van de ander zat was om al hun stemmen te verwerven, zodat hij premier van Nederland zou worden en dit zo kaal begeerde dat hij al pronkte met die veren voordat hij die macht had. Toen hij verkozen werd als lijsttrekker salueerde hij met At your service op zijn lippen. Eenmaal in Rotterdam om de tafel zittend leverde hij al vrij snel de scherpste programmapunten in om aan het college te kunnen deelnemen.
De heersersmoraal is een verslaving-aan-het-heersen-moraal geworden, waarin men zich gek kan laten maken van het wantrouwen dat een ander jouw macht wil afpakken. Dat zien we in een aankondiging van de film La Conquête terug, die de blogger Paul 1987 vandaag introduceert.