Archief voor de ‘Filosofie’ Categorie


Vandaag heb ik me weer verbijsterd over het zogenaamde feit dat ik besta.
De onwaarschijnlijkheid dat ik een wezen ben dat deel uitmaakt van een immens heelal kan ik opeens niet meer weerleggen.
Het is niet te geloven dat ik in deze tijd en op deze plek leef.

Voor mij niet, terwijl ik weet dat het wel zo is, kan ik de vreemdheid van mijn uniciteit niet ontkennen.

Dat de wereld een werkelijkheid is, zichtbaar voor mij en ook zonder mij niet voorbij is, is volstrekt onverklaarbaar als ik me er niet mee verzoen dat ik slechts een vezeltje van de stoffering ben die vergaat.

Is het wel waar?
Ben ik wie ik ben?
Ik druk mijn hoofd tegen het raam.
Door het koude glas besef ik het waarschijnlijke.
Hoewel ik twijfel of zo’n ervaring niet een waan is.

 


panthe-bloost

Gevangen in het net van plaats en tijd
spint zij haar draden met oneindig geduld
een leefwijze om niet te moeten wachten
op een liefhebber voor haar schat

Als schaduw van de twijfel
wekt haar naaktheid onverhuld afschuw
ligt zij in het midden van alle gedrukte leugens te zonnen
heb je een paard nodig om te kunnen vluchten als je haar spreekt

Zij die de duivel doet blozen
de veiligste leugen is, de kreet van ieder
ouder dan de rotstekening
is het spel van een enkeling

Zij verdwijnt als ze te dicht benaderd wordt
groeit omdat men haar groot maakt
wordt tevergeefs in graven meegenomen
in de broze armen van dichters getroost

Onveranderlijk is zij dood en mag je hopen
dat zij in de kist van een schilder begraven is


De beperking van het inzicht ‘Ik denk dus ik ben’ is dat het alleen een onbetwijfelbaar argument voor ons bestaan biedt op basis van ons denkvermogen. Het bewijst niets van het bestaan van de wereld, zoals het voor Descartes niets bewijst van het bestaan van zijn lichaam. Had Descartes niet verder moeten gaan met zijn radikale twijfel, dat ons het modernisme in de schoot wierp?

Hij had dat gekund, want door over het bestaan te blijven twijfelen had hij verder kunnen komen dan alleen de vaststelling van een denkend ding, een denkende entiteit op zich. De brug die hij sloeg tussen ‘denken’ en ‘zijn’ was nog maar een plankje. Je zakt er zo doorheen als je je afvraagt of het feit dat je kunt denken door een entiteit het bestaan van die entiteit bewijst. Hij had eigenlijk nog maar een veronderstelling in handen dat denkende wezens moesten bestaan, maar nam dat te snel voor waar aan en betwijfelde slechts dat ze een fysieke zelf hadden of wat voor vorm dan ook nodig hadden.

Nietzsche pakt het plankje in ‘Voorbij Goed en Kwaad’ op en vraagt zich af dat als ik degene ben die denkt, dat er dan in de eerste plaats iets moet zijn dat denkt. Vervolgens stelt hij dat denken een activiteit veronderstelt en een effect van een ‘zijn’ dat als de oorzaak ervan wordt beschouwd. Dus dat er een ‘ik’ verondersteld moet zijn en tenslotte, dat ik weet wat denken is. Dat wil zeggen dat reeds bepaald is wat met denken bedoeld wordt. Hij laat zien dat Descartes er niet in is geslaagd om volledig radikaal te blijven twijfelen en om door al zijn veronderstellingen heen te breken, waardoor zijn plank te kort is om van het denken naar het zijn over te stappen.

Door het breken van het plankje van Descartes lagen de vezels bloot, die stuk voor stuk plankjes waren waarover doorgedacht moest worden. Hij was de eerste die geen medelijden had met de magere denker, die toch de deur had geopend voor een rationalisme waar het modernisme uit geboren kon worden.

Nietzsche, de filosoof van de hamer (zoals hij zichzelf noemde), was wars van medelijden. Zijn inspirator, Arthur Schopenhauer, zag medelijden juist als een consequentie van zijn metafysica van de Wil. Hij poneerde het bestaan van een levenswil, die Nietzsche op zich als idee sterk aansprak. Hij verbond er echter andere ethische consequenties aan. Waar Schopenhauer pleitte voor een rustige, overdachte en beheerste levenshouding naar het voorbeeld van de griekse god Apollon, streed Nietzsche voor een onrustige, extatische, geestvervoerende en onbeheerste levenshouding, een veeleer ‘dionysische’ bevestiging van de levenswil. Hij belichaamde zijn strijdlustige concept met de Übermensch.

