Archief voor de ‘De Schreeuw’ Categorie


Edvard Munch, De Schreeuw, 1895

Edvard Munch, De Schreeuw, 1895

Deze versie van de  Schreeuw heeft Munch in 1895 in tempera en potlood op karton  geschilderd. Tempera is een verfsoort, dat in Egypte is uitgevonden. Het wordt gemaakt door pigmenten in droge poedervorm te vermengen met eidooier en water. Rembrandt gaf daar ook vaak de voorkeur aan, vanwege de helderheid en transparantie van de kleuren. Deze Schreeuw is dan ook de meest kleurrijke versie, die Munch gemaakt heeft. Het is ook de enige versie met een door hemzelf geschilderde lijst. Waarop hij het gedicht schreef, dat hem ertoe inspireerde. Ook dat is weer een versie van een andere tekst, een fragment uit zijn dagboek van 1892, waarin hij op 22 januari, verblijvend in Nice, schreef:

Op een avond liep ik langs een pad, de stad bevond zich aan één kant en het fjord eronder. Ik voelde me moe en ziek. Ik stopte en keek uit over het fjord — de zon was aan het ondergaan, en de wolken kleurden bloedrood. Ik ervaarde een schreeuw die door de natuur trok; mij leek het dat ik de schreeuw hoorde. Ik maakte dit plaatje, schilderde de wolken als echt bloed. De kleur gilde. Dit werd De Schreeuw.

Frappant is dat Munch hier noteert dat hij in 1892 al de eerste versie schilderde. Terwijl de kunstgeschiedenis zijn werk dateert tussen 1893 en 1910. Wel heeft hij in 1892 zichzelf leunend op het hek geschilderd en dat werk De Wanhoop genoemd. Zie mijn vorige blog. Met zijn verwarrende notitie, waarin hij suggereert op de plaats en tijd van de gebeurtenis zelf zijn eerste versie te hebben geschapen, zou je kunnen zeggen dat Munch meteen een mythe baarde over het ontstaan van zijn werk.

Detail van de versie uit 1895

Detail van de versie uit 1895

Kijken we naar een detail van de versie op karton dan valt op dat een van de figuren op de achtergrond, net als Munch zichzelf in 1892 had geschilderd, op het hek leunt. In de latere versies staan deze figuren rechtop met elkaar te praten. In het gedicht, dat hij op de lijst aanbracht, spreekt hij van twee vrienden die door waren gelopen op het moment dat hij zijn pas inhield en uitgeput op het hek leunde. Hij spreekt hier niet over ziek zijn, maar over angst-trillingen. De schreeuw wordt hier ook van ‘gedaante’ veranderd in een oneindige schreeuw.

‘Ik wandelde over een pad met twee vrienden. De zon ging onder. Plotseling werd de lucht rood. Ik hield mijn pas in, voelde me uitgeput en leunde op een hek. Er waren bloed en tongen van vuur boven de blauwzwarte fjord en stad. mijn vrienden liepen door en ik stond daar trillend van angst – en ik voelde hoe een oneindige schreeuw door de natuur trok’

Er is nog een tekst, maar nu op de achterkant van het schilderij, geschreven en daarin omschrijft hij het tafereel weer op een geheel andere wijze.  Dat wil zeggen met andere bewoordingen:

Ik voelde een zweem van melancholie – ik stond stil, doodmoe. Over het fjord en de stad hingen bloed en tongen van vuur. Mijn vrienden liepen verder. Ik bleef achter. Trillend van angst voelde ik de grote schreeuw in de natuur.

Wat in alle uitleg in ieder geval de aandacht trekt, is dat de schreeuw niet uit de mond van het spookachtige figuur op de voorgrond opgetekend wordt; maar door de natuur trekt. Het spookje zelf schreeuwt niet. Hij legt juist zijn  handen tegen zijn oren omdat hij het geluid niet verdraagt en opent zijn mond zodat het zijn gehoor niet kan beschadigen. Met het oog op de juiste interpretatie en als bijdrage aan de kunsteducatie heb ik een versie van zijn schilderij gemaakt die accentueert wat Munch wilde uitdrukken. Door tussen de handen en de oren een pak watten aan te brengen is hopelijk het gat gedicht tussen Munchs bedoeling en de blik van generaties kunstkenners en liefhebbers van zijn werk, die ervan overtuigd waren, en nog zijn, dat het spookje zelf schreeuwt.  In het volgende blog zal blijken dat die betekenisverschuiving Munch niet echt dwars zat.

