Een drieluik met het beeld als scharnierpaneel van mijn gedichten óp’ die van Sonja Pos. Zij overleefde de oorlog, maar kon niet loskomen van het verlies, wat een enorme verlatingsangst en schuldgevoelens teweegbracht, opriep of versterkte. Een thema waar Boudewijn Büch ook in verdwaald was.
Onverwacht (Sonja Pos, 1965)
nu toch nog onverwacht
midden op het meer verschuift
weer een ss-er achter het riet
kan plotseling een verdronken gek
worden opgespoeld
ontbonden of verrot
een suizend ruimteschip terug
komen tuimelen en haastig
nu ik niet wil kijken
hoe daar een aalscholver opduikt
een witte gillende vis in zijn bek
prevel ik bezweringen
prevel ik
ik ik prevel
ik
(Hier naar het plaatje kijken)
Schietgebed (Marius V, 1969)
een storm
steekt op
in haar glas
verschuift het riet
zet de ss-er in de zon
op het terras, geniet
ze van haar limonade
en de tijd voor een schot
voordat de vogel is gevlogen
heeft zij haar blik gelost
gunt hem geen genade
al prevelt hij, jij, jij, mijn God….
"Opa, Judith, Sam, Rebecca, Ronnie, tante Etty, oom Wolf en uw dochters, prevel ik innerlijk, ik heb alles opgeschreven. Nu voel ik mij heel alleen. Jullie zijn al zo lang weg. Ik was zo bang voor de liefde. (-) Eindelijk ben ik zover dat ik de werkelijkheid begin te aanvaarden zoals die is. Misschien ben ik toch nog heel geworden, heb ik mijzelf heel geschreven." (Uit: Daglicht, autobiografie van SP, Contact, 1994)