In die ‘bovenmens’ projecteerde hij het in de toekomst levende resultaat van de voortdurende bevestiging van de wil tot macht. Een held die ook zijn eigen noodlot wist te overwinnen. Waarvan de koning in het Epos van Gilgamesj droomde, werd bij Nietzsche een profetie waarin Zijn Held zich tot de huidige mens verhoudt zoals de huidige mens zich tot een aap verhoudt. Een alles en iedereen overheersend wezen, omdat de mens onderworpen is aan krachten die sterker zijn dan hijzelf.

Bij Breivik lijkt de Übermensch van het woord van Nietzsche vlees te zijn geworden. Zijn warsheid van medelijden en zijn wil tot macht over alles en iedereen die niet in de kracht van zijn waarschuwingen gelooft en daarmee niet de daadkracht toont die hij wil laten zien als noodzakelijk voor zijn missie, maken die schijn bijna geloofwaardig. Echter Nietzsche was een aanvaller van heersende ideeën – inclusief die van hemzelf. Breivik is slechts een narcist, die niet tegen afwijzing bestand is en zeker niet in staat is om radikaal te beweren dat God dood is.

Waar Nietzsche in ‘De Vrolijke Wetenschap’ stelt dat de mens God heeft vermoord, grijpt Breivik naar de lus die de God der Wrake de joden en christenen voorhoudt in hun oude boeken. Juist de ‘levensontkennende slavenmentaliteit van de joods-christelijke traditie’ is voor Nietzsche iets wat men verre van zich dient te werpen. Bij hem lezen we voor het eerst een analyse dat die slavenmoraal, ontstaan als verzet tegen de heersende orde, een moraal is die men zich laat opdringen. Hij poneert dat we ons de heersersmoraal moeten eigen maken. Volgens hem is dat de moraal die zonder invloeden van buitenaf ontstond.

De verbeelding brengt hij aan de macht, ver voor de jaren zestig toen de jeugd de slavenmoraal zat was die in het patriarchaat zich voortdurend tegen de heersersmoraal keert. Volgens Nietzsche is de heersersmoraal weggelegd voor degenen die zichzelf als sterk, mooi en voornaam zien. De slavenmoraal staat voor hem symbool voor alles wat zwak is, maar vooral sluw.

Zijn spel met het omkeren van de verhouding van de mens tot zichzelf doet mij denken aan twee ogenschijnlijk parende vliegen, waarbij het ene insect het andere aan zich onderwerpt door hem of haar zijn levenswil op te leggen. Het plaatje verbergt dat de onderliggende partij de ander het werk kan laten doen, dat beiden genot kan brengen en de held de kop kan kosten als de inspanning om die ander eronder te houden hem opbreekt omdat zijn levenswil geen andere inhoud heeft dan die van de ander. Want een heersersmoraal is alleen mogelijk als er anderen zijn die zich laten overheersen en daarin zich ook een heerser voelen over wat die heerser nodig heeft om de held uit te hangen.

Het laat ook zien hoe de huidige politiek mensen verleidt om de held uit te hangen door zich boven de ander te stellen, die zich aan hun staat moet onderwerpen, zonder een ideologie te kunnen formuleren die hen daadwerkelijk boven de ander doet uitsteken en die ze door hun wilskracht ook weten te realiseren.

Het begeren van het premierschap was bij Balkenende al een leeg vat gebleken. Ook Rutte jubelde van trots dat hij nu toch maar de eerst verantwoordelijke was en nu de boel zou vernieuwen conform de wil van het volk zonder tot nog toe daadwerkelijk iets nieuws te brengen. En Wilders staat al een tijdje te trappelen om mee te tellen, waarbij steeds meer van zijn eisen uit zijn broekzakken vallen.

Pim Fortuyn ging hen hierin voor door zich sluw te bedienen van de gevoelens van het volk dat de achterlijkheid van de ander zat was om al hun stemmen te verwerven, zodat hij premier van Nederland zou worden en dit zo kaal begeerde dat hij al pronkte met die veren voordat hij die macht had. Toen hij verkozen werd als lijsttrekker salueerde hij met At your service op zijn lippen. Eenmaal in Rotterdam om de tafel zittend leverde hij al vrij snel de scherpste programmapunten in om aan het college te kunnen deelnemen.

De heersersmoraal is een verslaving-aan-het-heersen-moraal geworden, waarin men zich gek kan laten maken van het wantrouwen dat een ander jouw macht wil afpakken. Dat zien we in een aankondiging van de film La Conquête terug, die de blogger Paul 1987 vandaag introduceert.


Voor Descartes was blijven nadenken van levensbelang. Het inzicht dat je door het denken met zekerheid je bestaan kunt vaststellen hielp hem van een groot deel van zijn twijfels af, waaronder de waan dat een demon weleens al onze waarnemingen zou kunnen manipuleren. Maar (be)twijfelen bleef zijn tweede natuur. Over alle menselijke waarnemingen twijfelen was zijn eten en drinken.