De Schreeuw zoals Munch hem beleefde

(wordt vervolgd)


Edvard Munch. De Wanhoop, 1892

Edvard Munch. De Wanhoop, 1892

In de kunstgeschiedenis komt het wel vaker voor dat een interpretatie het schilderij en alle gebeurtenissen eromheen mythologiseert. In het geval van de Schreeuw zien we dat al vanaf de oorsprong gebeuren. Alsof we daar meemaken wat vergelijkbaar is met de geschiedenis van het ontstaan van de bijbel. Iemand heeft wat gehoord, gezien of geroken en hangt het meteen aan een te grote klok.

Het begint eigenlijk al wanneer Edvard Munch het schilderij De Wanhoop in 1892 in Berlijn exposeert. De geschiedschrijvers spreken van een schandaal, Maar wat gebeurde er precies in 1892, toen een expositie van 55 werken van de Noor Edvard Munch in de Verein Berliner Künstler na 7 dagen al werd gesloten.

De jury vond het werk van Munch ‘afstotend, lelijk en ordinair’. Ze vond eigenlijk dat hij het niet netjes had geschilderd. Zijn best niet had gedaan. Er met de pet naar had gegooid. Dat vond ze zo schandalig dat ze de expositie niet wilde voortzetten. Ze wees als het ware Munch met zijn  hele expositie het gat van de deur. Vrijwel overeenkomstig de verbanning van de ‘enige mensen’ uit het paradijs.

Die opvatting van de jury werd echter niet gedeeld door zijn collega-kunstenaars. Dat kan, maar dan is die opvatting op zich nog geen schandaal. De jury-leden deden gewoon hun werk, lijkt mij. Men was het alleen niet met hen eens. Terwijl je toch wel grond kunt vinden voor hun afwijzing als je in aanmerking neemt dat Munch De Wanhoop wilde schilderen.

De scheiding der geesten leidde tot een eigen kunstenaarsvereniging om rellen over wat wel en niet goede kunst is te voorkomen of eigenlijk om de kunstenaar en zijn scheppingen nooit een strobreed in de weg te leggen. “De controverse daarover zou met medewerking van de Vereinigung der XI leiden tot het oprichten van de Freie Künstlervereinigung. Heel wat leden verlieten de kunstvereniging en werden lid van de ‘Freie Vereinigung Berliner Künstler’ en de ‘Vereinigung der XI’, waar buitenlands werk en vernieuwende kunst van eigen bodem kon worden geëxposeerd, zonder telkens een rel te ontketenen.”

Dat neemt niet weg dat Edvard Munch zelf ook niet zo tevreden was met zijn eerste poging om zo’n emotie als Wanhoop van het doek te laten afspatten. De idee aan een dergelijk schilderij (wat hij de Schreeuw zou noemen)  moet in de gedachten van Munch al gedwaald hebben toen hij ontspannen over het hek langs het pad leunde, dat naar het park op de top van de heuvel Ekeberg leidde.

Hier geeft de geschiedenis geen uitsluitsel over. Maar vermoedelijk zag hij op een latere datum kans om op dezelfde plek met dezelfde zonsondergang boven Oslo en het fjord iets te ontwaren wat hem de stuipen op het lijf joeg: een van bloed doortrokken hemel en tongen van vuur, die hem het gevoel gaven van een oneindige schreeuw die door de natuur trok. In ieder geval schilderde hij de beroemde Schreeuw met een spookachtig wezen op de voorgrond pas in 1894.

Edvard Munch, Schreeuw, 1894

Edvard Munch, Schreeuw, 1894

(wordt vervolgd)