Op zijn veertiende wist hij zijn leraren ervan te overtuigen dat hij het beste kon leren als hij in bed mocht blijven liggen om na te denken. Heel zijn verdere leven heeft hij deze methode van in bed liggen denken volgehouden. Tot hij in 1648 door koningin Christina van Zweden verzocht werd naar Stockholm te komen en in 1650 aldaar overleed aan een longontsteking. Volgens tijdgenoten doordat hij niet aan het koude klimaat kon wennen en de koningin hem dwong om vijf uur in de ochtend op te staan om haar les te geven.

Voor Descartes was de subjectiviteit van de menselijke waarneming naar zijn eigen bevindingen een feit. Hij achtte deze zo onbetrouwbaar dat men aan de door de mens waargenomen werkelijkheid voortdurend kan twijfelen. En wat betwijfeld kan worden, moet worden afgewezen. Bewijsvoering moet plaatsvinden op basis van onbetwijfelbare argumenten.

Met ‘Ik denk, dus ik ben’ als axioma scheidt Descartes de geest van het lichaam. Zijn gedachte-experimenten leiden tot die conclusie, namelijk dat het niet zeker is dat hij een lichaam heeft, maar wel dat hij een geest heeft. Waar de geest zich bevindt, kun je nooit zeker weten. Alleen dat die zich ergens bevindt en dus dat de geest bestaat.

Anders Behring Breivik heeft ook veel nagedacht, maar slikte de islamiseringsretoriek van populistische politici voor zoete koek en twijfelde niet aan de waarneming van een overspoeling door moslims. Hij had hen toch al zo vaak gewaarschuwd in zijn geschriften. Wie niet wil luisteren, moet het maar voelen. Hij wilde ontzag voor zijn waarschuwingen.

Hij scheidde helaas zijn eigen geest niet van zijn lichaam en bracht niet bijtijds de moed op om iedere door de mens waargenomen werkelijkheid te betwijfelen, zo ook de zijne en die van zijn vereerde politici niet. Integendeel, hij eiste als een roofdier hun leven op. Een mens zonder twijfels is een machine, een machinegeweer, een leger van automatische pistolen in zijn eentje.

Tijdens de reconstructie die de Noorse politie zaterdag samen met Breivik heeft gemaakt van de schietpartij op het eiland Utoya verstrekte hij ongevraagd alle details van zijn gruwelijke apocalypse en toonde op diverse plaatsen doodkalm hoe hij zijn wapens hanteerde. Geheel gevoelloos voor de gevolgen van zijn misdaden handelde hij als een charmante psychopaat. De reconstructie duurde acht uur. Al die tijd babbelde hij over zijn executies en het zou me niets verbazen als hij ze meenam in zijn waan dat Europa door een insectenplaag gestraft wordt. Dat hij ze voorhield dat moslims gezien moeten worden als kamervliegen die onze suiker stelen voor hun feest.


Op een oud plaatje uit 2009 leek hij nog in staat de kruimeldief te grazen te nemen. Om de tijd te doden, die hem zo dwars zat. Maar nog geen drie jaar later aarzelt hij en denkt na. Waarom, vraag je je af.

Wat precies door zijn hoofd gaat, is niet aan hem te zien. Maar hij heeft in die kale kop een begin gemaakt voor een beschouwing over leven, suiker en kogel. Dat behoort tot de mogelijkheden.

Tenminste, als we Descartes mogen geloven die op het idee kwam dat je over je twijfels heen kunt stappen. Domweg door je te realiseren dat je niet twijfelt over dat je twijfelt en dat dat inzicht betekent dat je bestaat louter vanwege die gedachte, die je de zekerheid biedt dat je twijfel onbetwijfelbaar is.

Wat onze nihilistische killer meteen tot een filosoof zou maken. Hem daarmee toegang biedt tot zijn eigen denken als een methode om alles te beschouwen en het geweer in te ruilen voor de pen.

Zodat hij gaat schrijven: ik denk dus ik besta. Ik besta door verder te denken dan wat ik zal doen, wat ik het beste kan doen, wat mijn keuzes teweeg kunnen brengen voor de vlieg, het klontje en de rest van de wereld. Ik besta dus sowieso voor die vlieg, voor het klontje en voor de rest van de wereld. Ongeacht of dat wederzijds is.

Hij aarzelt niet meer. Hij gelooft in zijn bestaan. Zelfs al zou al het andere afwezig zijn of hem de rug toekeren. Hij bestaat en dat is voorlopig voldoende voor hem. Hoop je.


Het aangeklede godje Krul heeft vanochtend me persoonlijk bedankt voor het engeltje op zijn hoofd.

Ik schrok m’n hoedje

dat krek op zijn vader leek

zoals het me scheen

uit ’t visserslatijn

en dat hij hoorde zeggen:

Ik ben het,  het Licht

Zijn vissenlippen

lispelen links dat het nu

eeuwig kerstfeest is

rechts zie je onder

zijn schedeldak hem zwijgen

over zijn adres

Ik wacht rustig af

tot hij weer een goede bui

heeft of ik hem straf